HET WOLKENWOUD ACHTER DE ANDES

Een magisch moment : eens over de hoge Andes-pas openbaart het regenwoud al zijn pracht : tropische planten vol nevels en wolken, bomen vol bloemen, dieren en kleurrijke vogels. La Selva is de onbekende troef van Peru. © MARK GIELEN

INCAWINTERKONING, REUZENKOLIBRIE, ANDESROTSHAAN, BERGTOEKAN EN DE ARA’S : VOOR ÉÉN KEER IS PERU MEER DAN ZIJN MENSEN, MARKTEN EN RUÏNES. OVER DE BERGEN NAAR LA SELVA, HET REGENWOUD MET DE GROOTSTE BIODIVERSITEIT OP AARDE, VOL GELUIDEN, KLEUREN, RAADSELS EN JA, VEEL VOGELS.

T hryotorus eisenmanni in een flits : het is de wetenschappelijke naam voor de Incawinterkoning, die zich in de bamboe goed schuilhoudt. Al liggen weinig ruïnes zo imposant in het landschap als Machu Picchu in de Andes, bij mijn tweede bezoek heb ik alleen oog voor die endemische vogel in deze door wind en goden geteisterde bergen. De wereld is alles, de mensen en hun markten, de ruïnes van een machtige beschaving, de ijle lucht en de condor aan de hemel, maar nu achter de hoge bergketen het regenwoud lokt, zal de komende dagen mijn wereld vooral bevolkt zijn door gevederde vrienden.

Boven in dit rijk van de Inca’s is die winterkoning niet de laatste waarneming op een bijzonder traject, want Peru, alom bekend voor zijn ruïnes, is ook een van de beste bestemmingen voor natuurreizigers : nergens op aarde is de biodiversiteit groter dan in het Peruaanse regenwoud. Een binnenlandse vlucht is een korte wip naar dat woud, terwijl een tocht door onbarmhartig land de schoonste initiatie in het Amazonebekken is. Maar het afscheid is moeilijk : de vallei van de Urubamba, de heilige rivier van de Inca’s, is een lappendeken van akkers, dorpen en besneeuwde pieken. Links ligt de ruïne van Ollantaytambo, rechts liggen witte zoutmijnen in een kloof, markten van Chinchero en Pisac, het onvergetelijke Cusco, Zuid-Amerika’s mooiste stad.

Voor ik de Andesreuzen oversteek, maak ik met mijn vogelgidse Monika Huaycochea Cuba een wandeling langs het rietmeer van Huacarpay, als afscheid en voor bijzondere waarnemingen van de bergnimf en de reuzenkolibrie, de grootste in een rijk van 328 soorten. De vogelgoden zijn me goedgezind, want naast futen en ibissen krijg ik ook de endemische roodstaartcanastero in de kijker. Alleen de namen al, wat een poë-zie ! In Oropesa, de stad der broden, kopen we proviand, bij een afslag geeft de wegwijzer Parque Nacional de Manu aan : de klim over de Andes begint met een blij gemoed.

VROLIJKE MASKERS

Dorre aarde is de voorbode van de puna, het harde steppeland van de Andes waar de wind de wet bepaalt. Dorpen zijn opgetrokken uit huisjes met aarden baksteen, de mensen lijken nog kleiner en gekromder, met verwonderde en gegroefde gezichten, bloed in hun ruwe wangen, rottanden in lachende monden. Op kleinschalige landbouwterrassen groeien aardappelen en bonen. Op richels overleven in Chullpas begraafkamers van de Lupaca, een volk uit pre-Inca-tijden. Vrouwen verbergen er poppen, tasjes en tapijten om aan voorbijgangers te slijten. Hier komt zelden iemand. In Huancarani dansen vrouwen met hoeden, een blaasorkest verspert de weg en in hun zog loop ik mee naar de kerk. Gemaskerde mannen springen en dollen, plagen de kijklustigen en de vreemde toerist, een man met een dode vos om zijn hals tolt om me heen. Eentje heeft een lange neus, een andere een zwart oog. Het voelt dreigend aan, maar de sfeer is vrolijk. “Hij symboliseert een dronkaard, ze lachen ook met zichzelf,” weet Monika , “dat zwarte masker, Capaq Negro, herinnert aan de slaven. Anderen drijven de spot met de kolonisator, maar ze zijn niet boos op jou. Het masker van Ukuku is de zoon van een beer en een vrouw, naar een Andesmythe over een verliefd koppel, dat een kindje half mens half dier krijgt. De dans heet collacha en is deel van de Fiesta de la Virgen del Rosario, het feest van de paternoster. Het is een variant op het grote zomerfeest in Paucartambo voor de Virgen del Carmen, een mengeling van katholieke erfenis en oude riten.”

Hoger, hoger, tot 4300 meter, en dan, razendsnel kronkelt de weg naar beneden door dreigende vegetatie tot we bij Ajanacau uitkijken over een andere wereld : een diepe vallei, wolken, nevels en mist, heuvelruggen met grote bomen, rozige zon, vaalblauwe lucht. Dit ceja de selva is het meest humide woud, het is in vaktermen het cloudforest. Ik wil wandelen door dit magische universum vol varens, mossen, bromelia’s en epifyten. In een onwezenlijke, schimmige wereld schitteren de kleuren van tangaren, berghoningkruipers, een wit-oorsolitaire en de blauwband-arassari, maar de zwartkopbergtoekan laat zich niet zien. Niets is vrediger dan de nevels en wolken, die bij zonsondergang boven dit woud hangen, ze dringen tussen de bomen en bevochtigen de bladeren met tranen.

Cloudforest is het mooiste bos op aarde : het bestaat niet, maar ik noem het wolkenwoud. Een paar honderd meter lager, we zijn al in het hogere tropische woud, vinden we onderdak in de houten bungalows van de Andean Cock of the Rock Lodge. Met zo’n naam moet ik morgen vroeg uit de veren, om van de balts van de andesrotshaan te genieten : bij zonsopgang is de lek, dat is de plaats waar de mannetjes elkaar beconcurreren om de gunst van de wijfjes te verwerven, als een hectische markt : ze roepen, pronken met hun kuif, overtreffen elkaar, paraderen en halen rare toeren uit. Wat een spektakel, wat een vurig leven, een dans van zigeuners in het regenwoud. De vogels blijven maar dansen in mijn hoofd, ook als we al veel lager tussen thee- en koffieplantages, bananen en rijst, coca en maniokvelden de rivier bereiken. Zware wolken, grijs water, woud in de dofste kleuren, somber land : ” This is rainforest“, lacht Monika.

GROENE HEL

Bij Atalaya brengt een lange kano ons over de Rio Madre de Dios naar de Amazonia Lodge, een gereputeerde spot om naar vogels te kijken. Deze uithoek van Peru telt de grootste biodiversiteit op aarde, dankzij de verscheidenheid aan biotopen tussen de hoge Andes en het laagland van Amazonië. In het Nationaal Park van Manu loopt de vogelrijkdom op tot meer dan duizend soorten. Ervaren ornithologen hebben meer dan 350 soorten geteld in één dag. Niet de aantallen, maar de overweldigende schoonheid op het water is van tel : golven, immense begroeiing op de oevers, de geheimen van dit bijna ontoegankelijke woud, de donderende hemel die verschrikkelijke regenvlagen over ons uitstort. El infierno verde of de groene hel, zeggen ze hier, zoveel namen voor la Selva, oerwoud, jungle en Amazonebekken, alsof hier de wereld is geboren.

Hier op het water, wat inheemsen de Amarymayo of de Slangenrivier noemen, ontdek ik een ander Peru, een kosmos van een andere orde : onaangeroerd, groots en mythisch. Zes uur lang varen we naar het Manu Wildlife Centre in het Nationaal Park, met niet minder dan vijftig kilometer trekpaden. Door Unesco als Biosphere Reserve gelabeld. Dagen natuurgenot : op een platform 34 meter boven de grond kijk ik uit over het bladerdak en zie vogels die je beneden nooit te zien krijgt. We trekken naar de enige kleiwand van het park, waar de groenvleugelara’s hun kleurenpracht tonen : telkens ik die formidabele beesten zie, denk ik aan Flaubert die schreef dat, als je één keer een papegaai in het wild hebt gezien, je zo’n vogel in een kooi niet langer kunt verdragen. We zien een zeldzame zwarte kaaiman, in de bomen dartelen prehistorische hoatzins, maar ook zeldzame vogels, tussen de bloemen kronkelt een naamloze slang en op het Blancomeer dartelen reuzenotters, de wolven van de rivier.

In de vooravond stappen we een uur lang naar een tapir- lek : zeventien meter hoog verschuilen we ons in tentjes met een muskietennet. Urenlang is het stil, we wachten op de komst van dit mysterieuze zoogdier. Maar zo gaat dat in dierenland, de tapirs blijven weg vannacht. Een uil roept ons na als we niet eens ontgoocheld afdruipen.

HET EINDE VAN PERU

Nog eens negen uur varen naar Puerto Maldonado, waarvan de legende zegt dat ze is gesticht door de beruchte rubberbaron Fitzcarrald. Transitstad voor vrachtwagens naar Brazilië, een mix van modder en kroegen, boom town voor colonos op zoek naar olie, goud, rubber en mahonie. Zo breed de Madre de Dios, zo smal wordt de Rio Tambopata. Stroomopwaarts is het nog maar vijf uur varen, met een stop bij de Posada Amazonas voor een bezoek aan het Tres Chimbadas-meer, voor nog een ontmoeting met de reuzenotters. Als de rivier smaller wordt, komt het woud dichterbij. ” El Infierno“, lacht Gilbert : groene hel, maar ook de naam van zijn gemeenschap waar de Ese Eja leven, de geduchte tegenstanders van de Inca’s in de expeditie van Alvarez Maldonado. Zwaluwstaartwouwen, de sierlijkste roofvogels die je kunt zien, zweven boven het bladerdak. Ze bewaken de toegang tot een van ’s werelds grootste natuurgebieden, de Nationale Parken van Tambopata en Bahuaja-Sonene, die samen met Manu bijna zo groot zijn als België. Stroomversnellingen, capibara’s langs de oever, maar nergens een jaguar.

Uren verder ligt als laatste nederzetting het Tambopata Research Center, een vooruitgeschoven post voor wetenschappers en vorsers, die met steun van lokale mensen ook een handvol toeristen ontvangen die de afmattende tocht trotseren om te zoeken naar een honderdtal zoogdieren, twaalfhonderd vlinders, zevenhonderdvijftig vogels, twaalfduizend planten, bloemen en bomen, krioelende insecten, zandvliegjes en muggen, de regenbuien en de paden door het donkere woud. Dit is primary rain forest, onaangeroerd regenwoud met een wat Spartaanse, maar comfortabele lodge voor de ontdekking van al die rijkdommen.

ONAANGEROERD WOUD

Rond het kamp grazen agoeti’s, in een boom hangt een twee meter lange anaconda, op een palm zit doodstil een tarantula. Zonder paden geen ontdekkingen : trails zijn het sine qua non voor tochten door het regenwoud, kleine slagadertjes om naar fauna en flora te speuren. Keuze zat. Trail A staat voor terra firme, met bos dat nooit onderloopt, de oudste bomen van het woud en twee apensoorten. B is goed voor toekans met bamboebos, palmmoeras en vloedvlakten, C lokt met ocelot en jaguar.

Ik kies voor trail B, drie kwartier heen en terug, maar natuurlijk duurt het langer, want we stoppen voor veel waarnemingen. Met baltsende roodkopmanakins, onooglijke vogeltjes met een fascinerend dansritueel. Dat moet je één keer gezien hebben. Krijsende geelvleugelara’s vliegen over als torpedo’s, tussen palmbladeren broedt een koppel blauw-gele ara’s. We klimmen in een uitkijktoren : angstaanjagend stil. Dan plots : een geluiden- en kleurenzee van cotinga’s, oropendola’s, glansvogels, tangaren, elenia’s en trompetvogels. Tijdens de tochten belanden ook primaten in het notitieboekje : spinaap, bruine kapucijn, en brulaap, bedreigde apen uit de Nieuwe Wereld.

Schitterend, zo alleen door het regenwoud lopen, de ervaring van geluiden, licht en kleuren. Ook een avondwandeling door het duistere bos is betoverend : druppels vallen langzaam van blad naar blad. Alles waar we zo bang voor zijn, ondanks zaklantaarn en het schijnsel van de maan, lokt : insecten, kevers, duizendpoten, een nachtaapje, een slang in een boom. Gezoem, geklaag, lok-roepen uit griezelfilms. Bij een modder-poel buldert een Amerikaanse stierkikker, we vinden een gehoornde kikker en raken verstrikt tussen de paringsgeluiden van de groene boomkikkers. Een fabelachtig universum bij volle maan. Als de gids voor het slapengaan ” collpas“, zegt – dat is Que-chua voor gezouten aarde -, weet ik dat het vroeg opstaan is : we trekken naar de grootste kleimuur van Zuid-Amerika, een wand van vijftig meter. Tot vijftien soorten papegaaien en ara’s komen zich voeden met mineralen, ze eten klei om gifstoffen in fruit en zaden op te slaan, en waarschijnlijk communiceren ze met elkaar. Gekrijs, kleurrijke bliksemschichten, een vuurzee tot de meute plots wegvliegt. ” Aguila“, wijst Monika : een arend verstoort de rust. Het is tijd voor een ontbijt in een tijdloze wereld.

TEKST EN FOTO’S MARK GIELEN

“WIE ÉÉN PAPEGAAI IN HET WILD HEEFT GEZIEN, KAN ZO’N VOGEL IN EEN KOOI NIET MEER VERDRAGEN.” (FLAUBERT)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content