Het leven is duur in New York. Vooral de huren zijn er krankzinnig hoog. Toch slagen ook duizenden Belgen erin om in de stad te overleven. Zes van hen vertelden ons hun verhaal.

Je hoort steeds meer zeggen dat New York een stad aan het worden is waar alleen rijke mensen nog kunnen wonen. De vastgoedprijzen breken alle records. Enkele maanden gelegen ging in het nieuwe Time Warner Center bij Central Park een flat van de hand voor 45 miljoen dollar. Onlangs braken drie kleine studio’s in de nieuwe Richard Meier-toren in West Village de Ć©Ć©n-miljoen-dollarbarriĆØre. De modale huur voor een tweeslaapkamerflat in Manhattan bedraagt 3000 dollar per maand. Als je het minimumloon verdient (5,15 dollar per uur), zou je daarvoor 150 uren per week moeten werken. Onmogelijk dus. New Yorkse huurders met lagere inkomens waren lang beschermd door een ingewikkeld rent control-systeem dat de stijging van de huren in toom hield. Maar dat wordt steeds meer afgekalfd. Sinds 1997 zijn meer dan 100.000 rent-controled flats op de vrije markt gegooid. Heb je het geluk om in een tweeslaapkamerflat te wonen die nog steeds onder rent control valt, dan betaal je een modale maandhuur van 1550 dollar. Wat voor veel mensen nog steeds een fortuin is. Voeg daarbij het gestadig afknabbelen van overheidssubsidies voor sociale woningbouw en je begrijpt waarom de stad met een recordaantal daklozen kampt. Wie eraan denkt om een woning te kopen, valt vaak omver van de prijs. In Manhattan is dan ook slechts 28 procent van de bewoners eigenaar van zijn woonst. Die Belgische baksteen in je buik mag je ook vergeten. Je eigen huis bouwen is een administratieve nachtmerrie in New York. En de bouwkosten zijn er 40 procent hoger dan in de rest van het land. Toch blijft de bevolking van New York groeien. De stad blijft onweerstaanbaar. Wie niet heel rijk is, moet compromissen sluiten, zoals ook de Vlaamse NewYorkers ervaren. Adrien Vanderlinden, afkomstig uit Antwerpen, is projectmanager en woont in een studio in de Lower East Side.

“In 1999 kreeg ik een aanbod van een Amerikaanse firma om in New York te komen werken. Tot dan had ik hier nog maar een weekend doorgebracht. Dat was toen ik als 18-jarige een jaar in Buffalo studeerde. Mijn enige connectie in de stad was een Amerikaanse vriendin. De firma waarvoor ik werk, is relatief klein. Op de klassieke extra’s voor ex-pats, zoals een appartement en de verhuis van meubels, hoefde ik niet te rekenen. Op 29 augustus kwam ik toe met welgeteld een valies. Ik had me voorgenomen om niets leuks te doen tot ik een flat had gevonden. Ik wou geĆÆnstalleerd zijn voor ik op 1 oktober aan de slag moest. Nog geen week na mijn aankomst werd ik door mijn vroegere gastfamilie in Buffalo uitgenodigd voor Labor Day. Ik wou eerst de uitnodiging afslaan, maar gelukkig heb ik me bedacht. Want in Buffalo ontmoette ik een man die een onderverhuurder zocht voor zijn studio in Manhattan omdat hij werd overgeplaatst naar Denver. Ik woon er nog steeds. Eigenlijk mocht hij niet onderverhuren, maar zoveel New Yorkers foefelen daarmee. De studio leek me een ideale tussenoplossing. Maar na een half jaar stoorde het me wel dat ik nog steeds ‘ondergedoken’ woonde. Ik belde naar de vaste huurder om te vragen of hij nog plannen had om terug te keren, maar hij wist het niet. Toen ik een advertentie voor een andere studio in het gebouw zag, greep ik de kans. “Ik heb de indruk dat ik je hier al gezien heb”, zei de makelaarster die me de studio toonde een beetje achterdochtig. “Ik heb een vriend die hier woont”, legde ik uit. De studio, op de derde verdieping, was veel donkerder dan hier op het zesde. Toch zegde ik toe. Het contract was nog maar pas getekend of de man van Denver belde me op. Of ik zijn studio niet wou overnemen, want hij kwam niet meer terug. Ik vloekte. Gelukkig had ik al geleerd dat geld wonderen doet in New York. Voor een extra sommetje was de makelaarster bereid om een ander contract op te maken voor de flat waar ik al woonde. ” You’re a gentleman“, zei ze toen ik haar het geld gaf. Maar ik ben hier graag. Het is klein natuurlijk, amper dertig vierkante meter. Logees kunnen geen privacy verwachten. Alles zit in Ć©Ć©n ruimte. Ik ben intussen in veel opzichten een echte New Yorker geworden. Ik kook nooit. Ik zet zelfs geen koffie. In mijn koelkast zit drank, Belgische chocolade, melk en sigaren die nog van de vorige bewoner zijn. Er zijn zeventig flats in dit gebouw. Er wonen vooral mensen van rond de dertig jaar. Kinderen zie je hier niet. Ik ben met mijn 37 jaar een van de oudste bewoners. In de vier jaar tijd dat ik hier woon, is minstens driekwart van de bewoners verhuisd. Het is natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn. Het kan wel eens lawaaierig zijn. Er is een brandweerkazerne vlakbij. Het is een uitgaansbuurt. Al bij al zit ik hier goed. Ik woon op een kwartiertje van mijn kantoor downtown. Ik heb verschillende vaste adressen in de buurt waar ik iets ga eten of drinken. In het begin vreesde ik dat het moeilijk zou zijn om vrienden te maken. Dat valt geweldig mee. Ik heb bewust geen tv, ik ben toch zelden thuis.” Annick Slootmaekers, afkomstig uit Tongeren, is inte-rieurarchitecte en woont samen met haar Chileense vriend in een studio in Upper East Side, niet ver van de East River.

“Vijf jaar geleden liep ik drie maanden stage bij een New Yorkse firma. Ik was hier toen nog nooit geweest. Het was zelfs de eerste keer dat ik het vliegtuig nam. Ik had 90 kilo bagage mee waarmee ik recht naar Spanish Harlem ging. Ik had daar via internet een kamer gevonden bij een familie. Het was een blank gezin, drie generaties uit Arizona. Ze woonden al dertig jaar in New York. Hun huis was een klassieke brownstone. We woonden er met zeven. Ik had een mooie, grote kamer die me 900 dollar per maand kostte. Dat bleek al snel te veel voor mijn budget. Ik verhuisde naar een kleinere kamer in hetzelfde huis waarvoor ik 500 dollar betaalde. Op mijn eerste ochtend bij het ontbijt werd er aangebeld. “Wil jij eens opendoen ?”, vroeg de gastvrouw me. Ik schrok me rot toen ik de voordeur opende. Er stond een poedelnaakte man voor me. Ik gooide snel de deur dicht. “Ach, dat gebeurt wel meer”, zei de gastvrouw. In het begin kreeg ik op straat wel eens verwijten naar mijn hoofd van white trash en bitch. Eens men door had dat ik daar woonde, hield het op. De buurt was nogal lawaaierig en ruig, maar tegelijk ook best gezellig. Ik zat soms op de stoep iets te drinken en te babbelen. Vier dagen voor mijn stagecontract was afgelopen, werd ik verliefd op Roberto. Helaas moest ik terug naar BelgiĆ«. Thuis in Tongeren ging ik ook opendoen toen er op mijn verjaardag gebeld werd. Het was Roberto, gewikkeld in een verpakking van Federal Express ! Je had me moeten horen gillen. Sindsdien zijn we samen. Ik ben daarna naar New York teruggekeerd. Ik kon er opnieuw aan de slag als interieurarchitecte. Ik ben hier bij Roberto komen wonen. We hebben een room-mate, een Deense muzikant. Hij is veel op reis. Ons flatje is klein maar handig gelegen. We zitten dicht bij alles : restaurants, cafĆ©s, de sportclub… De dichtstbijzijnde metro is wel op een kwartier wandelen, maar ook dat valt mee. We betalen 1300 dollar per maand. Dat is een redelijke prijs voor New York, zeker voor de Upper East Side. We werken beiden veel. Ik heb vaak weken van tachtig uren en meer. Ik heb me tot nu toe steeds veilig gevoeld als ik laat naar huis kom. Er is hier altijd volk op straat. Onze buren in het gebouw vallen mee. De enige waar we last mee hadden, is intussen verhuisd. Het was een van die typisch gekke neurotische New Yorkers. Hij kloeg als wij een stoel verschoven, maar zelf speelde hij soms op de meest onmogelijke uren luide muziek. Onze overbuurvrouw is een Peruviaanse dame van 85. We houden haar een beetje in de gaten want ze wordt vergeetachtig. Onlangs kwam er een felle gasgeur uit haar flat. Roberto is via de brandladder bij haar binnengegaan. Voorlopig zijn we van plan om hier te blijven. Onze toekomst kan nog alle kanten uit. Het is een uitdaging om in New York te wonen. We betalen er een prijs voor natuurlijk. We werken minstens twee keer harder en langer dan ergens anders. Alles is duur. We zien nog wel. Roberto is Chileen. Hij is architect. Europa trekt hem ook wel aan.” Caroline Lacocque, ook uit Tongeren, werkt voor een Amerikaanse financiĆ«le nieuwsdienst en woont samen met haar Zuid-Afrikaanse vriend Exley in een studio in Harlem.

“In 1998 kwam ik naar New York om een half jaar stage te doen in een advocatenkantoor. Ik kende de stad niet. Gelukkig kon ik logeren in een mooi, groot huis van iemand van de VN. Twee weken later trok ik in bij een meisje wier werkgever haar flat betaalde. Ze had zakgeld nodig. Ik betaalde haar 600 dollar per maand. Haar baas betaalde 2800 dollar per maand voor het appartement. Het was gelegen in een brownstone in Manhattan. We hadden een terrasje waar we konden eten. Het was best leuk, maar enkele maanden later moest ik er weg omdat mijn vriendin naar een andere stad verhuisde. Intussen had ik een vaste job. Ik verdiende genoeg om een eigen flat te kunnen betalen. Ik heb in totaal zo’n 25 flats gezien. EĆ©n ervan was een lange gang, zonder keuken, met op het einde twee driehoekige kamertjes waar niet eens een bed in kon. De eigenaar vroeg 900 dollar per maand. Uiteindelijk nodigde een New Yorkse vriendin me uit om met haar en een andere vriendin een tweeslaapkamerflat te delen. Die kostte 4400 dollar per maand. We moesten 15.000 dollar waarborg betalen. Pas toen ik er woonde, besefte ik hoe lawaaierig het er was. Het gebouw lag vlakbij een tunnel en een oprit van de autoweg. Er was een ziekenhuis vlakbij. Je hoorde voortdurend ambulances en helikopters. Ik had me nog in andere opzichten mispakt. Geen van ons had meubels. Ik bood aan om een en ander bij Ikea te kopen. Later hoorde ik dat mijn roommates pochten dat ze een silly naive girl from Belgium hadden gevonden die zomaar hun flat had gemeubileerd. De maat was vol toen ik een van hen betrapte terwijl ze mijn geld aan het stelen was. Ik wil nooit nog room- mates. Daarna woonde ik een tijd in de Lower East Side. Dat was een leuke tijd. De herwaardering van de wijk was toen volop bezig. Ik betaalde 725 dollar per maand. In die periode ontmoette ik mijn vriend Exley. Zijn vader was ambassadeur van Zuid-Afrika. Ik ging bij Exley in Harlem wonen. We betalen 774 dollar per maand. We wonen wel heel klein, maar we zijn weinig thuis. Onze huisbazin is van Barbados. “Jullie betalen tenminste de huur op tijd,” zei ze, “als je vrienden hebt, stuur ze dan maar naar hier.” Dat deden we. In vier van de acht appartementen in dit gebouw wonen nu vrienden. In het begin dat we hier woonden, stonden er nog tien gebouwen leeg in de straat. Nu zijn er overal werken bezig. Er komen ook steeds meer blanken in Harlem wonen. Ik voel me hier niet onveiliger dan in de rest van New York. De mensen groeten me. Ik weet wie mijn buren zijn. De muziek kan wel eens hard staan, maar al bij al valt het mee. Een nadeel is dat er veel minder keuze is aan winkels dan in midtown. Toch probeer ik in de buurt te winkelen. Binnenkort opent er een biologische winkel, daar kijk ik naar uit. Een ongelooflijk pluspunt is dat we vlakbij Central Park wonen. Exley en ik zijn alletwee vogelliefhebbers. Elk jaar passeren er zo’n 450 soorten door het park. Wij houden een boekje bij van onze observaties. Ik heb op twee jaar tijd al 200 verschillende soorten gezien waaronder een Europees goudvinkje dat hier normaal niet voorkomt. Voorlopig zie ik geen reden om weg te gaan. We zouden meer kunnen uitgeven aan wonen, maar we sparen voor een wereldreis. Daarna zien we wel.” Vincent Herbert, afkomstig uit Kortrijk, is manager voor Le Pain Quotidien. Laurence Verbeke, uit Bachte-Maria-Leerne, is dierenpsychologe /voormalig fotomodel.

Vincent : “In 1989 ben ik naar New York gekomen voor een stage van zes maanden bij de BBL. Ik ben uiteindelijk twaalf jaar bij de bank gebleven. Kopzorgen over wonen had ik niet. Het bedrijf betaalde voor mijn flat. Ik woonde twaalf jaar in midtown in een modern gebouw met zicht op de East River. Ik ben vijf keer verhuisd binnen het gebouw. Telkens ik promotie kreeg, ging ik enkele verdiepingen hoger wonen. Op de duur was ik in het penthouse beland. In die periode heb ik mijn vrouw leren kennen. Dat heeft mijn leven grondig veranderd. Ze heeft me gestimuleerd om zowel van werk als van woning te veranderen. Van bankier naar bakker kun je zeggen en van een penthouse in midtown naar een loft in Noho…”

Laurence : ” Ik heb Vincent leren kennen op cafĆ© in Gent in de winter van 1995. Ik wist op dat ogenblik al dat ik in New York dierenpsychologie wou studeren. Dat was en is een richting die in BelgiĆ« niet bestaat. In juni van dat jaar ben ik in een studio van Columbia University gaan wonen. Ik betaalde ruim 400 dollar per maand. Ik vond dat toen behoorlijk duur. Na drie maanden ben ik bij Vincent ingetrokken. Ik hield absoluut niet van midtown. Je hebt er geen gevoel van buurtgemeenschap, er hangt een kille sfeer. De mensen herkennen je niet en hebben geen interesse in je. In die tijd ging ik vaak naar Alphabet City, Soho en de Meat Packing District. Vooral de twee laatste zijn intussen veel commerciĆ«ler en minder boeiend geworden. Met de hulp van een makelaar zocht ik iets nieuws, iets met veel licht. Ik had zo’n vijftien ruimtes gezien toen ik hier binnenstapte. Het was liefde op het eerste gezicht van zodra ik de lobby binnenstapte. In zoveel loftgebouwen heeft men kitscherige inkomhallen gemaakt, maar hier zijn nog alle originele details behouden. Onze loft was toen nog in twee flats verdeeld. Met de hulp van twee bevriende Belgische New Yorkse architecten, Francis D’Haene en Nicolas Dervichian, hebben we de ruimte volledig heringericht. Voor onze keuken hebben we niets betaald. Op een dag kwam ik in de flat van de acteur Michael J. Fox die toen een klant van Francis was. “Ik vind mijn keuken niet mooi”, zei hij. “Geef hem dan maar aan mij”, zei ik. “OkĆ©”, zei hij. Voor de kinderen is het hier ideaal. Er is een zwembad en een speeltuin vlakbij. We kunnen de hond uitlaten in de dogrun van Washington Square Park. In de winkels in de buurt herkent men ons. Er hangt een beetje een dorpssfeer. Het nadeel is natuurlijk dat Broadway druk is. In het begin viel dat nog mee, maar er zijn veel winkels bijgekomen. In het weekend horen we ook veel meer uitgaanders. Gelukkig huren we een huisje aan zee op anderhalf uur rijden van hier. Al bij al zijn we tevreden. We gaan nog wel wat veranderen. We willen de keuken verplaatsen, een extra kamer maken en die grote sofa’s waar we toch zelden in zitten, moeten weg.” Marc Lambrechts is kunstschilder, afkomstig uit Heist-op-den-Berg. Hij woont in een negentiende-eeuwse gerestaureerde villa in Brooklyn.

“In 1983 kwam ik op vakantie naar New York. Het was mijn eerste keer in de stad. Ik wou een maand blijven, maar ik viel meteen voor New York en bleef plakken. In de 21 jaar dat ik hier woon, ben ik 18 keren verhuisd. De eerste jaren trok ik van de ene loft naar de andere. De bewoners waren op reis. Ze hadden onderhuurders nodig om de huur te helpen betalen. Ik woonde in Chelsea, Tribeca en de Lower East Side. De wijken waren toen nog niet zo hip en duur als nu. Er was veel leegstand. Kunstenaars zaten er wel. Dat werkte inspirerend. Mijn lievelingsadres was 388 Broadway in Soho. Ik woonde er in de loft van een Japanse kunstenares. Er was een groot atelier onder het dak. Het is daar dat ik volop ben beginnen schilderen. Later ben ik een verdieping lager verhuisd naar de loft van een kunstenaar die in ItaliĆ« was. Ik gaf elke maand een omslag met 600 dollar cash aan onze Chinese huisbaas. Dezelfde soort loft, gerenoveerd, kost nu minstens 7000 tot 8000 dollar per maand. Ik heb daar drie jaar gewoond. Ik had toen een Japanse vriendin. Ze was jazz-zangeres. Er liepen jazzmuzikanten in en uit. Het was een zotte en toffe tijd. Daarna ben ik nog her en der verhuisd in Lower Manhattan. Ik zat een tijd in een loft in Eldridge Street. Ging je de ene richting uit, dan kwam je in een gezellige joods-Chinese buurt. Ging je de andere kant op, dan belandde je in een echt gevaarlijk deel van de stad. In die tijd swingde de criminaliteit de pan uit. In 1993 ben ik in een loft in Brooklyn gaan wonen. Mijn medebewoonster was een sympathieke zwarte dame die Milly heette. Ze ontwierp hoedjes en sjaals. Intussen was Suzy, het meisje dat mijn vrouw zou worden, in een loft in hetzelfde gebouw komen wonen. Op de duur is ze bij mij ingetrokken. De ruimte was niet ideaal. Ik miste een tuintje. Uiteindelijk hebben we drie straten verder een huis gekocht. Ik woon hier nu tien jaar. Het is een prachtige woning. Ze werd rond 1850 gebouwd als zomerverblijf voor een rijke familie uit Manhattan. Er is veel licht. Ik sta op met het gefluit van de vogels. Mijn atelier is in het koetshuis in de tuin. Ik kan mijn auto op de oprit parkeren. De wijk is geweldig veranderd in de laatste tien jaar. In het begin zag je nog overal uitgebrande gebouwen en braakliggende terreinen. Alles in mijn straat is nu volgebouwd en opgeknapt. Allerlei culturele instellingen hebben zich hier gevestigd. Zelf had ik ook in de moeilijke jaren geluk. Er is maar een keer ingebroken. Het alarm ging af. Toen ik ging kijken, spurtte de dief weg op mijn fiets. Er hing ook een crack-verslaafde in de buurt rond, een vriendelijke man tot hij zijn drug nodig had. We gaven hem geregeld wat geld zodat hij ons met rust liet, tot ik het moe werd. “Schilder die afsluiting en dan zal ik je betalen”, zei ik. Hij bleek behoorlijk handig. Op een dag belandde hij in de gevangenis. Toen hij vrijkwam, heeft hij zich herpakt. Hij werkt nu voor een firma op Wall Street. Ik heb hier nog steeds handen te kort. Zo’n oud houten huis vraagt veel onderhoud. Intussen heb ik ook de twee woningen hiernaast gekocht. Ik verhuur zes appartementen. Ik heb goede huurders, maar er is altijd werk. Verleden winter trok ik naar Bali om te schilderen. De persoon die hier de boel zou beredderen, trok er vanonder. De verwarming gaf het op. De afvoer geraakte verstopt. Het doet een mens nadenken. Soms denk ik eraan om alles te verkopen, op een stuk grond na waar ik een nieuw huis en atelier wil zetten. Het probleem is dat bouwen in New York zo absurd veel kost. Ik hou van dit huis, maar het vraagt om een vrouw, kinderen, een hond… Suzy is in 1999 omgekomen. Had zij nog geleefd, dan zouden we hier zeker zijn gebleven. Ik moet dringend meer tijd maken voor mezelf, voor mijn kunst. Misschien moet ik nog maar eens verhuizen.” n

Tekst Jacqueline Goossens I Foto’s Bart Michiels

Ć“Ik kook, zoals veel New Yorkers, nooit”Ć“Ik voel me nog altijd veilig”

Ć“Er wonen steeds meer blanken in Harlem”

Ć“We kregen onze keuken van Michael J. Fox”

Ć“Ik sta op met het gefluit van vogels”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content