Jean-Paul Knott beleeft bewogen tijden. Zijn Parijse huis werd stopgezet, hij won zopas de ‘Modo Bruxellae Prijs 2004’ en met Brussel als nieuwe uitvalsbasis plant hij een comeback.

Een van mijn allereerste interviews was er een met Jean-Paul Knott. De Brusselse ontwerper met wereldroots (Knott groeide op in België, het toenmalige Zaïre, Groot-Brittannië, Italië, Frankrijk en de VS) was net bij Yves Saint Laurent weggegaan met maar één doel voor ogen : een eigen lijn uitbouwen volgens zijn regels, en niet die van de mode-industrie. Ik herinner me een energieke, eigenzinnige man vol optimistische toekomstplannen. Knott had pas van ModoBruxellae een pand in bruikleen gekregen om er zijn collectie in onder te brengen, de nakende opening van zijn Brusselse boetiek was spannend : Parijs en de wereld waren al gevallen voor zijn vier eerste collecties, maar hoe zou zijn geboortestad reageren ?

Drie jaar later ontmoeten we een iets minder energieke, maar nog altijd even eigenzinnige Jean-Paul Knott in Brussel. Zijn label is niet meer : na vijf jaar trok zijn Parijse zakenpartner zich terug en zag de ontwerper van de betoverend mooie drapeerjurken zich gedwongen zijn merk stop te zetten. Maar hij geeft niet op : vanuit zijn Brusselse winkel in de Dansaertbuurt (letterlijk : hij slaapt achter in de shop) plant hij een terugkeer naar de mode. En ditmaal is het voornemen dat het écht allemaal op zijn manier verloopt.

Laten we beginnen bij het begin : wat is het eerste wat u gedaan hebt toen het duidelijk werd dat er geen toekomst meer zat in uw label ?

Jean-Paul Knott : Mijn schulden afbetaald. Ik weet nog altijd niet precies hoe, maar in twee maanden tijd kreeg ik het afbetalingsplan rond. Het állermoeilijkste was trouwens twaalf medewerkers ontslaan, ik wou dat correct doen, snap je ? Ik heb er denk ik een dik jaar over gedaan om uit die administratieve nachtmerrie te geraken.

Creatief heeft me dat een tijdje verlamd. Ik héb aan stoppen gedacht. Of preciezer : ik wist niet hoe opnieuw te beginnen. Mode is nu eenmaal de enige manier waarop ik me kan uitdrukken : het was opnieuw beginnen of gek worden van frustratie. Een paar mensen hebben me in de juiste richting gedreven : fans die me opbelden toen mijn kleren plots niet meer in GalerieLafayette lagen. “Wil je niet iets speciaals voor me maken ?” vroegen ze, en dat deed ik dan. Twee specifieke individuen hebben me een extra duwtje in de rug gegeven. Pearl Lahn, een Chinese kunsthandelaar, een rijke vrouw die in een volledig roze wereld leeft – ze draagt roze kleren en rijdt in een roze auto, heel excentriek – klopte op een dag bij mij aan. Ze wou per se dat ik een bijdrage leverde aan een tentoonstelling waarin traditionele Chinese kleren werden geïnterpreteerd door westerse ontwerpers. Toen ik hoorde dat Paco Rabanne en AndréePutman hadden toegezegd, besliste ik om zes jurken voor haar te maken.

En op een andere dag klopte Ingrid de Borchgrave bij me aan. Zij heeft jarenlang voor Dior gewerkt, maar heeft nu een eigen huis ( I de B). Al draagt ze de geest van Dior nog in zich : ” J’adore !” riep ze terwijl ze door mijn rekken snuffelde (lacht). Ingrid kon die jurken onmogelijk bestellen, het waren unieke stukken, bedoeld voor die tentoonstelling, dus deed ze me een voorstel : een exclusieve collectie voor haar nieuwe winkel. Ik vond dat geen slecht idee. Misschien was dat ook de beste oplossing. Ik ken mensen in Miami, New York, en Tokio. Sommigen runnen een galerie, anderen een boetiek, maar het zijn vrienden, ze begrijpen me. En dat is nu het plan : kleren maken voor allerlei verkooppunten verspreid over de hele wereld, gerund door mensen die ik kén.

Wil dat ook zeggen dat het om verschillende collecties gaat ? Of wilt u het woord collectie helemaal niet meer horen ?

Wat is een collectie ? Er zullen overlappingen zijn, maar toch vooral verschillen. Ik vergelijk het graag met reiskoffers. Afhankelijk van je bestemming kies je andere kleren, stel je een andere koffer samen. Dus afhankelijk van de locatie en de klanten leg ik andere accenten.

Ik doe vanaf nu ook shows waar en wanneer ik dat wil. Ik heb shows op stapel staan in LA, Tokio, Peking, Sjanghai, en heel belangrijk : ik doe die met vrienden. Iedereen verklaart me gek, maar net ná de fashion week doe ik in New York een show waarin ik de fo- to’s van de Belgische artiest Jean-Claude Wouters integreer.

Toen ik u drie jaar geleden interviewde, zei u vol goede moed : “Ik doe geen traditionele shows.” Uiteindelijk bent u wél in het reguliere modecircuit beland. Was die knieval onvermijdelijk ?

Ik ben destijds weggegaan bij YSL omdat ik genoeg had van de mallemolen. Ik wou het allemaal zelf doen. Maar amper een jaar later zat ik opnieuw vast in het systeem. Hoe gaat dat ? Het was alsof ik in een tunnel zat : ik werkte en werkte en ik zag geen uitweg. Iedereen zei : je moet groeien. En dat deed ik dan.

In hoeverre is uw beslissing om het nu op uw manier aan te pakken een noodoplossing ?

Het is zeker een financiële must, ik steek dat niet onder stoelen of banken. Er zijn nóg ontwerpers die het tegenwoordig moeilijk hebben, Haider Ackermann bijvoorbeeld. Vergeet ook niet : ik ben begonnen rond elf september. Ik heb het allemaal gezien : rijke jeugd, heel veel geld bij Krizia, en dan ineens niks meer. Ingrid weet dat niet, maar op het moment dat ze me kwam bezoeken, leefde ik op 50 euro per maand. Neem nu die prijs van Modo : toen ik hoorde dat ik die gewonnen had, was ik héél blij, maar ik zal nóg vrolijker zijn de dag dat ik het geld in handen heb. Dat is gewoon de realiteit : dat geld moet de kleren die je hier ziet betalen.

Maar ik zie ook nog een andere, misschien wel belangrijker reden om kleinschaliger en meer persoonlijk te gaan werken. In de mode heb je traditioneel een onderscheid tussen massamarkt en high fashion, maar dat onderscheid bestaat voor mij niet meer. Kijk rond je : je ziet evenveel Dior op straat als H&M. Mijn stelling is : luxe heeft niks meer te maken met de kostprijs van iets, maar met speciaal zijn, iets bezitten wat alleen jij hebt.

Anderzijds : u kunt niet ontkennen dat exclusiviteit óók een stijltrend is : Armani stelde onlangs ‘Giorgio Armani Privé’ voor, een collectie avondjurken op bestelling waarvan er per land van elk model maar één exemplaar uitgevoerd mag worden.

Daar gaat het nog altijd om de merknaam. Terwijl ik niets liever zou willen dan dat mijn naam niet in de kleren hangt. Ik steek mijn labels er zelfs zo in dat ze er na een paar keer dragen uitvallen. Echt ! In Parijs knippen hipsters massaal de labels uit hun kleren, of die nu Zara of Chanel zijn. En ik ben heel blij met die evolutie, het is een gezonde reactie. Mensen zeggen ermee : ik ben een persoon, geen wandelende reclame voor een merknaam.

Gezien uw afkeer voor logo’s is het best grappig dat u shows doet in Peking en Sjanghai : China is het land waar feminisme gelijkstaat aan een Vuitton-tas bezitten.

(lacht) Het is echt vreselijk daar. Rijke Chinese vrouwen hangen van top tot teen vol met logo’s, en als ze hun ‘Vuitton’-tas opendoen rollen daar óók nog eens merkspullen uit. Die vrouwen willen tonen dat ze met hun geld échte merken kunnen kopen, en geen namaak.

Ik ga er al drie jaar, ik laat er mijn breiwerk maken. Ik heb het ook allemaal zien opkomen : toen ik er de eerste keer kwam, was er in geen velden of wegen Armani of Versace te bespeuren, nu zie je niks anders. Maar ik heb er ook mijn fans, daarom show ik er.

Ik was trouwens aanwezig op de recente Belgische handelsmissie in China. Weet je wat dat was ? België voor België. Ik heb zelfs een minister gezien die snel wat Chinezen binnenriep om toch maar goed op de foto te staan van een Belgische krant. Het was ronduit zielig. Iedere dag had ik wel één of meer afspraken met producenten of klanten, ik denk dat ik ongeveer de enige was.

Geloven ónze producenten nog in u in deze barre tijden ?

Ik belde een paar fabrikanten in Parijs : no thanks. En ik belde hier Marc Gijsemans en het antwoord luidde : no problem. Ik heb alles bij elkaar misschien maar twee jaar in Brussel gewoond, maar ik heb hier meer vrienden gemaakt dan gelijk waar.

Ik pak de zaken nu sowieso meer persoonlijk aan. Op een dag werd ik opgebeld door een bekende Franse bonthandelaar, ze hadden een licentie binnengehaald om een bontcollectie te maken in de geest van Salvador Dalí. Het idee sprak me onmiddellijk aan : het was artistiek, het mocht extravagant zijn. Ik zei : ik doe die collectie voor jullie, als jullie ook iets voor mij doen. Ze hebben me betaald met prototypes. Zie je dat vosje daar : heb ik gemaakt van restjes uit het atelier, ik nam gewoon alles mee wat op de vloer lag. Het zijn de poten (lacht).

Het is bijna ruilhandel !

Waar het op neerkomt is : communiceren, werken met mensen, en niet met cijfers. Ik zie minder en minder communicatie rond me, en ik hoop dat ik in de toekomst opnieuw een relatie kan aangaan met mensen. Met producenten, verkopers, maar vooral met klanten. Dat is voor mij luxe. n

Tekst Katia Vlerick I Foto’s Annick Geenen

“Wat is een collectie ? Er zijn overlappingen, maar toch vooral verschillen. Vergelijk het met reiskoffers. Afhankelijk van je bestemming stel je een andere koffer kleren samen.”

“In Parijs knippen hipsters massaal de labels uit hun kleren, ‘Zara’ zowel als ‘Chanel’. Dat is een gezonde reactie. Zij zeggen ermee : ik ben geen wandelende reclame voor een merknaam.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content