Bret Easton Ellis neigt naar een extreme wereld. Spektakel, geweld, marteling. Donkere zaken die ver van hem afstaan, zegt hij.

Zijn boek “American Psycho”, dat negen jaar geleden opschudding veroorzaakte wegens de gedetailleerd beschreven acties van een seriemoordenaar, wordt dezer dagen verfilmd met Christian Bale in de hoofdrol. Aanvankelijk zou Leonardo DiCaprio de rol voor zijn rekening nemen, onder regie van Oliver Stone, maar die bedankte.

Betreurt de schrijver dat?

Bret Easton Ellis: Ja. Het had iets pervers dat zo’n lief en jongensachtig type de moordenaar zou spelen. Dat gaf het extra wreedheid. Stone en DiCaprio vonden het script goed, maar Leonardo is een publieke figuur geworden, en er werd grote druk op hem uitgeoefend die rol niet te accepteren. Christian lijkt me ook goed. Hij heeft meer de leeftijd van de moordenaar, en hij is niet zo bekend. Dat kan een voordeel zijn. Met die titel en deze auteur heeft de film al genoeg ballast.

Naar verluidt had DiCaprio moeite met de ruige tekst.

Een paar dagen na de scriptlezing kwam ik Stone tegen en die zei: ” Leo is crazy“. Mooi, zei ik, dat is goed voor de rol. Nee, zei hij, Leo wil een aardige gevaarlijke gek spelen en hij wil dat we begrijpen waarom de man zo is geworden. Maar, zei Stone, ik wil een jaren-’80-gevaarlijke-gek. Stel je voor, zo’n gesprek over de aardige gevaarlijke gek versus de jaren-’80-gevaarlijke-gek. Fantastisch! Dat had zo in Glamorama gekund. Ik vroeg nog: waarom combineer je die twee niet tot een aardige-jaren-’80-gevaarlijke-gek?

Ellis is een paar dagen in New York tussen de Amerikaanse en de Europese tournee voor de promotie van zijn nieuwe boek Glamorama. In zijn spaarzaam ingerichte loft in Manhattan loopt hij druk heen en weer, beantwoordt de telefoon, schenkt iets in, loopt weg, komt terug.

Druk leven heeft u.

Het lijkt heel hectisch, met veel telefoontjes en afspraken en reizen en publiciteit, maar dat is helemaal niet zo. Tenminste, zo zie ik mezelf niet. Maar misschien heb ik niet zo’n helder beeld van mezelf. Misschien moet ik eens beter kijken. Deze tournee was mijn eerste. Een surrealistische ervaring, waarop ik niet was voorbereid. Elke dag ga je een beetje dood. Die ander neemt de leiding en praat tegen de interviewers.

Zodra je een soort beroemdheid wordt, ben je in zekere zin dood. Er verschijnen verhalen en foto’s. Zelfs een documentaire. Maar dat ben ik niet. Het is iemands beeld van jou. Het beeld leeft, en jij bent dood. Het is een paradox. Ik klaag erover, en toch doe ik het. Maar klagen helpt, om er overheen te komen. Nee, ik wil niet dat de buitenwereld de echte Bret leert kennen. En tegelijk is er niks anders dan de echte Bret. Hij wordt vervormd door het proces van de publiciteit. Maar ik bied niks anders dan de echte Bret. Sorry, als je me niet onderbreekt, lul ik maar door. Ik ben al op sinds zes uur vanochtend, en ik heb wat tegen de verkoudheid genomen, dus ik ben wat shaky.

De echte Bret, of een andere, gaat zitten en steekt een Marlboro light op. Hij is gekleed in een zwarte sweater en een zwarte joggingbroek. Eerlijk gezegd hadden we iets opvallenders verwacht na lezing van Glamorama, een thriller-roman die zich afspeelt in een wereld van fotomodellen, sterren en modeontwerpers en waarin de namen Versace, Armani en vooral Prada veelvuldig voorkomen.

Let je op de merken als je kleren koopt?

Ik koop bijna niks en ik heb bijna niks. Kijk maar in de kast. Ik heb vijf pakken, stuk of twintig overhemden, vier paar schoenen, paar stropdassen. Eens per jaar koop ik een pak, en dat draag ik tot het versleten is. Het merk kan me niks schelen. Ik heb niks met mode.

Waar heb je de holle dialogen van die snelle partytypes afgeluisterd?

Die zijn geheel aan mijn verbeelding ontsproten. Ik ken zulke mensen niet, ik kom niet op zulke party’s, en ik hoop dat ik zulke taal niet uitsla. Misschien gebeurt het als ik dronken ben.

De party’s waar ik kwam, speelden zich af in de boekenwereld. Die zijn veel minder uitbundig en glamoureus dan die van de sterren. Maar ik doe geen party’s meer. Met 34 jaar heb je het wel gehad, en wil je een kalmer leven. Met acht uur slaap, ja. En ik probeer goed te ontbijten.

In het boek passeert de ene ster na de andere. Hoe was het om zoveel tijd en energie in die wereld te steken?

Het maakte deel uit van de wereld waarin het verhaal zich afspeelt, dus het was noodzaak. Maar ik was meer geĆÆnteresseerd in de karakters, de dialogen, het verhaal. Eigenlijk had ik overal waar nu zo’n naam staat, ook “beroemde naam” kunnen intikken. Beroemde naam, beroemde naam, beroemde naam. Voor mij waren de namen een munteenheid in het verkeer tussen de karakters. Iets dat status gaf, omdat ze je toegang tot een party gaven, of omdat je er mee naar bed ging. De prestaties of de loopbaan van die mensen was van geen belang.

De ideale lezer is niet in staat een gezicht of een loopbaan aan die namen te verbinden. Misschien had ik ze moeten verzinnen, omdat echte namen kunnen afleiden.

Heb je reacties gehad van sterren?

Via via heb ik wat gehoord, maar verder niks. Die mensen lezen toch niet? Er zit niet eens een index in het boek.

Jay McInerney zei over beroemd zijn dat je er aan onderdoor kunt gaan, als je in de hype gaat geloven.

Maar je gelooft de wereld ook! Je wordt verleid. Je gaat denken dat dat de echte wereld is. Je beeld van beroemdheden verandert, en je gaat de wereld anders bekijken. Je wordt wantrouwend. Maar ik haat het geklaag over de schadelijkheid van beroemdheid. Hoewel het ook waar is. Of, nou ja, weet ik veel.

Waarom die fascinatie voor beroemdheden?

Dat weet ik niet. Ik wil niet worden gezien als een deskundige. Maar als je zo’n boek schrijft, loop je het risico zulke vragen te krijgen. “Wat denk je dat het einde van het millennium betekent?” Weet ik niet. Ik heb geen antwoord. Misschien is het boek een antwoord.

Victor, de hoofdpersoon, noemt regisseur Paul Verhoeven een nazi. Is dat de mening van de schrijver?

Nee, ik geloof niet dat Paul Verhoeven een nazi is. Maar ik vond het wel grappig als Victor dat zei.

Over Verhoevens film Starship Troopers werd wel beweerd dat er fascistische ondertonen in zaten. En Verhoeven heeft nog eens voor opschudding gezorgd met de opmerking dat hij ooit een film over Hitler wilde maken.

Die passage was al geschreven voordat de film uitkwam. Victor is blijkbaar veel meer bij de tijd dan ik wist.

Voorin het boek staat een citaat van Hitler. Waar heb je dat gevonden?

Dat komt uit een interview uit de jaren ’30. Ik zag het in een magazine, in de tijd dat er veel te doen was over de dagboeken die niet van hem bleken te zijn. Het citaat leek me representatief voor het donkere deel van het boek. Het eerste deel is lichter, en daar paste een citaat van Krishna bij.

Een criticus vond het een schande dat ik een citaat van Hitler gebruikte. Zo heb ik er nooit over gedacht. Die man staat gewoon voor het kwaad, voor duisternis en terreur. Het is moeilijk hem nog als een mens te zien, hij is bijna een abstractie. Maar Hitler citeren is niet hetzelfde als hem goedkeuren. Het was zeker niet als provocatie bedoeld.

Het fotomodel Victor raakt verwikkeld in een terroristische organisatie, die geleid wordt door een ex-model. Is er een verband tussen de modewereld en terrorisme?

In werkelijkheid niet. Voor zover ik weet, zijn fotomodellen niet druk doende met het opblazen van hotels. Er is wel een metaforische overeenkomst. Beide hebben te maken met onzekerheid en angst. De mode- en schoonheidsindustrie zorgt ervoor dat mensen onzeker zijn over dingen waarover ze niet onzeker hĆ³even te zijn. Dat ze hun haar verliezen, dat ze te weinig spieren hebben, te kleine borsten, de foute taille, eruit moeten zien als 18 terwijl je 38 bent. De media en de modewereld vertellen dat al die dingen nodig zijn om door de samenleving te worden geaccepteerd. Dat lijkt me heel slecht voor het welbevinden. Ook terrorisme veroorzaakt angst.

Eerst is er het vreselijke geweld, maar na de explosie is er de angst en de paniek. Elke keer als je een metaaldetector passeert, als je een ambassade binnenloopt, als je een vliegtuig binnenstapt – wat Ć ls? Daarnaast vroeg ik me af waar zo’n terroristische organisatie zich zou schuilhouden. In een wereld van buitenkant en beelden. Want als men denkt dat er niks anders is dan buitenkant, wordt er ook niet gezocht naar iets binnenin.

In het boek stort een vliegtuig neer zoals een paar jaar geleden een TWA-toestel bij New York neerstortte. Je beschrijft met gevoel voor detail wat er met sommige passagiers gebeurt, een passage die de nabestaanden van de TWA-passagiers maar beter kunnen overslaan.

Dat geldt ook voor mensen met vliegangst. Maar je kunt jezelf niet censureren. Je houdt rekening met niemand. Nie-mand. Het enige wat telt, is wat jij geschikt acht voor het boek. Of iemand overstuur raakt of gekwetst wordt, is niet van belang. Als ik bij die dingen zou stilstaan, zou ik nog maar weinig op papier krijgen. Schrijven is impulsief en emotioneel en intuĆÆtief. Na verschijning van “American Psycho” vroegen mensen of ik had bedacht hoe erg het voor mijn arme ouders was, dat hun zoon zo’n akelig boek schreef. Men leest het ten onrechte als autobiografisch. Als ik daarmee wel rekening had gehouden, dan had ik de ouders misschien geschrapt. En misschien nog een paar karakters, voor het geval vrienden zich erin herkennen. Mijn fictieve wereld is compleet anders dan mijn echte wereld. Ik duik in een fantasiewereld, in de geest van een ander. Dat zorgt voor het plezier en de spanning van schrijven. Ik zit niet te wachten op autobiografisch werk. Ik neig nu eenmaal naar een extreme wereld. Spektakel, geweld, marteling. Donkere zaken die ver van me afstaan.

De kunstenaar heeft geen maatschappelijke verantwoordelijkheid?

Ik ken die geluiden. ( lacht hartelijk) Dat is mijn afdeling niet. Je bent alleen verantwoordelijk voor jezelf. Een piloot ja, die is verantwoordelijk voor anderen. Een arts ook. Als je de samenleving iets biedt dat ze nodig heeft om te functioneren en vooruit te komen. Maar de samenleving heeft geen romans nodig, en geen schrijvers. Zonder kunst zou het leven veel leger zijn, maar kunst is geen noodzaak. Zodra je begint na te denken over je verantwoordelijkheid tegenover de samenleving, dan gaat die dicteren wat je schrijft. Terwijl de expressie ergens van binnenuit komt. Dat is niet eens onder woorden te brengen, dus er valt niks te dicteren.

Regels zijn in strijd met creativiteit. Bovendien biedt het volgen van regels geen enkele garantie op goede kunst. Sommige politiek correcte kunst is vreselijk. Misschien is slechte kunst veel erger dan goede kunst die sommigen voor het hoofd stoot.

De opwinding over je werk kan het zicht ontnemen op je intenties als schrijver, heb je eens gezegd. Wat zijn die intenties?

Mezelf uitdrukken. Ik heb geen agenda, geen carriĆØreplanning. Ik krijg een idee en ik weet niet waarom, maar het lijkt interessant en ik wil erover schrijven. De intentie is een boek af te krijgen als ik eraan ben begonnen.

Voordat ik aan Glamorama begon, had ik al een vaag idee voor een ander boek, maar daarmee kwam ik niet verder. Toen Glamorama af was, wist ik zeker dat ik nooit meer een boek wilde schrijven. Dan maar scenario’s, of zelfs journalistiek, maar geen roman. Het hoefde voor mij niet meer. Een boek is moeilijk, het vergt enorm veel concentratie, het kost veel jaren. Na dat besluit nam ik wat vakantie. Op een ochtend stond ik hier in de keuken een ei te bakken, en ineens schoot me te binnen hoe het met dat andere boek verder moet. Kennelijk houdt het niet op. Het zit in je en je moet wel, want het boek begint je gedachten over te nemen.

Maar hoe ontnam de opwinding het zicht op de intenties?

Ik heb een paar controversiĆ«le boeken geschreven, en de controverse lijkt veel meer rumoer te hebben veroorzaakt dan de boeken zelf. De controverse over “American Psycho” was onterecht. Het werd verkeerd gelezen. Dan krijg je dat men mĆ©Ć©r bekend is met de opwinding dan met de inhoud van het boek. Het rumoer begon al maanden voor publicatie, en ik denk dat velen bij het horen van die titel nog steeds een beeld voor ogen krijgen dat niks met de inhoud te maken heeft. Overigens zou ik het nu anders schrijven. Minder extreem. Maar ik was in de twintig. En gewoon heel boos op de wereld, op alles. Ik ben niet meer boos nu, wel verkouden. En moe van de binnenlandse tournee, terwijl de koffers voor de trip naar Europa alweer gepakt moeten worden.

Als je geen tournee wilt, blijf je toch lekker thuis?

Ik kan geen nee zeggen tegen oudere mannen bij de uitgever en bij de agent, die me vertellen dat ik de interviews en die reizen moet doen. Het zijn vaderfiguren die me intimideren. Alsof ik een pak slaag krijg, als ik niet gehoorzaam. Ik was bang voor mijn vader. Hij was een gewelddadige man. Intimiderend. Maar ik begreep hoe het zat. Hij had gewoon nooit moeten trouwen, hij had nooit kinderen moeten krijgen, hij was niet op zo’n leven voorbereid. Hij wilde iets anders, zonder te weten wat. Hij was ongelukkig, dronk veel. Hij is het huis uitgezet toen ik 16 was. Ik voel me geen slachtoffer, ik ben de woede voorbij. Het leven is niet rechtvaardig. Ik weet dat het me altijd beĆÆnvloedt. Het heeft me gemaakt wie ik ben, for better or for worse. Ik ben opgelucht dat hij niet meer leeft.

Bret Easton Ellis, Glamorama, Anthos/Manteau, 520 p., 895 fr.

Jim Schilder

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content