Ik kan mij niet herinneren wanneer ik het woord passie voor het eerst heb gehoord – terwijl ik dat wel nog weet van pakweg de woorden heksenketel en pyromaan. Blijkbaar heeft passie als kind niet zoveel indruk op mij gemaakt, zoals ook die rare passievrucht mij tegenviel toen ik ze voor het eerst at. Die naam is immers voor élke vrucht te hoog gegrepen.

Wat ik wel nog precies weet, is met wie ik passie heb beleefd. Die vrouwen zijn te tellen op de vingers die een bouwvakker gebruikt om te fluiten. Passionele liefde is een schaars en kostbaar goed, maar helaas ook een ontwrichtende verslaving. Ze zet er mensen toe aan hun werk en vrienden te verwaarlozen. Ze doet ze vermageren en belet ze te slapen. Ze maakt er dolende koortslijders van. Het vreemde is dat dat door de medemens op begrip wordt onthaald en zelfs op ontzag, wat niet gezegd kan worden van de gemiddelde drugsverslaving. Passie is nochtans erger omdat je, eens eraan ten prooi gevallen, op de hele wereld maar één dealer hebt.

Dat we er begrip voor kunnen opbrengen, komt waarschijnlijk doordat we die staat van verblinding allemaal wel eens meegemaakt hebben. Het betreft het Grote-Ding-Tussen-Mannen-En-Vrouwen, waaraan nakomelingen ontspruiten, de toekomst dus. In die zin onderscheidt passie zich positief van andere verslavingen. Zij dient het voortbestaan van het menselijke ras.

Toch kan zij ernstig op de zenuwen werken, zeker als iemand die je graag mag door deze angel van Eros is gestoken. Ik denk hierbij aan mijn kameraad Sebastiaan, die het afgelopen jaar verstrikt is geraakt in een uitzichtloze affaire met een hopeloos getrouwde vrouw. De donkerste droesems heeft zij hem doen drinken, de diepste kelders doen bezichtigen, door hem met haar charmes te betoveren en dan toch niet weg te durven bij haar man. Twee dochtertjes en wat centen, u kent het wel. Bovendien bleek die dame van het tamelijk jaloerse type, zodat zij Sebastiaan controleerde en hem ei zo na opsloot in een kuisheidsgordel. Zij eiste dat hij thuis in een nis zat te wachten, terwijl zij zelf de weekends doorbracht met haar man.

Dat belette Sebastiaan niet om met glazige ogen, de neusgaten wijd van exaltatie, over haar te vertellen. Hoe mooi, hoe zacht en hoe uitzonderlijk zij was. De straling van mobiele telefoons interesseerde hem niet langer, noch het ineenstorten der banken. Het enige dat hem nog bezighield, was zij. Wat zij over verzilverde kerstballen dacht of over auto’s die rijden op gas. Vond zij dat maar niks, dan was hij op slag bereid zijn mening daarover te herzien, desnoods over kunstenaars die hij al twintig jaar bewonderde. Vroeg ik hoe het met hem ging, dan begon hij meteen over haar. Zijn geluk werd bepaald door de vraag of zij die dag al gebeld had. Hij was beroofd van zijn persoonlijkheid. Compleet afhankelijk geworden.

Uren-, avonden-, nachtenlang heb ik op Sebastiaan ingepraat over die pijnlijke situatie. Hij knikte daarbij, luisterde aandachtig en leek zich sterk te maken de romance spoedig te zullen beëindigen. Het gaat de goede kant op, dacht ik dan, tot Sebastiaan een domper op de vreugde zette door na uren gepalaver schaapachtig voor zich uit te staren, alsof hij in zijn volle asbak het walhalla ontwaarde. Met beate bewondering mompelde hij : “Het is allemaal waar wat je zegt. Maar ik zie haar zo graag.”

Op zo’n moment besefte ik opeens wat de hel was. Sisyphus en Tantalus, met hun terugrollende rotsblokken en hun druiventrossen die altijd net buiten handbereik blijven, zijn als kwelling te ver gezocht. De hel is eeuwig zitten wachten op iemand die je volmaakt toegewijd bent. Dan kun je beter bezig zijn met een puzzel van vijfduizend stukjes, voorstellende een zeeslag tussen driemasters. Met alles wat cerebraal is en niet naar waanzin ruikt.

Gelukkig is de tijd een machtige heelmeester. Over tien of twintig jaar zal Sebastiaan op foto’s naar het voorwerp van zijn liefde kunnen kijken zonder de bijbehorende roes. Hij zal dan een vrouw zien met een dubieuze glimlach, te veel tandvlees en een jurkje dat inmiddels hopeloos uit de mode is geraakt. Misschien, ik wens het hem niet toe, zal hij zelfs dan nog een gloeiende breipen voelen priemen in zijn borst.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content