Duurzame ontwerpen, pure materialen, emotionele producten. Voor minder doet schoenen- en accessoireontwerpster Nathalie Verlinden het niet. Speciaal voor Weekend Knack creëerde de Antwerpse een prachtige handtas. We gingen het eerste exemplaar persoonlijk afhalen in Italië, en lieten ons onderdompelen in haar wereld.

In Civitanova, een kuststadje in de Italiaanse Marche, het gebied in de kuit van de laars, kom je zelden een buitenlandse nummerplaat tegen. Maar één Belgische wagen is hier intussen bekend, die van Nathalie Verlinden (33). Hier, in het kloppende hart van de Italiaanse lederwarenindustrie, woont de Antwerpse accessoireontwerpster een paar maanden per jaar. Vooral als de schoenen in productie gaan, wil ze graag in de buurt van de fabrikanten zijn. Op hetzelfde moment werkt ze dan ook aan de nieuwe collectie, waar ze prototypes voor laat ontwikkelen.

De eerste fabriek die we binnenstappen, biedt meteen een primeur. Volgende zomer wil Nathalie naast haar dames- en handtassencollectie een kinderlijn lanceren. De prototypes staan te wachten op inspectie. Het is een vertederende collectie geworden van nostalgische kinderschoenen, waarbij ik meteen aan de onschuldige en lieve wereld van Tiny moet denken.

De ontwerpster monstert de prototypes, en gaat dan in vloeiend Italiaans, inclusief de zangerige dramatische klemtonen en armgebaren, in discussie met de eigenaar van het fabriekje. De materie is technisch, gaat over patronen, over een stiksel dat ze anders had getekend, over metalen oogjes die er niet horen… Er hangen lappen leder naast de computergestuurde snijmachine, geverfd in pantonekleuren die uit een verfdoos kunnen komen, en natuurlijk getinte exemplaren, waar met een penseel bollen en streepjes op zijn getekend. Ook de stempel met het nieuwe kinderlogo is geestig : een koddige eekhoorn.

“Ik moest wel Italiaans leren”, zegt ze later in de auto. “Niemand spreekt hier iets anders.” We zijn intussen op weg naar een zolenfabriek, waar we worden opgewacht door een oude man met zwarte kolenschoppen van handen. Ze moet hem van de schoenenfabrikant gaan uitleggen wat ze precies wil. “Dit zijn allemaal vakmensen,” vertelt ze, “maar ze houden zo graag vast aan wat ze gewoon zijn, of wat hen het gemakkelijkst lijkt. Wat mijn schoenen anders maakt, zijn vaak kleine details. Zoals een niet-luxueuze afwerking of een ongewone zool. Om dat effect te bereiken, moet ik vaak al mijn overredingskracht tevoorschijn halen.”

’s Avonds tafelen we met Gigi, hoofdstylist bij het merk Fornarina. Een mohawk, tatoeages, korte broek, legerbottines en een punkarmband met roze plastic pinnen. Ook hij spreekt geen Engels. “Vroeger, voor Juliet geboren was (haar dochtertje van twee dat verder aan tafel goed gemutst haar pasta verorbert), gingen we vaak samen uit, Gigi en ik.” Ze glimlacht bij de herinnering.

Artisanale strijd

Het is vrijdag en we zijn gehaast. In het weekend sluiten de fabrieken, we moeten alle foto-opportuniteiten vandaag benutten. Bij Giuliano, waar Nathalie haar schoenen laat maken, liggen gestikte lapjes leer klaar voor assemblage. Ik herken een veterschoen in embryonale fase. Het atelier ligt er rommelig bij. Hier en daar slingert een ouder prototype rond. De bakken met houten hakken staan verspreid op de grond. De schoenmaker loopt erbij in zijn onderhemd, en wordt door zijn vrouw als de bliksem naar boven gestuurd om een net hemd aan te trekken. Als hij terug gelijkvloers komt, vraagt ze hem waarom hij per se een geruite handdoek moest kiezen en of hij niet meteen ook een das kon omdoen. Giuliano is Oost-Indisch doof, steekt binnensmonds mompelend een sigaret op en maant de fotograaf aan vooral foto’s te nemen van de mooie arbeidsters die er werken.

De wintercollectie is in volle productie. Een man knipt patronen uit, de eigenares zet zich ostentatief op ‘de geit’, een antiek stoeltje, en klopt met een hamer het leder dat onder de zool zit plat. Vóór de afgewerkte bottines in de bruine dozen met zijdepapier gaan, gomt iemand de laatste lijmresten weg.

“Giuliano ken ik al lang”, vertelt Nathalie. “Hij lijkt nors, maar hij is de kwaadste nog niet. En hij staat open voor mijn ideeën. Soms belt hij me ’s avonds laat omdat hij een probleem heeft met een of ander ontwerp. Het gebeurt wel eens dat ik hier om middernacht nog sta te discussiëren. Ja, er is zeker een cultuurverschil. Als Juliet mee is, proppen de vrouwen haar ook altijd vol met pastagerechten.”

Van Giuliano wil ik weten of het voor hem een verschil uitmaakt, een Belgische klant of een Italiaanse. “Nee”, zegt hij meteen. “Of toch wel. Italianen zijn vervelender, omdat ze niet snel betalen. De Belgische hier is correcter.”

Met meer dan dertig jaar ervaring kent Giuliano de geheimen van het schoenmaken als geen ander.

Of Nathalies gebruik van artisanale technieken zijn trots als vakman streelt ? Juliano : “Natuurlijk. Soms vraagt ze me iets dat in eerste instantie moeilijk lijkt, maar in ons werk is niets onmogelijk. Ik loop er wel eens lastig van, en dan roepen we tegen elkaar, maar uiteindelijk lukt het me toch. Ze is erg vernieuwend in haar ontwerpen. In die mate zelfs dat ze ervoor moet waken niet gekopieerd te worden.”

Ook met Anette, de Deense directrice van het atelier waar de handtassen voor Weekend Knack worden gemaakt, heeft ze al talloze discussies gevoerd over stijl. Nathalie Verlinden : “Ze vindt het een ‘armzalige’ stijl, wil altijd maar verbeteringen aanbrengen. Het heeft bijvoorbeeld een tijd geduurd voordat ze begreep dat ik de rand van mijn leder per definitie niet geverfd wil zien. Dat hoort bij het artisanale gevoel dat ik voor ogen heb. Een onregelmatige lijn of een stiksel kan het verschil maken tussen een gewone schoen of handtas, en één met een ziel.”

Op een tafel staan een zestal afgewerkte exemplaren. “Aan één tas wordt ongeveer drie uur gewerkt”, laat Anette weten. Het stikken van de voering, dat door een thuisarbeidster wordt gedaan, telt ze niet mee. De drie arbeiders, een stikster, de lijmster en de snijdster, hebben allemaal een nette schort aan. “Al weken zijn ze bezig over jullie bezoek”, lacht Nathalie. “Ik ben er zeker van dat de vrouwen naar de kapper zijn geweest.”

Slapen in de auto

Het is snikheet en tijd voor een ijsje in Civitanova Alta, beslist Nathalie. In het middeleeuwse deel van de stad, dat hoger en dus verder weg van de Adriatische Zee ligt, neemt ze ons mee naar Caffè al Teatro. Op het terras onder de gaanderij kijken we naar de oude mannen die er met veel misbaar kaart zitten te spelen. “Daar, in dat gebouw,” ze wijst naar de overkant van het pittoreske plein, “heb ik nog gewoond. In een kleine studio.”

Het is maar een van de plekken waar ze gelogeerd heeft, sinds ze in 2000 de beslissing nam haar label hier op te starten. Nathalie Verlinden : “Op een dag heb ik mijn baan opgezegd en ben ik gewoon vertrokken. Met een volgeladen Citroën kwam ik hier aan. Mijn plan was om een klein appartementje te huren, maar dat bleek moeilijker dan ik dacht. De Italianen in deze streek zijn eerder conservatief. Een jonge vrouw van 27 die alleen woont ? Dat kon niet volgens hen. Sommigen dachten allicht dat ik een Russische hoer was. Ik heb meer dan eens in mijn auto geslapen.”

Maar zo snel gaf ze zich niet gewonnen. Van de eigenaar van een restaurant waar ze vaak ging eten, mocht ze een appartement delen met de jobstudenten. Nathalie Verlinden : “Ik woonde er samen met vijf jongens tussen 20 en 22 jaar. Ik was toen al 28, en de enige die bijvoorbeeld servies gebruikte tijdens het eten. Zij aten liever op plastic borden, die konden ze gewoon weggooien. Maar het was een leuke tijd.”

Op haar eentje trok ze eropuit. Ze maakte vrienden. Soms goede, maar in het begin ook wel eens slechte. Nathalie Verlinden : “Een vriend belde me om te zeggen dat hij een dakappartementje had gevonden, maar dat ik meteen drie maanden waarborg moest overschrijven, anders zou het aan iemand anders verhuurd worden. Omdat ik hem vertrouwde, deed ik dat, zonder het appartement te bekijken. Tot ik er arriveerde, en bleek dat het een goor kruiphol was dat in jaren niet was schoongemaakt. Ik heb me toen wel even afgevraagd waar ik in godsnaam aan begonnen was.”

Maar er zijn ook veel mooie herinneringen. Aan de kleine studio in Civitanova Alta, bijvoorbeeld, waar ze zichzelf ooit per ongeluk had buitengesloten. Nathalie Verlinden : “Ik ging op zoek naar een slotenmaker, maar dat kennen ze hier niet. Uiteindelijk is de brandweer erbij gekomen, die de deur heeft open gekregen met röntgenfoto’s. Ze stonden er een beetje verbluft bij toen ze de studio binnenstapten en de vloer zagen, die bedekt was met tekeningen van schoenen.”

Toen ze zwanger werd van Juliet, werd een echt huis een noodzaak. Dat vond ze op een paar kilometer van Civitanova. Een sobere woning, maar met een ongelooflijk uitzicht op de vallei, en als het mooi weer is, zie je in de verte, tussen twee heuvels, een klein driehoekje van de Adriatische Zee.

Emotioneel proces

We zijn intussen weer op pad. In haar kinderzitje op de achterbank kraait Juliet vrolijk “schoenen !” Nathalie lacht. “Het was niet haar eerste woordje, maar veel scheelde het toch niet.”

Ze moet nog een telefoontje doen en vist uit het bakje tussen de twee passagierszetels een visitekaartje. Haar wagen is zo’n beetje haar kantoor. Er slingeren lapjes leer rond en een hak in klei die nog naar de houtsnijfabriek moet. Ze laat al haar hakken uit hout frezen op basis van geboetseerde prototypes. Dat is de beeldhouwster die zich roert.

Nathalie Verlinden : “Ik heb twee artistieke tantes, een van hen is keramiekkunstenares. Als kind ging ik vaak bij haar boetseren. Toen bleek dat ik niet gelukkig was in de middelbare school, spoorde ze me aan om naar de kunsthumaniora te gaan. In het laatste jaar maakte ik als eindwerk een levensgrote vrouw op een stoel in papier-maché, en een paar schoenen. Daarvoor was ik met een aantal schoenmakers gaan praten en ging ik leesten lenen in een fabriek in Lier, waar Dirk Bikkembergs zijn schoenen liet maken. De jury was vooral wild van mijn beeld en raadde me aan verder te gaan in die richting. Dus schreef ik me in voor de richting Beeldhouwkunst aan de Academie in Antwerpen. Ik vond er mijn draai niet. Ik was vooral geïnteresseerd in de technische kant van beeldhouwen, bleef op mijn honger zitten. Bovendien kreeg ik nachtmerries van de negatieve benadering in het kunstonderwijs. Ik ben ermee gestopt, ging voor een decorateur werken en begon aan een avondcursus artisanaal schoenmaken. Ik wilde per se met mijn handen werken.”

“Toen iemand me vertelde dat Indonesië het paradijs was voor wie artisanaal wil werken, wilde ik daar natuurlijk meteen heen. Ik begon te sparen, deed allerlei extra baantjes, tot ik het geld bij elkaar had. Met de voetmaten van een tiental vrienden vertrok ik. Ik ben na een maand teruggekeerd met tien paar schoenen. Toen had ik de smaak te pakken en ik besliste er echt voor te gaan.”

Dat ze geen ontwerpersopleiding heeft gevolgd, lijkt geen probleem.

Nathalie Verlinden : “Als kind schreef ik in alle vriendenboekjes dat ik modeontwerpster wilde worden. Tijdens mijn tienerjaren wilde ik dat niet meer en ook de Modeacademie zag ik niet zitten. Ik kom uit een familie van kleermakers, een tante van me heeft een kledingzaak. Sinds mijn zestien werkte ik er in het weekend, als jobstudent. Daar heb ik dus wel het een en ander opgepikt.”

Hoewel het niet altijd overduidelijk is, bouwt ze haar collecties op aan de hand van thema’s. Nathalie Verlinden : “Dat is vaak een emotioneel proces. De collectie voor volgende zomer gaat bijvoorbeeld over mijn grootmoeder die vorige week overleden is. Bomma kon erg goed naaien, dus verdiep ik me in verschillende naaitechnieken en integreer ik die in de modellen. Maar ik heb ook al eens een collectie gehad over de zangeres Dalida, over Franse schilders uit de negentiende eeuw en over herten. Dat kwam omdat men me in het begin dat ik hier was Bambi noemde. In de patronen van het leer had ik toen abstracte dierenkoppen verwerkt en de hakken waren hertenhoefjes. De research neem ik ernstig. Voor die hakken ben ik bijvoorbeeld een sporengids gaan kopen en tijdens het maken van de Dalidacollectie draaide ik voortdurend haar cd’s en las ik haar biografie. Tijdens het tekenen laat ik mijn verbeelding vrijuit gaan. En dan geef ik mijn tekeningen aan Giuliano, die dan meestal begint te vloeken.”

“Het is belangrijk dat ik hier ben”, besluit ze. “Ik werk met de beste vaklieden, maar vaak hanteren ze een andere logica dan ik. En ze hebben hun eigen smaak, die niet de mijne is. Wat voor mij logisch lijkt, is voor hen ingewikkeld. En dan is er het cultureel gegeven. De Marche is heel lang een arme streek geweest, wat maakt dat het hier aan cultuur ontbreekt. Veel arbeiders zijn ongeschoold. Toen ik bijvoorbeeld voor het eerst met de Bambihakken kwam aanzetten, zijn ze heel hard beginnen te lachen. Zoiets had men hier nog nooit gezien. Maar uiteindelijk krijg ik meestal mijn zin.”

We zijn intussen terug in het huis. Van op het terras slaat Juliet een babbeltje in peuter-Italiaans met het buurmeisje. Het is een vertederend tafereel. Nathalie glimlacht. “Als ik hier ben en kan doen wat ik het liefst doe, ben ik het gelukkigst”, besluit ze zachtjes.

Info : www.nathalieverlinden.be

Door Cathérine Ongenae I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content