Honderd goudvissen

Nathalie Cardon © JULES VAN BOXEM

Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal

Al tweeduizend vijfhonderd mensen hadden zich opgegeven als vrijwilliger. Wat zou mijn toegevoegde waarde nog zijn? Ik wist het wel: ik kan uitstekend mijn plas ophouden. Van alle mensen die straks in het vaccinatiedorp Park Spoor Oost aan de slag zouden gaan, zou ik het het langst uitzingen in mijn ritselende ruimtepak. Tijdens de eerste golf had ik genoeg filmpjes gezien van verplegers die vertelden wat een ongerief het was, zo’n beschermhuls waarin je je zes uur lang kapot zweette en nog niet aan een druppel water durfde te denken. Mijn blaas kon deze omstandigheden de baas. Hij zou zichzelf het zwijgen opleggen terwijl ik dat ellendige virus de wereld uit spoot en de mensen hun vreugde teruggaf. Ik voelde mijn ogen een beetje nat worden. Overkomt me wel vaker, de laatste dagen. Wanneer een boekhandelaar met tedere strijkbewegingen een dichtbundel inpakt in bruin papier en me ‘héél veel plezier ermee’ toewenst. Of als er een filmpje passeert van een zieke goudvis met een reddingsvestje aan: de gedachte aan de dierenarts die dít knutselt.

Voor iemand die elk jaar weer gelooft dat de winter niet wegtrekt, is het einde van een pandemie bijna niet te bevatten

Niet lang na mijn inschrijving mocht ik deelnemen aan een webinar waarin de troepen de eerste richtlijnen zouden krijgen. Er verscheen een plattegrond in beeld van wat op het eerste gezicht een pastelgeel labyrint leek, geschikt voor een knaagdierenrace. Een pijltje schoof langs de plekken waar we ingezet zouden worden. Aan de ingang zou een ploeg staan om de identiteitskaarten te controleren, een ander team zou mensen naar een hokje leiden waar ze hun arm alvast konden ontbloten, en er waren ook vrijwilligers nodig om de vers gevaccineerden een plekje in de ‘observatieruimte’ toe te wijzen. Elke groep zou een fluohesje dragen in een specifieke kleur. Niet-medici zouden uiteraard niemand inenten. Mijn ruimtepakfantasie steeg op en verdween in ijle luchtlagen. Nu ik besefte dat de kracht van mijn blaas er totaal niet toe zou doen, vroeg ik me af wat ik in godsnaam wél te bieden had aan Operatie Vaccinatie. Alvast geen talent voor gezichten herkennen. Wie aan een prik hoopt te komen door de pas van iemand anders omhoog te houden, neemt me zo in de maling, zeker met een mondmasker op. En was ik wel de aangewezen persoon om mensen braaf op anderhalve meter van elkaar te laten aanschuiven als een kleuter die me te lang aankijkt me al een ongemakkelijk gevoel bezorgt? Ik zou weleens het type helpende hand kunnen zijn dat vooral zelf hulp nodig heeft.

De dokter die de virtuele rondleiding gaf rondde af. “U ziet, het is een enorme oppervlakte. Misschien kunnen we daar ineens de bevrijdingsfeesten van Antwerpen laten doorgaan.” Bevrijdingsfeesten. Op gortdroge toon uitgesproken. Betekende het dat er echt een einde zou komen aan alles? De kamer werd wazig. Dit waren honderd goudvissen met een reddingsvestje. Voor iemand die meermaals gedacht heeft dat liefdesverdriet nooit overgaat of elk jaar weer gelooft dat de winter niet wegtrekt, is een pandemie die het hoofd buigt bijna niet te bevatten. Mijn functie in het vaccinatiedorp werd me duidelijk. Ik wacht de mensheid op met een betraand gezicht. En zeg simpelweg: “Koop iets om naar boven te gooien. Een pet, een hoed. Want het komt goed.”

nathalie.cardon@knack.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content