“Anders dan alle andere dieren zult gij zijn. Onder uw hoeven zult gij mijn vijanden vertrappelen, maar op uw rug zult gij mijn vrienden dragen. Sterk en krachtig zult gij zijn, en waar gij komt, zult gij geluk en genezing brengen.” Volgens een Arabische legende schiep God met die gevleugelde woorden het paard. En à la limite ook de paardentherapie.

Wat hebben jonge meisjes toch met paarden?” vraag ik mij af, als ik voor het slapengaan mijn dochters, zeven en tien jaar oud, voor de zoveelste keer voorlees uit Tiny leert paardrijden. Waarom spreken paarden, veel meer dan koeien, schapen, geiten of olifanten, zo sterk tot hun verbeelding? En waarom groeien sommige kinderen op tot echte paardenfreaks?

Zo herinner ik mij, in het eerste jaar van het middelbaar onderwijs, Anja, een klasgenootje dat net als zoveel andere pubermeisjes gek op paarden was. Haar tienerkamer hing vol met paardenkoppen, trotse paardenlijven en glanzende paardenvachten. Black Beauty was – hoe kan het ook anders? – haar favoriete tv-programma en in het weekend ging ze steevast paardrijden. Als ze op maandagochtend op school arriveerde, rook ze zelfs naar paarden. Niet dat ze zich niet goed gewassen had, nee, ze had zich doelbewust niét gewassen, want die scherpe geur wilde ze op haar lichaam, in haar haren en op haar kleren dragen. In een vertrouwelijke bui vertelde ze mij zelfs dat ze ’s nachts onder haar paardendeken sliep.

Ja, Anja ging erg ver, maar toch was ze met die paardenliefde geen uitzondering tussen haar leeftijdsgenootjes. Wie de deelnemerslijsten van een willekeurig paardenkamp overloopt, zal onmiddellijk het massale vrouwelijke overwicht in de leeftijdsgroep tussen elf en vijftien jaar opmerken. Aan de symbolische betekenis van een paard in een kinderleven wil ik mij niet wagen, al heb ik wel vaak gemerkt dat eerst het paard en dan de man in het leven van menig meisje verschijnt, maar aan Ingrid Declercq, psychologe en paardentherapeute, verbonden aan het Psychiatrisch Centrum van Melle, kan ik zulke vragen wél stellen. Ooit was ze zelf zo’n paardenmeisje.

Ingrid: “Al heel jong zocht ik in de ponyboerderij contact met paarden en, zonder de precieze betekenis te vatten, zag ik bijzondere dingen tussen mensen en paarden gebeuren. Zo kende ik een meisje dat niet meer sprak en plots tegen de pony’s en de paarden begon te praten. Zelf genoot ik als pubermeisje vooral van de affectie van mijn paard. Op mijn kamer had ik fotootjes van allerlei paarden en pony’s die ik leuk vond, maar toch zocht ik vooral contact met dat ene dier. Mijn paard.

Er wordt wel eens gezegd dat het een sensueel gevoel is om op een paard te zitten, maar dát heb ik mij nooit bewust gerealiseerd. Wel lag ik vaak languit op dat dier om het uitgebreid te knuffelen. Het ging mij vooral om de vrijheid en de affectie, het speelse en de snelheid, en natuurlijk ook de hele paardensfeer. En dat mijn paard mij kende en mij overal in de wei volgde, vond ik helemáál fantastisch.

Later, tijdens mijn middelbare schoolperiode, had ik die naïeve droom dat het mogelijk moest zijn om met dieren mensen te helpen of zelfs te genezen. Toen ik enkele jaren later psychologie begon te studeren, verdiepte ik mij in de hippotherapie en besefte ik stilaan dat die idealistische meisjesdroom toch niet zo utopisch of onnozel was.”

Ingrid werkt nu met jonge, psychiatrische patiënten: kinderen die getraumatiseerd zijn door verwaarlozing, misbruik, mishandeling, verlies en verdriet, jongeren die kampen met depressie, angsten, dwangmatig gedrag en psychotische problemen. De jongens en meisjes die Ingrid en haar collega Lieve Devriendt elke dinsdagnamiddag mee naar de manege nemen, zijn gekwetst, sommigen zwaar beschadigd.

“Lieve was géén paardenmeisje”, benadrukt Ingrid, opgetogen dat ook anderen – géén paardenfanaten – haar passie en overtuiging delen.

“O neen,” lacht Lieve, “ik had niets met paarden en was er zelfs wat bang van. Maar toen Ingrid hier met hippotherapie wilde starten, vond ik dat wél een leuke uitdaging. Als bewegingstherapeute werkte ik al jaren rond lichaamsbeleving, het paard leek me wel een geschikt medium om te leren bewegen, voelen, aanraken en contact maken. Een paard is een levend wezen, geen voorwerp, geen stuk materiaal, maar toch ook geen mens: het stelt geen voorwaarden, wacht af, houdt rekening met jou en zal je nooit moedwillig kwaad doen. Pas toen ik de hippotherapie beter leerde kennen, besefte ik wat een fantastische mogelijkheden dat biedt voor onze patiënten. Verbaasd stond ik te kijken hoe geprikkeld en gemotiveerd de kinderen waren, hoe snel ze hun verborgen kanten lieten zien: de zachtheid, de vertedering, de angst. Het bleek een ideale therapeutische situatie: geen nepcontext, maar een concrete, reële uitdaging. De kinderen konden niet meer om zichzelf, hun angsten en hun verlangens heen.”

Ingrid: “Onlangs vertelde een collega mij dat een misbruikt jongetje haar om een massage vroeg. Voor een therapeute is dat een moeilijke situatie, want wat vraagt zo’n kind precies? Wil hij vroegere ervaringen herbeleven? Wil hij je testen of uitdagen? Of heeft hij gewoon behoefte aan lichamelijk contact? Is het wel de taak van een therapeut om dat kind aan te raken of te masseren? Is de ouder of de verzorgende persoon niet beter geplaatst? Wel, in zo’n situatie is paardentherapie een ideale oplossing.

Soms zeg ik tegen een kind: ‘Strek je eens helemaal uit op je paard’, of ‘Geef het een flinke beloning.’ Sommigen geven het een kort klopje op de hals, maar de meeste kinderen gaan, heel spontaan, languit op hun paard liggen en geven het een dikke knuffel. Het is trouwens een heerlijk gevoel om zo hoog gedragen te worden en driedimensionaal – op en neer, zijwaarts, voorwaarts en achterwaarts – te bewegen. ‘Net een aardbeving, maar dan een hele toffe!’ zei een meisje vorige week nog.”

Lieve: “Maar ook als je gewoon op een paard zit en vanuit je bekken die golvende bewegingen voelt, geeft dat een heel aangenaam en ontspannend gevoel. Hippotherapie heeft weinig of niets met paardrijden te maken. Als ik in het weekend naar de manege ga, zadel ik mijn paard, krijg ik les, wissel ik vaak van dier en probeer ik voortdurend mijn rijstijl te corrigeren. In de hippotherapie gaat het er heel anders aan toe. Daar is het technische aspect van geen enkel belang, alles draait om ontspanning en contact. Het kiezen van één vast paard is zeer belangrijk en de verzorging neemt het grootste deel van de tijd in beslag. Op die manier ontdekt een kind zijn paard heel geleidelijk: ‘Kijk, hier heeft het een wrat, een wonde, een gevoelige plek! Oei, wat voelt dit warm aan! Mag ik deze ruwe plek wel aanraken? Kijk, hier heeft hij pijn.’ Op die manier vertelt een kind ook veel over zichzelf, over zijn eigen gevoelige plekken en de plaatsen waar hij niet graag wordt aangeraakt.”

Ingrid: “Onvermijdelijk weerspiegelt de geschiedenis van een kind zich in de manier waarop het met zijn paard omgaat. Soms voel en zie je gewoon met welke problematiek zo’n kind worstelt. Perfectionisme, faalangst, misbruik, verwaarlozing… die problemen worden zeer snel duidelijk. Zo heeft een misbruikt kind soms de neiging contact met de handen te vermijden en het paard te borstelen met de mouwen over de vingers getrokken. Met aanraken en strelen heeft zo’n kind al te vaak nare ervaringen gehad. Voelen is een beladen terrein geworden.”

Lieve: “Maar het mooie is dat zo’n kind in de hippotherapie opnieuw zijn handen leert te gebruiken. Vorige maand borstelde Kiara haar paard nog met haar mouw, afstandelijk en oppervlakkig, maar gisteren zag ik dat meisje plots met haar blote hand dat dier betasten en écht contact leggen.”

Ingrid: “Maar het blijft delicaat. Voor een gewoon kind is het fantastisch om zo hoog te zitten en te leren zo’n paard met het eigen lichaam te sturen, maar onze kinderen zouden in een gewone manege de stuipen op het lijf krijgen: te veel angst en onzekerheid, te veel uitdaging en aanraking, te veel contact en intimiteit.

Zo is het voor een seksueel misbruikt kind soms moeilijk om op een paard te zitten. De benen open, dat grote lijf, die deinende bewegingen. Zoiets kan heel confronterend zijn en trauma’s oproepen. Voor een verwaarloosd kind is het vaak niet evident om zich opnieuw door een levend wezen te laten dragen of aanraken. Neen, hippotherapie is veel méér dan zomaar even een kind op een paard zetten.”

Lieve: “Ze hoeven ook helemaal niet op dat paard te zitten. Sommige kinderen blijven liever de hele tijd op de grond, anderen gaan uiteindelijk toch rijden, genieten van de bewegingen van dat dier, en uiteindelijk ook van hun eigen lichaam.”

Zo was er Evie, een verwaarloosd en mishandeld meisje dat niemand in haar buurt duldde en dat onder geen beding aangeraakt wilde worden. “Altijd boos, altijd negatief, stuurs en ontoegankelijk. In de manege keek ze misnoegd naar de dieren en schold ze de huid vol. Maar uiteindelijk belandde ze toch op een paard en hoewel ze vreselijk haar best deed om zich negatief en ongeïnteresseerd op te stellen, zag ik haar al na enkele ritjes ontspannen en zichtbaar genieten. Tijdens de evenwichtsoefeningen bestookte ze mij met vragen, streelde ze het dier en mocht ik haar voor het eerst aanraken.

Later, toen de anderen vroegen hoe het was geweest, gromde ze: ‘Stom, ik haat dat beest’, maar uiteindelijk vertrouwde ze Lieve en mij haar trieste verhaal toe. Stilaan werd ze minder stuurs en angstig. ‘Door dat paard heb ik jullie leren vertrouwen’, zei ze onlangs letterlijk.”

Ingrid: “Zo was er ook Glenn, een grote, zware jongen die zich klein en zwak voelde en altijd met een flauw piepstemmetje sprak. In de paardentherapie koos hij een groot, zwart paard dat hij slechts met veel moeite kon bestijgen. Tegen de mensen durfde hij nauwelijks te spreken, maar bovenop dat paard praatte hij de hele tijd tegen dat dier. En op een dag gebeurde er iets vreemds. ‘Hé Ingrid, kijk eens naar mij!’ riep hij plots met een diepe, zware stem. Iedereen keek op, want die stem hadden we nooit gehoord. Glenn leek wel een andere jongen, zo mooi en stevig zat hij op zijn paard, zo zelfverzekerd had ik hem nog nooit gezien. Sindsdien heeft die jongen een mooie evolutie doorgemaakt.

Pas op, hippotherapie is geen wondermiddel, maar als ik zie hoe die kinderen dat paard soms strelen, rond zijn nek hangen of zelfs zoenen, hoe Glenn plots met een diepe stem spreekt en Evie zich voor het eerst laat aanraken, sta ik altijd opnieuw versteld.

De impact van een paard is immens, het schrikt af én trekt aan. Maar het effect van hippotherapie heeft alles te maken met je eigen houding. Als een paard mij vertrouwt en voelt dat ik zeker en rustig ben, breidt dat vertrouwen zich uit en willen die kinderen best ook wel eens op dat paard. Als hippotherapeute moet je ontzettend veel vertrouwen uitstralen.”

Lieve: “Een paard is een hypergevoelig wezen. Als ik bang ben, krijg ik geen greep op het paard. In het begin wandelde dat dier met mij de stal uit, nu leid ik het paard de piste in.”

Ingrid: “Paarden zijn kuddedieren en willen je maar al te graag volgen. Bovendien zijn ze heel alert voor de bewegingen en gedragingen van mensen. A la limite kun je louter met je ademhaling een paard doen stoppen, bewegen, versnellen of vertragen.

‘Waarom paardentherapie, en geen honden-, koeien- of schapentherapie?’ vraagt men mij vaak. ( lacht) Ja, natuurlijk kan een mens die bijzondere relatie ook met een ander dier opbouwen. Als ik geen hippotherapie zou geven, waagde ik mij misschien wel aan hondentherapie. Maar toch vind ik dat het paard op therapeutisch vlak een surplus heeft. Een paard is discreet en voorzichtig in zijn contactname. Anders dan een hond die je meteen durft te bespringen, wacht een paard geduldig af. Bovendien is het een schichtig wezen, een vluchtdier waar angstige kinderen zich gemakkelijk in herkennen. Aan paarden wordt een hele reeks positieve eigenschappen toegeschreven: eerlijkheid, geduld, moed, kracht, werkijver, doorzetting, zachtheid, evenwichtig, fijngevoeligheid, trouw. Natuurlijk heeft het paard ook een sterke symbolische betekenis. In kunst, mythen, tradities en verhalen tref je het steevast aan als een sterk, machtig en edel dier. Soms geldt het als symbool van dood, almacht of bovennatuurlijke krachten, vaak als teken van leven, water, zon, lucht, aarde en vuur. Nu eens het symbool van verlangen en erotiek, dan weer een goddelijk wezen, soms een teken van vrouwelijke schoonheid en gratie, dan weer van mannelijke moed en werkkracht.

Bovendien heeft een paard iets wat slechts weinig andere dieren kunnen bieden: je kunt erop rijden. Dát gevoel is uniek. Vorige week speelde Tim, een contactgestoord jongetje, met de hond van de manege. Hij borstelde het dier, sprak het toe en aaide het, maar toen hij erop wilde klimmen, lukte dat niet en was hij boos en teleurgesteld. Heus, rijden op een paard doet een mens – letterlijk en figuurlijk – groeien. Soms zitten de kinderen met open mond naar videofragmenten van de hippotherapie te kijken, zo imponerend vinden zij het om zichzelf hoog op dat paard te zien zitten. Alsof zij als ruiter de statigheid van hun paard overnemen.”

Ingrid: “Toen ik hippotherapie als thesisonderwerp koos, lachten sommigen nog neerbuigend, nu is dierentherapie in. Het hééft natuurlijk ook een spectaculair kantje: spastische jongeren die op een paard rustig worden, een kind dat nooit lacht en plots begint te schateren. Toch is hippotherapie geen mirakeloplossing. Sommige kinderen hebben meer baat bij een verbale aanpak, anderen bij spel- of bewegingstherapie. Paardentherapie is vooral geschikt voor kinderen die contact en communicatie vermijden, maar toch behoefte hebben aan een individuele begeleiding.

Jari was zo’n kind, moeilijk, gesloten en contactgestoord. Na de plotse dood van zijn moeder – drie jaar was hij toen – belandde hij van de ene instelling in de andere. Op een dag namen we hem mee naar de manege waar wij hem Fanny voorstelden, een klein paardje dat heel geschikt voor hem was. Maar Jari was ruw met dat dier, schold het uit en trok aan het bit. ‘Dat babypaard moet ik niet hebben’, schreeuwde hij luid. Zijn afkeer voor Fanny was buiten elke proportie, Jari wilde koste wat het kost een heel groot mamapaard. Bij Pandora was hij een heel ander kind: lief, vrolijk en opgewekt. Dus werd Pandora zijn paard, en hij was wég van haar. Maar op een dag was het dier weg, verkocht, zonder dat Jari de kans had gekregen om afscheid van haar te nemen. Bedroefd ging hij op zoek naar Pandora’s spullen die nog in de manege achtergebleven waren: haar nummer, haar bit, haar zadel. Eén voor één nam hij alles vast, en telkens opnieuw zei hij: ‘Dit was van haar.’ We babbelden over de mooie en de moeilijke momenten met Pandora en plots begon hij te vertellen over de trieste dingen die in zijn leven waren gebeurd, en over zijn mama die gestorven was. Hij kon haar haarfijn beschrijven en vertelde ook over zijn babyzusje dat de oogappel van zijn moeder was. Voor Jari was hippotherapie de eerste stap naar rouwverwerking. Zonder dat paard was het ons niet gelukt contact met hem te krijgen.”

Lieve: “Toch blijft het paard voor ons altijd een therapeutisch instrument. Hippotherapie spreekt misschien tot de verbeelding, maar sommige mensen begrijpen nauwelijks waar het om gaat. Onlangs stond een groepje ruiters naar ons te kijken. Ze hadden zoveel commentaar – de teugels strakker, de handen lager,… – dat de kinderen, de begeleiders en natuurlijk ook de paarden zenuwachtig werden. Er was zelfs iemand bij die aanstalten maakte om de houding van een kind te corrigeren. Stel je voor, zomaar een van onze patiëntjes aanraken, is helemaal niet evident. Zelf springen wij daar heel voorzichtig mee om.”

Ingrid: “Soms zeggen vrienden mij wel eens: ‘Leuk, van je hobby je beroep maken’ of: ‘Fijne job, je dag doorbrengen op de manege!’ Maar ook voor mij heeft hippotherapie weinig of niets met paardrijden te maken. Als therapeute moet je de hele tijd ontzettend alert zijn: de veiligheid garanderen, uitkijken dat er niets fout loopt, de signalen van de kinderen én de dieren opvangen, de paarden correct behandelen, verscheidene kinderen tegelijk in het oog houden én toch individueel therapeutisch werken. Achteraf ben ik bekaf, maar voel ik mij wel voldaan.”

In de manege zie ik Lieve en Ingrid rustig bezig, met de kinderen en de paarden. Is het de hippotherapie of gewoon hun geduldige aandacht die het hem doet?

Sommige jongeren zijn zichtbaar getekend door hun problemen en hun verleden. De angsten en onzekerheid hebben zich vastgezet in hun gezichtsuitdrukking en lichaamsbouw. Komt daar nog eens de puberteitsellende bij: puistjes, onwennigheid en onhandigheid alom.

Op het binnenplein van de manege helpt Lieve drie jongeren bij de verzorging van hun paard. Saskia en Ellen verschuilen zich achter hun dier en gunnen mij geen blik, maar Benny heeft duidelijk zin in een praatje. “Dit is Maestro“, zegt hij trots. “Het mooiste, grootste, zwartste paard van de hele manege. Eerst had ik Tosca gekozen, maar ze was veel te tam voor mij. Maestro is groter en heviger, een speelvogel die doet waar hij zin in heeft, maar toch ook goed kan luisteren.”

Luistert hij naar jou?

“Vroeger niet, nu wel. In het begin was ik erg bang van hem, maar nu niet meer. Zo’n paard is heel speciaal. Hij heeft meer kracht dan ik en toch moet ik de baas zijn en moet hij naar mij luisteren. Als dat lukt, voel ik mij goed. Dat is ook de bedoeling van de therapie, hé? Dat je een band krijgt met je paard, en dat je zo leert om iemand te vertrouwen. En automatisch krijg je dan ook meer zelfvertrouwen.”

En? Voel je dat het werkt?

( overtuigd) “Ja hoor! Vroeger heeft nooit iemand naar mij geluisterd, ik had nooit gedacht dat een paard dat wél zou doen. Weet je, ik denk dat ik een beetje hetzelfde karakter heb als mijn paard. Ik ben ook een speelvogel, maar als ik lief ben met hem, is hij ook lief met mij.”

Onder de indruk van zoveel inzicht heb ik geen vragen meer. Lieve komt Benny uitleggen hoe hij de hoeven van het paard moet schoonschrapen, ik slenter wat rond tot ik een verlegen lachje van Saskia opvang.

Waarom ben jij hier? vraag ik voorzichtig.

( bijna onverstaanbaar) “Om mijn angsten te overwinnen.”

Heb je veel angst?

“Ja, heel veel.”

Helpen de paarden je?

“Ja, want om een paard aan te raken, moet je durf hebben, hé? Als ik onrustig ben, worden zij ook onrustig. ( lange stilte) Ben jij bang van paarden?”

Ja, antwoord ik naar waarheid.

“Ik ben ook bang van een kip en een hond en een poes en nog veel andere dingen. Ik ben altijd gespannen en dan ben je ook snel bang. ( lang stil) Wil je een foto van mij in je artikel zetten?”

Niet van jou, misschien wel van je paard.

“Mijn paard heet Voilà. Wil je mij dan onherkenbaar met haar op de foto zetten? Zo?”

Ze gaat met haar rug naar mij toe staan, haar hoofd dicht tegen het paard, haar armen om zijn nek.

Dát lijkt mij een goed idee, zeg ik en ze rent naar Lieve om haar het goede nieuws te melden.

Kom straks een kijkje in de piste nemen, had Ingrid mij gezegd, maar het verstilde tafereel dat ik daar zie, doet mij onmiddellijk op mijn stappen terugkeren. Op een ongezadeld paard ligt een meisje op haar buik, lang uitgestrekt, de voeten los, de ogen gesloten. Met grote, vloeiende bewegingen strijkt ze met haar vingers door de manen van het paard dat Ingrid losjes bij de teugels houdt. Dit meisje is Tamara, zichtbaar getekend door een moeilijke jeugd.

Wat later staan we naast elkaar naar de anderen te kijken, onze ellebogen op het houten hekwerk.

“Je hebt mij gezien”, zegt ze droog. “Daarnet in de piste.”

Het spijt me, zeg ik.

“Geeft niks. Zo’n paard eens goed vastpakken doet deugd. Ik ben niet iemand voor knuffels en zoenen, maar hoe beter ik mijn paard ken, hoe liever ik hem knuffel. Aan mensen zou ik ook graag liefde kunnen geven, maar dat kan ik niet. Ik heb het al moeilijk genoeg met mezelf. Begrijp je wat ik bedoel?”

Ik denk het. Met dat paard kun je dingen doen die bij mensen onmogelijk zijn?

“Ja, hij is mijn vriend. Als ik bij hem ben, wij twee samen, kan ik alles loslaten, mij helemaal laten gaan en aan niets meer denken. Met mijn paard bezig zijn, is het leukste wat er is. Ik kan me vreselijk opjagen, heel onrustig zijn, maar bij de paarden ben ik kalm en kan ik eindelijk eens aan vrolijke dingen denken. Ik doe mijn best, echt waar, om ook eens aan iets leuks te denken, maar als ik het moeilijk heb, vind ik het leven gewoon niet de moeite waard. Ik heb zelfs al eens geprobeerd om weg te zijn in het leven. Medicijnen genomen, maar nu zie ik wel in dat dat geen oplossing is. En dat ik mij moet neerleggen bij mijn leven, hoe moeilijk dat ook is. Ik ben bijna zestien jaar en heb al veel moeilijke dingen meegemaakt. Ik leef ook in een tehuis, niet bij mijn ouders. En ik ben bang, altijd bang. Ik zou zo graag al volwassen zijn en niet meer in die stomme puberteit zitten, maar tegelijkertijd ben ik zo bang voor de toekomst. Mijn grootste angst is om later dakloos te zijn. Veel heb ik niet nodig, met een kamer of een studio zou ik al tevreden zijn. Ik zou later ook graag een job hebben die ik leuk vind. Met werk en een dak boven mijn hoofd weet ik zeker dat het beter met mij zal gaan, en wie weet, zal ik dan ook wat liefde van de mensen krijgen. Natuurlijk kunnen paarden de liefde van mensen niet vervangen, dat weet ik ook wel, maar bij hen kan ik tenminste een beetje genieten. Bij mensen heb ik vaak het gevoel dat ze boos op mij zijn, bij paarden niet. Mijn paard neemt mij zoals ik ben, en dát gevoel heb ik nooit gehad.”

Annemie Struyf / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content