“Deze sonde”, wijst de man, “kun je uit de koepel van een tank laten bungelen om al rijdend straling op te meten.” Hij kijkt mij aan en grijnst : “Al denk ik niet dat jij dat gaat proberen.”

Ik had me een verkoper van tweedehandse geigertellers anders voorgesteld, een soort kruising tussen een sergeant op rust en een groezelige drugsdealer. Maar deze man is een vriendelijke bio-ingenieur. Hij straalt iets jongensachtigs uit. Op zijn brievenbus kleeft een sticker van een vereniging voor ecologisch tuinieren.

We bevinden ons in een groene verkaveling even buiten de stad. Het zonnetje schijnt en de vogelen fluiten, maar even verderop is naar verluidt een oorlog opgestart en een kerncentrale afgebrand. Nogal wat mensen voelen zich onzeker. “Mijn telefoon staat niet stil”, zegt de ingenieur. “De belangstelling is overweldigend. Ze komen zelfs van over de grens om een stralingsmeter aan te schaffen.”

Hij kocht ze een jaar of wat geleden, in tempore non suspecto, een lot afkomstig van het Belgisch leger. Kloeke, gitzwarte apparaten, met knoppen die nog knoppen zijn. Ze hebben zo’n lekker ouderwetse wijzerplaat met een naald die uitslaat volgens de straling, bij een stemmige oranje gloed. Van op een afstand lijken ze op ouderwetse strijkijzers. De man verkoopt ze voor het equivalent van een maaltijd bij de Indiër. Dat neemt mij voor hem in, op een andere site zag ik de prijs van een soortgelijk toestel in 24 uur tijd vervijfvoudigen nu er schaarste dreigt.

Ik geneer mij een beetje dat ik hier sta, als ik ergens een hekel aan heb, dan wel aan mensen die bij het minste gaan hamsteren. Maar zo’n oldskool geigerteller heb ik altijd al een prettig ding gevonden met een hoog stripverhalengehalte (1). Ik zou hem, tot afgrijzen van het Weergaloze Meisje, wel als versiersel in mijn living zetten.

De verkoper, die stukjes licht radioactief erts heeft uitgestald om de werking van het apparaat te demonstreren, begrijpt mij volledig. “Het zijn echt niet alleen bejaarde, bange mensen die zo’n toestel kopen”, zegt hij. “Veel jonge mannen eigenlijk, vergezeld door hun vriendin die er verveeld naar staat te kijken.”

Terwijl we praten, lopen alweer twee nieuwe kandidaat-kopers de oprit op, een beetje schichtig, als kan de deal het daglicht niet verdragen. De ene man komt uit Kontich, de andere uit het diepe West-Vlaanderen. “In de krant staat dat je als particulier geen stralingsmeter nodig hebt”, aarzelt de Antwerpenaar. “Je kunt de resultaten van de officiële meetstations via internet bekijken. Volledig gratis.”

“Als we daarvoor op het overheidscircus moeten rekenen, zijn we nog niet jarig”, schampert de man uit Poelkapelle. Ik herinner mij de dagen na Tsjernobyl levendig. Alles was veilig, stelde de nieuwslezer ons gerust (2). Tot achteraf bleek dat zelfs weerman Armand Pien verplicht werd de bevolking te beliegen. Dat was in 1986. Ik denk niet dat we de overheid vandaag méér kunnen vertrouwen.”

“Om het eufemistisch uit te drukken”, zegt de ingenieur, en iedereen moet lachen. Van de overheid denken steeds meer mensen in dit land blijkbaar het hunne.

“Dan heb ik, voor de gerustigheid, liever zelf een hijgerteller om af en toe een blik op te werpen”, vervolgt de West-Vlaming. “Niet dat je veel kunt doen mocht het zover komen. Maar ze zullen ons toch niet zo gemakkelijk bij den bukdraaien als toen.”

Dat er voorlopig geen reden is tot paniek, daarover zijn we het eens. Dat zou nogal flauw zijn, op duizenden kilometers afstand, nu een handvol dapperen zich in de centrale blootstelt aan enorme doses straling. We hebben de leeftijd bereikt waarop we weten dat het echte gevaar in het leven niet van uraniumstaven komt, maar van jaloerse echtgenoten en dichtslibbende aders.

Thuisgekomen kijkt het Weergaloze Meisje mij met één opgetrokken wenkbrauw aan. “Het stinkt”, zegt ze, als ik een poging onderneem haar de werking van mijn nieuwe hijgerteller te demonstreren. Ik moet toegeven dat het toestel een aroma van beschimmelde bunkers verspreidt. Zij neemt mij bij de hand en samen lopen wij de buitenlucht in, waar eindelijk wat lente hangt, die nukkige juffrouw die graag hard to get speelt. Een formatie speelse vogeltjes vliegt over de daken aan de overkant. Springerig klimmen zij op tegen de hemel, als gevederde gevechtsvliegtuigjes, betrokken bij een operatie waarvan de naam te avontuurlijk klinkt.

jp.mulders@skynet.be

(1) Zie, onder talrijke andere, De erfenis van nonkel Bibber, door Pom, NV De Vlijt, 1980, p. 22 en verder.

(2) Zie de autobiografische roman Kraai van Bavo Claes, Atlas, 1997, p. 119 en verder.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content