Sinds de recente voedselschandalen is de biosector in beweging. Wat betekent dat in de praktijk? Vier lokale producenten doen hun verhaal en concluderen: er is nog werk aan de winkel.

Vee Biologische teelt als totaalconcept

In België dragen een zestal slagerijen het Biogarantie-keurmerk. Rudi Clappaert (41) is wellicht een van de meest gedreven bioslagers. Hij staat al 22 jaar in het vak en zijn bedrijf is sinds 1998 Biogarantie-gecontroleerd. “Ik heb lang gewacht om over te schakelen, omdat de bevoorrading en ook de kwaliteit van het vlees een probleem waren. Vaak kwam dat vlees uit Nederland of Frankrijk. Op twee jaar tijd is het aanbod in ons land sterk uitgebreid, maar dat betekent niet dat de sector floreert. Bio zit misschien wel in de lift, maar die lift is nog bijzonder klein. Onze klantengroep is voorlopig zeer beperkt, volgens mij omdat Belgen steeds minder geld besteden aan voeding en meer aan luxeproducten en statussymbolen.”

Biologische producten zijn inderdaad nog steeds duurder dan andere voedingswaren, en dat heeft alles te maken met de hoge productiekost. “De kweek van een biovarken kost zo’n 40 procent meer dan in de gangbare vetmesterij, die van een kip tot 300 procent. Er moet namelijk voldoende buitenloop zijn en de dieren worden van veel dichterbij gevolgd. Verantwoord biologisch produceren houdt veel meer in dan antibiotica- en medicijnvrij werken. Een van de boeren waar ik mijn varkensvlees koop, laat zijn dieren permanent buiten lopen. De biggen worden zelfs op de wei geboren en blijven ook ’s winters buiten. Dat betekent niet alleen steviger en kwaliteitsvoller vlees, maar ook een hogere resistentie tegen ziekten door het grotere contact met bacteriën. Het is net als met onze kinderen, die in plaats van buiten te spelen voor de tv zitten. In de gewone productie worden de dieren uit hun natuurlijk milieu weggehaald en zo snel mogelijk vetgemest. Bij ons gaat het om een totaalconcept: gezond vlees van gezonde dieren in een gezonde omgeving.

Negentig procent van de biologische producten die in warenhuizen e.d. verkrijgbaar zijn, is ongezond, omdat men dezelfde filosofie toepast als in de gewone productie. Ik ben een beetje bang van wat er op dit moment in bioland gebeurt: steeds meer bedrijven zijn aan het omschakelen omdat ze het grote geld ruiken. Op die manier kan een echte bio-industrie ontstaan, zeker ook door wat sommige belangengroepen aan het doen zijn met hun biocursussen voor landbouwbedrijven. Maar velen beseffen niet dat biologische veeteelt in Vlaanderen niet veel toekomst heeft. De dieren moeten immers volgens de wettelijke normen voldoende open ruimte hebben en die is er niet meer bij ons. Wel in Wallonië.

De biosector moet uitgaan van een gezond product en dus van een kleinschalige productie. Geld en handel komen pas op de tweede plaats. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de bioboeren zelf: hun interesse voor wat er met hun dieren gebeurt nadat ze werden geslacht verdwijnt niet, integendeel. Mijn leveranciers komen bij mij in de koelruimte kijken naar het vlees, om de kwaliteit na te gaan. Het is ook dan dat de prijs wordt bepaald die ik aan de boer moet. Wij kopen rechtstreeks bij de producent – weer een verschil met de gewone slager. Daarom zijn we verplicht hele dieren te kopen en niet enkel stukken. De gewone slager weet niet meer waar zijn vlees vandaan komt, wij wel. Naspoorbaarheid wordt zeer letterlijk geïnterpreteerd door de officiële instanties Blik en Ecocert, en gebeurt via DNA-onderzoek. Bij mij nemen ze stalen die ze vergelijken met de stalen van bij de producent.”

Ook het slachthuis moet erkend zijn door Blik of Ecocert. Voor runderen zijn er twee in Vlaanderen, voor varkens een viertal. “De slachthuizen overtuigen was geen sinecure, omdat er heel wat papierwerk mee gemoeid is en omdat het uiteindelijk maar gaat om een klein marktaandeel. Ik laat maar acht varkens per week slachten, wat niet veel is voor een slachthuis.”

Rudi Clappaert verkoopt niet enkel stukken vlees, maar maakt ook alle charcuterie zelf, zonder enige toevoeging van niet-biologische producten. “Ook daar is het keihard werken. Onze tong in maderasaus bijvoorbeeld heeft niet het Biogarantie-label, omdat de madera niet van biologische oorsprong is. Geen enkele madera trouwens. Hetzelfde geldt voor onze traiteurafdeling, omdat we daar met verschillende soorten producten werken. De controleorganismen zijn bijzonder streng en dat moet ook. Ik ben wel tevreden met de kwaliteit van het vlees dat ik kan verkopen. Vlees van snel vetgemeste en met hormonen behandelde dieren is papperig en bevat veel water door het tekort aan beweging dat de dieren hebben gehad. Biologisch vlees is steviger, minder mals, maar bruint mooier in de pan en blijft ook langer houdbaar, omdat het minder vocht bevat.”

Bio-Slagerij-Traiteur Clappaert, Eksaarde Dorp 127, 9160 Eksaarde-Lokeren. Tel. 09-346 83 29. Zondag en maandag gesloten.

Fruit Kleinschaligheid voor kwaliteit

Danny Billens van het Bio-Schuurke in het Vlaams-Brabantse Oetingen is bakker-patissier van opleiding, maar timmert gedreven aan de weg als teler van biologisch fruit. Hij kwam in 1987 in de zaak van zijn vader, een klassiek fruitteeltbedrijf, en begreep al snel dat pesticiden niet de oplossing zijn. “Ik kende niets van biologische teelt toen ik begon. Maar ik ging nadenken toen ik zelf de bomen moest besproeien met vergif. Ik las op de bijsluiter dat je na het spuiten drie weken voorzichtig te werk moest gaan in de boomgaard. Toen was voor mij de maat vol. Ik moest en zou zonder sproeistoffen werken. In 1989 kreeg ik voor het eerst het Biogarantie-label voor mijn appelen, nochtans de klassieke Golden-achtige soorten waarvan er in Vlaanderen honderdduizenden bomen staan. Daar zit het grote probleem. De klassieke fruitteelt kan niet meer zonder pesticiden en kunstmatige meststoffen, omdat er te veel bomen van dezelfde soort zijn en ziekten en parasieten dus vrij spel hebben. Vanuit commercieel standpunt zou ik beter meedoen. Een klassiek fruitteeltbedrijf oogst per jaar 40 tot 60 ton appelen, wij maar 15 tot 20 ton. Omdat de prijzen van de appelen zeer laag liggen, spelen de klassieke fruittelers op kwantiteit. Dus moeten ze flink wat meststoffen gebruiken, meteen ook de reden waarom veel appelen vettig aanvoelen. Natuurlijk gaat dat ten koste van de kwaliteit. Het fruit bevat veel meer vocht dan droge stof, de drager van voedingsstoffen en aroma’s. Maar ook de biologische teelt kan deze fout maken. Ook organische meststoffen hebben hetzelfde effect. Bio en bio is twee. Wij streven naar kwaliteit en smaak en zweren bij een kleinschalige productie. Het resultaat loont: we hebben zelfs een aantal klanten uit de buurt van Sint-Truiden, een van dé fruitcentra in België.”

De fruitteelt is volgens Danny Billens een van de moeilijkste sectoren in het biocircuit. “Dat komt omdat we met een meerjarige teelt zitten. Een van de basispijlers van de biologische teelt is zoveel mogelijk vruchtafwisseling, onder meer om het hoofd te bieden aan ziekten en parasieten. Dat kan bij ons niet. Als er problemen zijn met insecten, duurt het vaak enkele jaren eer de situatie weer normaal is. Dat is zeer tijd- en geldrovend, maar het is eigen aan onze sector. Neem nu de onkruidbestrijding. Een klassiek bedrijf heeft ongeveer één uur nodig om één hectare boomgaard gedurende één jaar onkruidvrij te houden. Wij besteden in een normaal jaar 25 uren per hectare aan onkruidbestrijding. Dat kost een bom geld. Een ander voorbeeld is het uitdunnen van het fruit. De klassieke teelt doet dat op een chemische manier, dus opnieuw met sproeistoffen, terwijl wij volledig manueel werken. Op onze totale productie van 40 ton vroeger hadden wij ongeveer 2 ton niet-bruikbare vruchten. Sinds we biologisch werken, hebben we 6 à 7 ton afval op een productie van 15 à 20 ton.”

Danny Billens teelt de klassieke appelen- en perensoorten, zoals Jonagold, Conférence en Doyenné, maar zoekt ook naar nieuwe variëteiten en minder gekende soorten. “De klassieke soorten zijn supergevoelig voor kwalen, van nature én omdat er te veel bomen staan. Oude rassen zijn daarom meer resistent. Moesten we nu beslissen om volop die oude rassen aan te planten, dan zou het probleem zich verleggen en zouden we daar met insectenplagen en ziekten te kampen krijgen. Zelf teel ik de nashi-peer, een Aziatische soort die eruitziet als een appel, omdat die niet gevoelig is voor de ziekten die wij hier kennen. Het enige probleem is dat hij vroeg bloeit en dus bijzonder gevoelig is voor nachtvorst. Daarnaast zijn er verschillende interessante variëteiten uit het vroegere Oost-Duitsland op de markt. Onder het communistisch regime had men daar geen geld voor pesticiden en heeft men uit noodzaak een aantal ziekteresistente soorten met elkaar gekruist. Daar kijken wij nu naar uit. Een van de grote kanshebbers is de Topaz, een pittige, lichtzure, rode en licht gestreepte, vrij platte appel. Misschien vinden we hem over een paar jaren in de winkelrekken.”

Danny teelt ook kersen. Hij experimenteert volop met een uniek systeem in ons land, waarbij hij de bomen in de zomer snoeit. Op die manier blijven ze klein en kan hij er plastic serres over zetten, om de schade door vogels te beperken. Bio-Schuurke verkoopt niet alleen fruit van eigen teelt, maar ook verwerkte producten als fruitsappen. Het bedrijf is na afspraak te bezoeken.

Bio-Schuurke, Warandestraat 26, 1755 Oetingen. Tel. & fax: 054-56 84 25.

Groenten Samenwerken met de natuur

Vlaanderen telt acht landbouwers die erkend zijn als biologisch-dynamische producent en het Demeter-label dragen. Pieter Lutin (50) is er een van. Deze van opleiding maatschappelijk werker startte in 1984 met zijn bedrijf De Jaargetijden. Van in het begin werkte hij volgens de biologisch-dynamische principes en bouwde hij een intensieve groenteteelt uit. Op een kleine vier hectaren landbouwgrond teelt hij een twintigtal verschillende groenten, van prei, pompoenen en tomaten tot rode biet, warmoes en jonge wortelen. “Het grote verschil tussen een biologische en een biologisch-dynamische producent is wat ik een ‘geestelijk’ aspect noem. De basis is dezelfde. Ook wij gebruiken organische mest, werken met een zeer ruime vruchtwisseling en bestrijden onkruid enkel mechanisch. We werken samen met de natuur en niet ertegen, zoals de gevestigde land- en tuinbouw. Die vindt de grond en de aarde eigenlijk maar een probleemgeval, vol ongedierte, en kiest voor matten van steenwol of voor hydrocultuur.”

De biologisch-dynamische landbouw kreeg een sterke impuls in de jaren ’20, toen een aantal verontruste boeren aan de excentrieke maar succesvolle Rudolf Steiner (bekend van de Steiner-scholen) vroeg om een aantal middelen te ontwikkelen die de achteruitgang van de vruchtbaarheid van bodem, planten en dieren zouden tegengaan. Steiner gaf aanwijzigingen voor het bevorderen van de levenskracht van organismen. Zo zocht hij naar het ideale tijdstip om te zaaien, te planten, te snoeien enz. Hij stelde middelen voor en werkte ook het begrip van bedrijfsindividualiteit uit, gebaseerd op een soort terroirprincipe dat rekening houdt met de specifieke situatie van een stuk land en de planten, dieren en mensen die erop leven.

“Het begrip levenskracht staat centraal in de biologisch-dynamische landbouw en heeft te maken met het ritme van de zon, de maan en de planeten”, vertelt Pieter Lutin. “Wij worden door de meeste mensen als zonderling beschouwd, maar vergeet niet dat veel boeren bij ons in de jaren ’40 en ’50 nog werkten volgens de stand van de maan. Zij hadden uit ervaring begrepen dat je bij een wassende maan beter niet zaait, plant of snoeit. De sapstroom in de plant loopt dan immers ook omhoog. Bij een dalende maan loopt de sapstroom naar beneden, komt er meer sap in de wortels en kunnen de planten beter aarden, letterlijk. Zij wisten dat gewoon. Wij houden daar rekening mee en gaan ervan uit dat verschillende krachten in de kosmos invloed uitoefenen op het leven op aarde. Wij proberen die verschillende krachten met elkaar in evenwicht te brengen, zodat de planten minder vatbaar zijn voor ziekten. Die informatie verzinnen we niet zelf, maar werd 30 jaar geleden vastgelegd in een kalender, proefondervindelijk samengesteld.

Natuurlijk kunnen we veel van onze theorieën niet bewijzen volgens de geldende wetenschap. Ik ben er bijvoorbeeld zelf van overtuigd en studies hebben ook aangetoond dat elk levend wezen energie uitstraalt. Iedereen kan die energie van planten, dieren en zelfs van de aarde voelen en er op die manier mee communiceren. Maar bewijs dat eens. De huidige wetenschap kan en wil dat niet. Ze is niet waardevrij, want ze staat in dienst van de industrie en die is het tegenovergestelde van waar wij mee bezig zijn. Planten en dieren worden zo gemanipuleerd dat ze hun wezenlijke persoonlijkheid verliezen. Neem nu de genetische manipulatie. Wetenschappers hebben een soort tabaksgen, het BT-gen, geïsoleerd en ingeplant in het genetisch materiaal van teeltgewassen. Dat tabaksgen zou rupsen en ander ongedierte verdrijven. Op zich niet slecht. Maar wat de meeste mensen niet weten, alhoewel er publicaties over bestaan, is dat dit gif vanuit de plant in de bodem lekt en daar het bacteriologisch leven vernietigt. Er zijn zoveel miljarden in de gentechnologie gestoken en die moeten er weer worden uitgehaald, wat de consument er ook van denkt en of het resultaat nu gezond is of niet.

De biologisch-dynamische landbouw wil volwaardige producten aanbieden, en die zijn zeker niet het resultaat van een geforceerde of gemanipuleerde teelt. Voor ons is voeding meer dan voedsel alleen en bepaalt ze wezenlijk je lichamelijk en geestelijk evenwicht. Tijdens voordrachten vertel ik dat vaak met een boutade: mensen die elke dag varkensvlees eten, lijken na een tijdje ook op een varken. Fastfoodjunkies zien er na een tijdje bleek en papperig uit. Je bent gewoon wat je eet.”

Negentig procent van de opbrengst van De Jaargetijden gaat rechtstreeks naar de consument. Lutin heeft een winkel in Brugge, De Grote Beer, en staat tweemaal per week op de markt van Kortrijk. Naast zijn eigen groenten verkoopt hij ook biologisch fruit, biologische zuivelproducten enz.

“Tijdens en vlak na de dioxinecrisis konden wij de vraag niet volgen. Wij kregen veel mensen over de vloer die in paniek waren. Natuurlijk zijn daar wat klanten van overgebleven, maar de rust lijkt weergekeerd. Er zijn een aantal land- en tuinbouwers aan het overschakelen op biologische productie. Het is jammer, maar in sommige gevallen gaat het niet om gedrevenheid, maar om commercieel opportunisme. Voor ons telt het evenwicht tussen land, producten en mensen. Wij hechten veel belang aan het contact met onze klanten. Wanneer je enkel met commerciële belangen bezig bent, vertrek je vanuit een verkeerde basis en heb je geen respect meer voor het geheel. Onze sector moet nog groeien, en dat gebeurt best heel langzaam.”

Wie meer wil weten over biologisch-dynamische landbouw kan terecht bij de vzw Landwijzer, die een cursus biologisch-dynamische landbouw organiseert: Statiestraat 164 D, 2600 Berchem. Tel. 03-287 37 77.

De Jaargetijden, Waterhoek 2A, 8340 Moerkerke-Damme. Tel. 050-50 08 71, fax: 050-50 19 84.

De Grote Beer, Sint-Jorisstraat 53, 8000 Brugge. Tel. 050-34 09 33 (open op dinsdag en vrijdag, van 7.30 tot 12.30 u. en van 14 tot 18 u.).

Vis Niet biologisch, wel zuiver

In België wordt voorlopig nog geen biologische vis gekweekt. Hinkt de sector achterop? Denis Collette (56) van Pisciculture Collette in Bonlez, Waals-Brabant, vindt van niet. “Iedereen heeft de mond vol van biologische producten, ook in de sector van de viskwekerij. Toch is het voor ons moeilijk om zulke producten aan te bieden, omdat ze dat eigenlijk al een beetje zijn.”

Pisciculture Collette werd in 1925 door de grootvader en vader van Denis opgericht en specialiseerde zich in de kweek van forel. “De forel is een zeer bijzondere vis en een meetinstrument voor de zuiverheid van het water. Hij kan enkel leven in schoon en zuurstofrijk water. Giet je bijvoorbeeld één liter ammoniak in een vijver van 100 m², dan gaat de forel dood. Ook aan zware metalen is hij allergisch.”

Pisciculture Collette heeft dertig vijvers op een bosrijk domein van tien hectaren, die worden gevoed door een drietal bronnen. “Die zijn onze garantie. Ze hebben een debiet van 400 m3 zuurstofrijk water per uur. Het Instituut voor Veterinaire Keuring houdt elke maand steekproeven. Het neemt een paar forellen en stalen water mee, op zoek naar vervuilende materie. Het resultaat is steeds negatief. Tot voor enkele jaren moesten viskwekers een soort vervuilingstaks betalen. Die werd berekend op basis van het aantal kilogram voedsel dat ze aan hun vissen voederden. De voeding is inderdaad het enige probleem. Zoals dat voor alle levende wezens geldt, zitten de uitwerpselen vol nitraten en fosfaten. De visvoederfabrikanten ontwikkelden daarom op vraag van de kwekers een nieuw type voeder, dat hoofdzakelijk bestaat uit visolie en vismeel. Afhankelijk van de leeftijd van de forellen verschilt die, in de vorm van korrels, in grootte. Het resultaat is minder uitwerpselen en dus minder vervuiling van het water.”

Denis Collette, in zijn vrije tijd vice-voorzitter van de Federatie van Viskwekers van België, verwacht initiatieven van de overheid. “Bij ons is er niets officieels, zeker niet wat biologische productie betreft. We werken met een soort kwaliteitscharter, maar er zijn geen verplichtingen. Daarom kijken we naar Frankrijk en nemen we voorlopig de daar geldende normen over. Wij kopen trouwens al ons visvoeder in Frankrijk bij enkele vertrouwde fabrikanten.”

Pisciculture Collette kweekt drie soorten forel. De beekforel is een inheemse en traag groeiende soort: het duurt twee jaar eer de vis een gewicht van 250 gram bereikt. Daarnaast kweekt Denis ook regenboogforellen, oorspronkelijk afkomstig uit de Verenigde Staten, en ombles fontaines, een forelsoort die vooral in Frankrijk en Zwitserland voorkomt en met een benaming waarvoor geen duidelijke Nederlandse vertaling bestaat. “We kweken drie soorten maar verkopen er eigenlijk vier. De zalmforel kan met om het even welke soort worden gekweekt, het verschil zit hem in de voeding. Die bevat meer betacaroteen, zoals het pantser van de zoetwatergarnalen die hij normaal eet, waardoor het vlees roze kleurt.”

Naast forel kweekt Pisciculture Collette ook rivierkreeftjes.

Pisciculture Collette, Fort des Voiles 64, 1325 Bonlez. Tel. 010-68 84 42, fax: 010-68 92 92. Internet: www.proximedia.com/web/pisciculture.html

Filip Verheyden / Foto’s Tony Le Duc

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content