Thuis heb ik zeven stoelen die mooi zijn om naar te kijken, maar waar ik niet langer dan drie minuten op kan zitten. Misschien ben ik niet erg representatief, maar in elk geval wel nieuwsgierig naar nieuwe zitconcepten. Zoals deze vier, ontwikkeld door Konings/van Dijk in samenwerking met Lowie Vermeersch, voor Durlet.

We zijn geïnteresseerd in vernieuwing, en daarom was dit project voor ons een uitdaging.” Alex Notebaert is marketing manager bij Durlet, de in lederen zetels gespecialiseerde meubelfabrikant uit Izegem. Hij zit achter een eindeloze tafel in de showroom van het bedrijf, dat gevestigd is in een oud fabrieksgebouw. In de ateliers, beneden, werken arbeidsters geconcentreerd met hun solide naaimachines. De 21ste eeuw lijkt veraf, maar schijnt bedriegt.

Durlet bestaat pas sinds 1966, en werd opgericht door een naar West-Vlaanderen uitgeweken Limburger, Gilles Durlet. Het behoort nu, onder het bewind van Pieter Vanzieleghem, tot het handvol Belgische meubelfabrikanten met een gedegen internationale uitstraling. Alex Notebaert zet Durlet op één rij met merken als De Sede en B&B Italia. De kwaliteit is dezelfde, de prijzen ook. Het bedrijf blinkt uit in klassiek modern, of noem het modern klassiek. Alex Notebaert is trots op de kwaliteit van materialen en afwerking. Durlet is een van de weinige meubelfabrikanten die nog met siernaden werkt, zoals de dubbele zadelsteek. “Meer werk, maar het geeft een esthetische en kwalitatieve meerwaarde aan het meubel.” In de fabriek in Izegem worden jaarlijks zo’n zevenduizend huiden verwerkt van elk ongeveer vijf vierkante meter groot. “We hebben een van de mooiste selecties die je in Europa kunt vinden”, zegt Alex Notebaert.

Durlet werkt regelmatig met bekende ontwerpers, zoals Ricardo Bofill en het Belgische duo Claire Bataille en Paul Ibens. De producten zijn bedoeld voor particulieren, maar ook voor instellingen en bedrijven, waaronder het Vlaams Parlement, het Europees Parlement, Swift, Belgacom, Glaverbel, het Brusselse restaurant La Quincaillerie, en een waslijst hotels, zoals het Sheraton in Roissy Charles De Gaulle. Dit luchthavenhotel werd volledig ingericht door Ecart, het ontwerpbureau van Andrée Putman, de doyenne van het Franse design, dat de hele productie uitbesteedde aan Durlet. Een grote blijk van vertrouwen. Durlet is vooral actief in België, Nederland en Duitsland, maar is ook aanwezig in Afrika en het Midden-Oosten, waar blijkbaar nogal wat paleizen van duizend-en-één nacht tot de nok zijn gevuld met fauteuils Made In Belgium. Niet dat Pieter Vanzieleghem en Alex Notebaert constant op stap zijn met oliesjeiks en buikdanseressen. “Van zulke projecten krijgen we zelden het resultaat te zien”, zegt Notebaert.

Het project voor Weekend Knack was vooral een denkoefening. “Maar wel een hele uitdaging”, aldus Alex Notebaert. “We wilden de tijd nemen om de zaak goed aan te pakken. Het kiezen van een designer was belangrijk. Wie in de meubelbranche werkt, heeft dikwijls een paardenbril op. En jonge mensen hebben wel straffe, vernieuwende ideeën, maar het ontbreekt hen vaak aan vooral technische ervaring.” Notebaert kwam na enige tijd terecht bij iemand uit zijn omgeving: Lowie Vermeersch, een 25-jarige West-Vlaming die anderhalf jaar geleden aan de slag ging bij Pininfarina, het legendarische ontwerpbureau in Turijn. “Ik ken Lowie al jaren. Mijn vader was kunstschilder, de zijne beeldhouwer. Ik wist dat hij die sprong kon maken naar de toekomst. Ik dacht: hier hebben we iemand met een perfect profiel.” Lowie Vermeersch maakte aan de Technische Universiteit van Delft een eindwerk over mobiliteit. “Een studie over vervoer in de toekomst, dus ook over de evolutie van de maatschappij. Een perfecte basis voor dit project.”

“Ik was geïnteresseerd,” zegt Lowie Vermeersch, “maar ik had er eigenlijk geen tijd voor. Ik zat een jaar geleden ongeveer nog in mijn proefperiode bij Pininfarina, en ik had daar handenvol werk. Daarom stelde ik voor de samenwerking te laten verlopen via Konings/van Dijk.”

Dit Nederlands ontwerpbureau met acht medewerkers wordt geleid door René Konings en Matthijs van Dijk, die één dag per week lesgeeft aan de TU Delft en Lowie Vermeersch begeleidde bij zijn eindwerk. Het bureau is sinds zes maanden gevestigd in een industrieel gebouw, dat wat verloren ligt op het glanzend nieuwe bedrijventerrein in het Westelijke Havengebied van Amsterdam. Je krijgt als buitenstaander niet onmiddellijk vat op het werk van Konings en Van Dijk. Ze goochelen niet voortdurend met namen van belangrijke opdrachtgevers, wat hen siert, en over lopende projecten laten ze weinig of niets los. Maar je gaat wel naar buiten met het gevoel dat ze ongeveer alles aankunnen. “Van vormgeving tot constructie”, vat Matthijs van Dijk hun praktijk samen.

De meeste door Konings/van Dijk ontwikkelde producten worden geconcipieerd aan de hand van een op de Technische Universiteit ontwikkelde ontwerpmethode (Hekkert, van Dijk 1997). “Meestal bedenkt een ontwerper iets nieuws na de goede en slechte kanten van een bestaand vergelijkbaar product te hebben bestudeerd. Die conventionele werkwijze leidt zelden tot echt vernieuwende resultaten, maar eerder tot vervlakking. Het ontwerpmodel dat wij op punt stelden, creëert een abstract kwalitatief uitgangspunt. Wij kijken naar de context, of anders gezegd, de wereld waarin we leven, en naar de kwalitatieve interactie tussen product en gebruiker.”

“We zijn eigenlijk geen productontwerpers,” zegt Van Dijk, “maar interactieontwerpers.” Hij staat recht en krast met een viltstift een hoofdletter P en een hoofdletter G op een vel papier. De P staat voor product, G is de gebruiker. Tussen beide letters tekent hij een pijl die wijst in beide richtingen, wat staat voor interactie. Errond tekent hij een cirkel, die de context voorstelt. “De context bestaat bijvoorbeeld uit economische, historische, demografische of technologische factoren, alles wat bepalend is voor de interactie.” In het geval van Durlet: de factoren met betrekking tot het begrip zitten.

“Je kijkt naar toekomstige gewenste veranderingen en verwachte ontwikkelingen. Uiteindelijk krijg je een nieuw interactiemodel dat je kan helpen bij het opstellen van nieuwe producteigenschappen en dat tegelijk garant staat voor een perfecte fit tussen een nieuw product en een gebruiker in een veranderende context.”

Het model werd voor Durlet in een schema gezet: een hoop woorden in amoebevormige lussen, of in een later stadium, langs verschillende assen. Op het vel papier lijkt de wonderformule geheel logisch, en Van Dijk legt alles helder uit: je herkent de universiteitsprofessor in zijn discours. Maar als je zijn theorie in volzinnen tracht te recycleren, wordt het moeilijker, ook omdat hij er niet echt bij vertelt hoe en of het model de ontwerpen genereert. Kan je met dit model zelf aan de slag? Timmeren we morgen allemaal zelf onze interieurs, auto’s en televisietoestellen in elkaar? Neen, dus. Van Dijk geeft toe: “Het is geen pasklare methode. Het model kan nooit ontkoppeld worden van de ontwerper. Elke stap dient een oorspronkelijk stap te zijn. De kwaliteit van de ontwerper blijft cruciaal. Hij blijft verantwoordelijk, hoeft het model ook niet van A tot Z te volgen, en kan het ontwerponderzoek zo groot en diep maken als hij zelf wil. Het is een ideale manier van denken om buiten jezelf te treden.” René Konings voegt toe dat het model ook helpt om de krant te lezen. “Je hoofd zit boordevol informatie, en dit model helpt je je hoofd leeg te maken, zodat je in staat bent om iets nieuws te doen. Verder is het praktisch en zakelijk interessant, omdat je al in een vroeg stadium een kwalitatief kader kunt bezorgen aan je opdrachtgever. Je kan onmiddellijk een discussie hebben, een dialoog creëren. En dat is commercieel interessant. Ten slotte durf je met dit model ook te vertrouwen op je intuïtie. Soms denk je gevoelsmatig: dit moet er gewoon bij, en dat blijkt er dan ook in te passen.”

Het echte verhaal begint bij de essentie: de briefing. Die was niet duidelijk genoeg, want te ruim. “De opdracht was eerst: Ontwerp een nieuw product voor het bedrijf Durlet met het oog op de toekomst. Dat hebben we opnieuw geformuleerd als: Ontwikkel een zitobject dat aansluit bij het bedrijf Durlet en dat in de nabije toekomst op de markt komt, zeg maar tussen 2005 en 2010.” Met Lowie Vermeersch werd afgelopen zomer gebrainstormd over de factoren die in de context van die herschreven opdracht als belangrijk konden worden beschouwd. Na analyse bleken dat vooral demografische, psychologische, esthetische en sociaal-maatschappelijke factoren. Zoals statusverschuiving. “Durlet verkoopt status in de vorm van meubelen. We hebben het begrip status verder ontleed, en daaruit geconcludeerd dat status in de toekomst niet langer rechtstreeks aan producten zal zijn gekoppeld. Status wordt een zaak van betekenisgeving. Een voorwerp of ruimte krijgt pas status als iemand er waarde of betekenis aan koppelt. Een voorwerp kan zijn betekenis verliezen, en dus zijn status. Een voorbeeld: een grote hal die wordt verhuurd voor televisieopnames of sportgebeurtenissen verandert van betekenis naargelang het evenement dat er wordt georganiseerd. In het interactieschema zijn de extremen van betekenisgeving en de extremen van beleving in een spanningsveld geplaatst: vaste betekenis (zoals onderdanig of berustend) tot dynamische betekenis (zoals daadkrachtig of controlerend) versus rationeel (zoals koelbloedig en weloverwogen) tot irrationeel (zoals impulsief, agressief of humoristisch). En binnen dat spanningsveld werden vier ontwerpen geplaatst.”

Vier? Was de opdracht dan niet dat er één zitobject zou worden ontworpen? “Wat we nu hebben, daar staan we helemaal achter. Onze oplossing is een verzameling objecten. Het is geen stilistische maar een totale opvatting.”

We hebben natuurlijk ook zelf zitten denken”, besluit Alex Notebaert van Durlet. “Maar we waren beïnvloed door ons werk van elke dag. Wij dachten onmiddellijk aan een bank met een rugleuning. Aanvankelijk wilden we de ontwerpers ook in die richting sturen. Maar we hebben snel ingezien dat we hen beter geen beperkingen oplegden. We hebben hen laten doen, en dat heeft een voor ons compleet vernieuwend beeld opgeleverd.”

Het project is niet in 1-2-3 afgehandeld. “Eerst kregen we van Konings/van Dijk een rapport. Dat was zware lectuur, behoorlijk verwarrend ook. Wij hielden alleen het essentiële over. Daarna hebben ze ons tien ontwerpen voorgesteld.” Uit die reeks hebben Pieter Vanzieleghem en Alex Notebaert vier zitobjecten geselecteerd. “Sommige ontwerpen waren technisch te ingewikkeld, anderen pasten niet bij het imago van Durlet. Zo was er een draagbaar zitje. Mooi, maar te ver van ons universum, ook omdat dat niet meer mag kosten dan enkele honderden franken en het moet gemaakt worden op grote schaal, en dat kunnen wij niet.”

De vier uitverkoren ontwerpen werden bij Konings/van Dijk klaargestoomd voor productie. “Van één, wellicht twee ontwerpen gaan we een prototype maken”, zegt Alex Notebaert. “Daarna moeten we bekijken of we ze in productie kunnen brengen.” Het verhaal begint pas. Volgende afspraak ergens tussen 2005 en 2010.

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content