Wellicht het minst tastbare en afgelijnde van de Grote Gevoelens. Maar wel het meest balsemende, fascinerende en, zo lijkt het toch, levensnoodzakelijke. Want hoop doet leven. Of was het andersom ?

Weekend Knack

komt tot inkeer : een zomer lang bezinnen we ons elke week over een van de Grote Gevoelens. We beginnen hoopvol.

Bijna twee maanden hebben ze er gewoond. Als één gezin (vijftigkoppig en wereldwijd gerekruteerd dan wel) sliepen ze onder hetzelfde dak : dat van de Sint-Antoniuskerk in Gent, op de hoek van mijn straat. Goedlachse bondgenoten waren die gelegenheidsburen, in gedeelde sans-papierellende. Uitzichtlozer en ijler kan een leven amper worden, en toch hield de één dankzij de ander verbeten de rug recht en trots de kin omhoog. Zo gretig, groots én van nabij heb ik hoop zelden aan het werk gezien. Hoop op een mooier leven dan wat hun uitgeloot was. Hoop op beter, gewoon.

Een ander, maar heel wat legendarischer staaltje hoop werd vertoond door Christopher – Superman – Reeves, die tot zijn laatste adem bleef hopen dat zijn lijf op een dag weer de draad zou opnemen. Net zo indrukwekkend rolt de hoop van sportman Marc Herremans de spieren : de ex-triatleet traint sinds zijn ongeluk en rolstoel onverstoord voort, en wacht hoopvol de dag af waarop zijn benen weer zullen meetrainen. Al was de allereerste hoop die mij ooit van mijn sokken heeft geblazen er één in getoonzette en strak gechoreografeerde versie : hoe voluit het weesmeisje Annie haar liefde bezong voor Tomorrow, ik heb er nooit aan durven te twijfelen dat die only a day away was. Net zo opkikkerend als Dorothy in The Wizard of Oz wanneer ze zich sussend toezingt dat somewhere over the rainbow skies are blue, and the dreams you dare to dream really do come true. Of kijk gewoon naar een verliefde medemens om hoop in actie te zien : indrukwekkend hoe hoop een smachtend hart als een marionet doet dansen.

DOOS VAN PANDORA

Hoop is krachtig, en hoop doet goed. Zoveel is duidelijk. En te zeggen dat het al begon in ver vervlogen mythische tijden. Met Pandora, en met een doos die alle vloeken en een handvol zegeningen gekooid hield en die ze in naam van de mensheid niet mocht openen. Pandora kon net als Eva niet braafjes gehoorzamen, schoof het deksel nieuwsgierig open, en prompt vluchtte de hele, miserabele inhoud langs de kier gniffelend de wereld in. Verschrikt gooide ze het deksel dicht, en kon zo nog net één iets voor de mensheid redden : hoop. Zonder hoop zou de mens het ontsnapte onheil met andere woorden niet overleven. Of dat is toch de vriendelijke verklaring. De interpretatie kan ook somberder : de mensheid kreeg onheil over zich heen, alleen de hoop bleef gekooid. Anders gezegd : we kennen hoogstens valse hoop. Echte hoop, die is niet voor ons weggelegd. Op zijn minst vreemd, dat open en door de geschiedenis heen wisselend geïnterpreteerde einde.

Van Dale ontleedt het gevoel als volgt : “Wensende verwachting dat iets goeds, dat nog onzeker is en in de toekomst ligt, werkelijkheid zal worden”. Etymologisch zou een en ander sinds Middelnederlandse tijden verwant zijn met hoppen : ‘opspringen’ dus, naar beter en mooier. Hoop lijkt best wel in, zeker in de vorm van Witte Marsen die sinds een decennium een Belgisch begrip zijn. Wit als symbolische kleur voor de hoop, een trend die koningin Fabiola ooit nog als een statement had gelanceerd op de begrafenis van koning Boudewijn. De witte hoop van de marsen is er in elk geval een van een grootse omvang : hoop op een betere samenleving, hoop als een schild tegen onmenselijke oprispingen, als een wapen ook tegen angst.

LOSLATEN

En met angst raken we een van de essenties van het hoopconcept, zo meent de Nederlandse filosofe Miriam van Reijen, medeauteur van Emoties : van stoïcijnse apatheia tot heftige liefde. “Hoop is op zich een blij gevoel, prettig en krachtig ook”, zegt ze. “Maar hoop is tegelijkertijd zo ongelooflijk wankel, want kan alleen maar bestaan als er ook angst is. Hoop en angst gaan hand in hand. En nu eens drukt het een, dan weer het ander harder door. Het is altijd : óf het een, óf het ander. Het was Spinoza die zei dat hoop en vrees, als duo, het fundament vormen van elke religie, elke overtuiging, elk bijgeloof, elke sekte ook. Mensen zoeken daarbij gretig naar tekens waardoor ze mógen hopen, en bidden om datgene af te dwingen waarop ze hopen en af te weren wat ze vrezen. Zelfs in de diepste ellende blijft dan nog de hoop op ‘verlossing’ : na de dood, in het hiernamaals. Perfecte hoopantwoorden op angst.”

Iets wat elke gewiekste would-be goeroe trouwens ook wel begrepen heeft : met een krokant verhaal over hoop en verlossing, concreet vormgegeven door een verblindend Licht, krijg je zonder al te veel moeite een leger volgelingen in slaglinie. Is geloven dan synoniem voor hopen ? “Neen. Geloven gééft hoop. Geloven is de overtuiging, hopen is het blije gevoel dat eruit voorvloeit. Een student die gelooft dat hij een goed examen heeft afgelegd, hoopt op een goed resultaat.”

En doet hoop leven ? Speelt hoop een sleutelrol in geluk ? “Dat lijkt me overdreven”, meent van Reijen. “Omdat het een vrolijke emotie is, helpt het natuurlijk bij een gelukkige gemoedstoestand. Maar net omdat hoop zo labiel is, en gemakkelijk kan omslaan in angst, vind ik het best ook een riskante zaak. Hoop gaat over iets wat nú nog onzeker is, over iets waarvan je de afloop niet weet. En die afloop hangt grotendeels af van de context : je hebt het zelf niet altijd helemaal in handen. Filosofisch bekeken is het gevaarlijk om je geluk mee te laten afhangen van de context. Dan laat je beter los : niet hopen, en dus ook niet vrezen. Als je voortdurend hoopt dat je kinderen niets overkomt tijdens die fietsrit van school naar huis, dan slaat die hoop meteen om in een beklemmende angst als ze een kwartier te laat zijn. Terwijl je gewoon niet wéét op dat moment waarom ze te laat zijn. Het heeft geen zin om die onwetendheid in te vullen : niet met angst, maar ook niet met hoop.”

“Aanvaard dat je het niet weet, en ook niet kunt weten. Loslaten : dat zorgt voor een veel evenwichtiger leven. En nee, dat is geen verlammend fatalisme. Dat betekent niet dat je je eigen leven niet in handen mag nemen en gelaten moet afwachten. Het is zoals de stoïcijn Epictetus zei : ‘Geef me kracht om alles te accepteren wat ik niet kan veranderen, en net zoveel kracht om me honderd procent in te zetten voor dat waar ik het wél kan. En geef me daarbij de wijsheid om te onderscheiden wat wel en wat niet in mijn vermogen ligt’.” Op zijn minst geen eenvoudige opgave, begin er als simpele sterveling maar eens aan.

Maar dat hoop leven geeft, letterlijk dan, klinkt nochtans ook – voorlopig dan wel nog voorzichtig – uit wetenschappelijke hoek. Jerome Groopman, hematoloog en oncoloog en hoogleraar aan de Harvard Medical School, schreef een boek over De anatomie van hoop. “Geloof en verwachting – de voornaamste elementen van hoop – kunnen pijn blokkeren doordat ze zorgen voor het vrijkomen van endorfinen en enkefalinen in de hersenen”, schrijft hij. “Deze stoffen bootsen de effecten van morfine na. In sommige gevallen kan hoop bovendien een belangrijke invloed uitoefenen op vitale levensfuncties, zoals de ademhaling, de bloedsomloop en motorische functies. Wanneer je ziek bent, genereert hoop een soort domino-effect. Hoop zet een kettingreactie in gang, iedere schakel van die ketting maakt de kans op verbetering groter.”

Ook psychiater aan het UZ Gent professor Kees Van Heeringen houdt zich bezig met hoop en de biochemische werking ervan. “Hoop heeft een biologische basis : het is als het ware te zien in de hersenen. Via onderzoek proberen we een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van de ‘biologie van de hoop’. Omdat hopeloosheid een heel belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van zelfdodingsgedachten : geen hoop meer dat in de toekomst positieve verandering zal komen. Als we door onderzoek grondig inzicht krijgen in de werking van hoop, kunnen we onder meer cognitieve therapie ondersteunen met geneesmiddelen. En dus een betere preventie uitbouwen.” Letterlijk van levensbelang dus, die hoop.

Maar zet hoop aan tot gulzige en doelgerichte actie, of hoogstens tot een geïsoleerd vingerkruisen ? Is het een actief of veeleer passief gegeven ? Veelzeggend is het dat bijvoorbeeld de Spanjaarden voor ‘wachten’ en ‘hopen’ een en hetzelfde woord gebruiken : esperar. Weinig actief dus, hopen ? “Veel hangt inderdaad af van de omstandigheden, maar intussen zet hoop je er wel toe aan om er volop voor te gaan”, vindt consumentenpsycholoog Herman Konings, ietwat afwijkend dus van Van Reijen. “De beste manier trouwens om de toekomst te voorspellen, is die zelf te creëren. En is de grens tussen hoop en illusie daarbij vaak niet flinterdun ? Ja. Maar geen sterkere overlevingsstrategie dan zelfbedrog. Dat hoeft niet altijd zo verkeerd te zijn.”

En dus is hoop volgens Konings ook een bijzonder krachtige drijfveer in de geest van de consument. Dat wordt overigens ook aangetoond in de huidige tentoonstelling Reclame – geluk in het Gentse Miat : reclame doet een consument hopen. Of dat nu op een efficiënter leven, op een betere status of op geluk is. “Hoop is een positief gegeven, maar draagt ook een ongemak in zich. Je zit namelijk in een situatie of een omgeving die om hoop vraagt. Anno 2006 voelen we veel bedreiging : meer zieke, want meer oudere mensen dan ooit, terrorisme, racisme, er is de economie die ons zorgen baart… Vanuit die dreiging hopen we des te smachtender op een comfortzone, op een betere wereld : een wereld die de reclame ons netjes voortekent. Ook veel tv-programma’s steunen op hoop. Kijk maar naar dieetshows als De afvallers, of Je bent wat je eet. Hoop is een krachtige motor. En is inherent aan de mens : zolang er leven is, is er hoop.

TROOST ZONDER HOOP

Maar wat als er geen hoop op leven meer is ? Wat biedt troost als hoop dat niet meer kan ? “Vaak blijft de hoop er sowieso tot het laatste moment”, zegt Els Roegiers, psychologe van het palliatief supportteam aan het AZ Jan Palfijn in Gent. “Sommige terminaal zieken blijven zich vastklampen aan de minste splinter hoop. Is dat dan valse hoop ? Tja, dat is achteraf gemakkelijk gezegd. Maar wie kan dat op voorhand met zekerheid zeggen ? Sommige mensen kunnen nu eenmaal niet zonder hoop. Vals of niet. Meestal wandelen ze dan wel op de gekartelde en vaak pijnlijke grens tussen hoop en diepe wanhoop. En aanvaarding is uiteraard het ideale scenario dat rust en sereniteit brengt : aanvaarden dat ze op dit moment ziek zijn en daarmee nú leren om te gaan. Daar werk ik uiteraard ook naartoe. Maar gemakkelijk is dat niet. En dat is allemaal ook zeer individueel te bepalen. Vaak zie ik overigens de verschuiving van hoop op beterschap naar bijvoorbeeld hoop op ‘iets’ na de dood. Op iets dat het leven hier overstijgt. Ook dat kan rust brengen.”

Van wankele onruststoker tot letterlijk onmisbaar levensanker : hoop blijkt er haast elk moment van ons leven te zijn. Groots, gretig of integendeel onzichtbaar, maar meestal wel diepgeworteld. “Hoop is een passie voor wat mogelijk is”, zou filosoof Søren Kierkegaard ooit gemijmerd hebben. Wie zou zoiets moois durven tegen te spreken ?

Door Guinevere Claeys / Illustratie Liesje Mentens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content