In Zuidwest-Vlaanderen architectuursporen zoeken van avant-gardist Huib Hoste, aan de hand van plannen én nooit eerder getoonde meubelen: een culturele ontdekkingstocht.

Piet Swimberghe / Foto’s Oswald Pauwels en Paul Van Raefelgem

Wie kent de ‘rood-blauwe’ leunstoel van Gerrit Rietveld niet? Die houten fauteuil, opgevat als een kleurrijke steiger, staat in alle handboeken over twintigste-eeuwse meubelkunst. Zijn Vlaamse kompaan en tijdgenoot, Huib Hoste (1881-1957), geniet niet dezelfde internationale uitstraling. Het is de hoogste tijd om daaraan wat te doen. Dat gebeurt nu in Zuidwest-Vlaanderen, waar Hoste verbazend vroeg de architectuur van De Stijl introduceerde. Het cultuurfestival Anno’02 presenteert een tentoonstelling en een parcours langs zijn eerste modernistische creaties in Vlaanderen, een tocht door plaatsen waar je geen trendsettende architectuur verwacht: Wervik, Geluwe, Anzegem, Rumbeke en Zonnebeke.

Het verhaal van Huib Hoste leidt ons naar de wortels van de moderne vormgeving in West-Europa. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog (in 1910) tekent Vassili Kandinski zijn eerste abstracte aquarel en in 1913 schildert Kasimir Malevitsj zijn beroemd Zwart vierkant op witte fond: de abstracte schilderkunst was een feit. De nieuwe wind verspreidde zich snel over het hele continent. Tussen 1915 en ’17 ontstonden er in Nederland enkele groeperingen, niet zelden van theosofische inspiratie, die wat ze noemden de ‘abstracte realiteit’ genegen waren.

In de belangrijkste cirkel, verenigd in De Stijl, vinden we de tenoren Theo van Doesburg, Bart van der Leck, – de Belg – Georges Vantongerloo en Vilmos Huszar. Verscheidene aanhangers publiceerden in het tijdschrift van De Stijl, onder wie Piet Mondriaan en Huib Hoste. Hoste trok al in 1910 naar Nederland om er de architectuur te bewonderen van Hendrik Berlage, auteur van het beroemde beursgebouw in Amsterdam, en van de Amsterdamse School. In 1916 sloot hij vriendschap met de belangrijke modernistische architect Robert Van ’t Hoff die hem Frank Lloyd Wright leerde kennen. Vanaf 1914 verbleef Hoste in het oorlogsvrije Nederland en raakte meteen in de ban van de nieuwe vormentaal. Hoste publiceerde veel over moderne bouwkunst, hij verzorgde toen onder meer de architectuurrubriek van de De Telegraaf.

Het contact met De Stijl betekende een breuk met zijn persoonlijke verleden, want rond de eeuwwisseling bouwde hij nog neogotische woningen. Hij maakte dus niet dezelfde evolutie door als Henry Van De Velde die het modernisme ontdekte vanuit de art nouveau. Na de oorlog nam Hoste de nieuwe stijl mee naar huis, naar het verre Brugge waar er aanvankelijk amper belangstelling voor bestond. Zijn eerste creaties vinden we vooral in Zuidwest-Vlaanderen, in en rond Wervik waar hij aan moederszijde familie had die hem opdrachten toevertrouwde.

Tussen 1920 en ’22 organiseerde hij samen met de abstracte kunstschilder Jozef Peeters in Brugge drie congressen over moderne kunst. In 1924 werd het opvallend moderne Noordzeehotel gebouwd in Knokke (ondanks massaal protest wordt dat bijna zeker gesloopt, op dit eigenste ogenblik ligt het monument misschien al in puin). Intussen werd hij ook betrokken bij de heropbouw in de Westhoek en kreeg de kans om Zonnebeke, nabij Ieper, grotendeels modern herop te bouwen. In de jaren twintig realiseerde hij veel projecten die mijlpalen van de moderne architectuur in België werden, zoals het Zwart Huis in Knokke en de tuinwijken van Zelzate en Sint-Lambrechts-Woluwe. In 1928 stichtte hij het maandblad Opbouwen, waarin hij als hoofdredacteur de moderne kunst verdedigde. In de jaren dertig heroriënteerde hij zich meer naar het Franse modernisme en werkte zelfs samen met Le Corbusier aan het nooit uitgevoerde urbanisatieplan van de Antwerpse Linkeroever. Ook toen bouwde hij prachtige woningen met een vooruitstrevende architectuur, waarvan er enkele zijn bewaard in Brussel en Zele. Hoste was overal in het land actief en hanteerde internationale stijlnormen: zijn belang overstijgt dus het regionale niveau.

Zoals veel moderne bouwmeesters legde Hoste zich ook toe op interieurdecoraties. Voor zijn woning ontwierp hij – soms in samenwerking met beeldende kunstenaars – abstracte schilderingen en constructivistisch meubilair. Zo presenteerde hij op de beroemde Exposition Internationale des Arts Décoratifs van 1925 in Parijs een bureau-fumoir, ontworpen met de kunstschilder Victor Servranckx. Dat bijzondere ensemble werd trouwens met een gouden medaille bedacht.

Zijn meubelen werden nooit een massaproduct, maar doordat hij er vrij veel ontwierp voor zijn talrijke projecten, zijn er relatief veel bewaard. Van alle moderne Belgische architecten uit het interbellum blijkt hij een van de productiefste en veelzijdigste meubelontwerpers.

Zijn meubilair uit de jaren twintig leunt aan bij de vormentaal van De Stijl. Veel met kleurvlakjes verfraaide meubelen zijn nauw verwant aan de creaties van Gerrit Rietveld. Maar er is een essentieel verschil, Hoste distantieerde zich van Rietvelds ‘steigerstijl’. De bijna transparante meubelen van de Nederlander zijn opgebouwd uit latten, Hoste hield meer van massievere, ‘architectonische’ constructies. Graag integreerde hij het meubilair in een totaal decorum, waarvan zelfs de wanden en de plafonds abstract beschilderd waren. Op de tentoonstelling zijn daarvan fascinerende voorbeelden te zien, zoals de reconstructie van een wanddecoratie en de maquette van een beschilderd interieur uit Brugge. In dit soort werk ontpopte Hoste zich tot een beeldend kunstenaar, wat hem historische gezien een plaats geeft naast gerenommeerde figuren als Servranckx en Vantongerloo.

In de jaren dertig verliet Hoste deze constructivistische stijl voor een meer industriële vormgeving, hij voorzag zijn interieurs van buismeubelen, geheel naar de heersende mode. Hij is ook in die periode meubelen blijven ontwerpen. Het meeste materiaal op de tentoonstelling werd nooit eerder geëxposeerd en komt uit privé-bezit, wat het aanbod extra aantrekkelijk maakt. Maar er is meer. De tentoonstelling vindt plaats in Villa Eksternest in Rumbeke, een bungalow die tussen 1944 en ’47 opgetrokken werd naar de plannen van Hoste. Op de tentoonstelling krijg je ook nieuwe informatie over zijn biografie en interieurarchitectuur, veel daarvan werd vrij recentelijk ontdekt door de tentoonstellingsbouwer, architect Ann Verdonck, die tevens de puike interieurreconstructies realiseerde. Daarvoor werkte ze ook samen met het archief van de KULeuven, dat vrij veel materiaal van Huib Hoste wist te verzamelen.

Dubbel parcours

Anno ’02 pakt eigenlijk uit met een dubbel architectuurinitiatief, want behalve de tentoonstelling Huib Hoste in het Eksternest in Rumbeke, met bijbehorend parcours door Zuidwest-Vlaanderen langs gebouwen van de architect is er ook Atlas 2, een parcours langs de hedendaagse architectuur in diezelfde streek. Zuidwest-Vlaanderen telt immers veel woningen, kantoren, scholen, gemeentehuizen, musea en fabrieksgebouwen in hedendaagse stijl. Sommige realisaties zijn trouwens van gerenommeerde bouwmeesters, zoals Vincent Van Duysen, Jo Crepain, Stephane Beel en Johan Laethem. Anno ’02 houdt in september rond dit onderwerp een hele reeks rondleidingen (per fiets) in de regio’s Kortrijk, Tielt, Roeselare en Ieper. Het is raadzaam vooraf in te schrijven. Maar beide parcours kun je ook individueel bekijken, na het bestellen van de geïllustreerde gids.

Voor de inschrijvingen en de gidsen: Anno ’02, Oude Vestingstraat 15, 8500 Kortrijk, 056 25 20 02.

Voor de tentoonstelling over Huib Hoste moet je naar Het Eksternest, Bergstraat 27, Rumbeke. De tentoonstelling loopt van zondag 8 september tot zondag 13 oktober. Alle zondagen zijn er gratis gidsbeurten (om 14.30 en 16.30 uur). Tijdens de week (enkel van woensdag tot zondag) moet een bezoek aan de tentoonstelling telefonisch worden afgesproken: 051 24 33 88.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content