Bijna zijn hele leven heeft François Barchon doorgebracht in het Forêt d’Anlier, een van de grootste wouden van ons land. Altijd met zijn onafscheidelijke paarden en muildieren die hem hielpen bij het werk. Geen man van veel woorden, behalve als het bos, paarden en vrijheid ter sprake komen.

Zijn origines liggen in Aubel, in het land van Herve, maar na de oorlog verhuisde de familie van François Barchon, nu 72, naar Louftémont, in het zuiden van de provincie Luxemburg, waar zijn ouders op een klein hoevetje gingen werken. Omdat de jonge François handen aan zijn lijf had, werd hij op zijn twaalfde van school gehaald en naar een bandenfabriek in Luxemburg gestuurd. Maar dat beviel hem allerminst. “Ik was gewend aan de totale vrijheid die je in de natuur beleeft, en dat gevoel geraak je niet zomaar kwijt. Mijn ouders hadden een klein landbouwbedrijf, ze teelden primeurs, hadden koeien en paarden, en vooral die paarden waren mijn ding. Van de fabriek ben ik naar het woud gestapt, en in het woud ben ik gebleven, een leven lang. Ik versleepte omgehakte bomen tot bij de weg met mijn Ardense trekpaarden. Het paard zorgt voor de kracht, de man voor de leiding. Zo hebben we tientallen jaren samengewerkt. Ook toen de boel gemechaniseerd werd, bleven we samen. We zagen de geschiedenis aan ons voorbijtrekken, en wij ploegden samen verder, zoals een handvol anderen. Die liefde voor paarden is voor mij van levensbelang, ik kan mij geen leven voorstellen zonder. Anderen houden van een hond of een kat, ik hou van mijn paarden. Dankzij die stille samenhorigheid heb ik ook behoorlijk mijn kost verdiend. Dat heeft mijn leven veranderd, want ik kom uit een heel arme familie.”

Mechaniek vs. paard

Vijfendertig jaar bracht Barchon door in de bossen. Hij kent elke lap van het woud tot ver in de omgeving, en drie vierde van de eigenaars. “Je mag me midden in de nacht in het woud droppen, ik zal altijd mijn weg terug- vinden. Ik ben daar intens gelukkig geweest. Maar ik was ook getuige van de evolutie : ik zag de mechanische zaag aanrukken en de grote vrachtwagens met hun kraan, die alles kapotrijden op hun weg. Mechaniek kan soms meer dan een mens en een paard maar ze ontziet niets, terwijl ik met mijn dieren wel de natuur respecteer. Ontsnappen aan de evolutie kun je niet, ik accepteer de vooruitgang, maar niet van harte.”

Barchon houdt ook wel van een uitdaging. “Daarom ben ik tien jaar geleden begonnen met het fokken van muildieren. Ik wist dat zoiets in het buitenland gebeurde en ik bracht een Ardense merrie samen met een mannelijke ezel van het ras Baudet du Poitou. De veulens die daaruit voortkwamen waren het begin van een nieuwe, boeiende etappe in mijn leven. Muildieren zijn nog zachter en vooral intelligenter dan paarden en kunnen gevaar inschatten. Dat is belangrijk bij het werk. Er wordt gezegd dat ezels koppig zijn, maar dat heeft alles te maken met het kunnen voorvoelen van gevaar. Een paard kun je overal doorheen jagen, omdat het geen gevaar merkt.”

François praat veel met zijn muildieren. “Ze verstaan een dertigtal orders en ik heb heel wat nachten gewaakt bij mijn zwangere merries. Dan speelden we met vrienden de halve nacht kaart en sliepen in het hooi, wachtend op de worp. Dat is altijd een heel belangrijk moment want zo’n nieuw veulen is een garantie voor de toekomst. Vergeet niet dat wij arme mensen waren met een bescheiden inkomen, zo’n veulen brengt altijd weer hoop.”

Een ‘village dortoir’

Zelfs op zondag is François te vinden in het bos, want volgens hem is er niets mooiers dan een boswandeling. Niets dan natuur, vrijheid, stilte, zuivere lucht, zonder de vervuiling en de stress van grote steden. “Ik heb niet veel studies gedaan”, zegt Barchon, “maar ik lees veel en ik ben gelukkig. Soms span ik de kar achter de paarden en maak met de familie een ritje door de streek. Maar er is veel veranderd. Vroeger hoorde bij elk huis een lapje grond en een stuk bos, als een soort levensverzekering voor de oude dag. Die traditie is verdwenen, velen hebben hun grond verkocht. Alles is nu gecentraliseerd en geld regeert. Er stonden nooit meer huizen in het dorp, maar het is er nooit stiller geweest dan nu. Doodser eigenlijk. Dertig jaar geleden waren er vijf cafés en drie kruideniers voor honderdzeventig huizen. Zowel de cafés als de kruideniers zijn verdwenen, terwijl de bevolking groeit, ook al merk je daar weinig van. De meeste bewoners staan om zes uur op om in de file richting Luxemburg te staan. In het Groothertogdom zijn de weddes zowat het dubbele van hier en dat tikt natuurlijk aan. Maar de mensen betalen de tol, ’s avonds staan ze weer in de file, ze komen laat thuis. Ze werken hard, verdienen goed maar hebben geen leven. We zijn een village dortoir geworden waar niemand nog iemand kent.”

Als hij het groot lot won, zou hij alle grond opkopen zodat er niet meer gebouwd werd, zegt Barchon. Gelukkig leeft het woud nog : er zijn everzwijnen, herten, vossen en wezels, de hazen keren terug. Maar ook hier heeft de woudman bedenkingen. “Vroeger gingen we met zijn allen jagen, de boer naast de dokter, en het evenwicht in de natuur werd gerespecteerd. Maar door het samenvoegen van kleine eigendommen zijn grotere jachtgebieden ontstaan. Daar kunnen we niet meer jagen, want jagen kost héél véél geld. De jachtrechten worden per opbod verkocht en wij kunnen alleen toekijken hoe de stedelingen met hun geld de bossen innemen.”

Door Pierre Darge – Foto Filip Van Roe

“Muildieren zijn nog zachter en vooral intelligenter dan paarden en kunnen gevaar inschatten”

“Er zijn nog nooit zo veel huizen gebouwd in het dorp als nu, maar het is er nooit stiller geweest. Doodser eigenlijk”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content