Hij ziet eruit als een prins uit duizend-en-één nacht, Qaboos bin Said al Said, de sultan van het golfstaatje Oman. Maar hij heeft zijn droom waarge-maakt : zijn land in 35 jaar van de Middeleeuwen naar de moderne tijden brengen, zonder dat het zijn ziel verloor.

Het wemelt op de luchthaven van Seeb van mannen. Mooie mannen in witte dishdasha’s, lange hemdjurken, op het hoofd geborduurde kalotjes of tulbanden van kasjmier. Vrouwen wemelen daartussen als bonte kleurvlekken, met sluiers, tunieken en pofbroeken, anderen dragen zwart. In de avondlucht hangt de zware geur van parfum, wierook en uitlaatgassen.

Elf jaar na mijn vorige verblijf is de rit naar het hotel aan het strand van Qurum er een van grote verbazing over hoe snel de stad zich heeft ontwikkeld. Verbazing die de rest van de reis niet zal overgaan. Soms niet goed wetend of we nu vast moeten houden aan ons romantische beeld van het onaangeraakte land of tevreden moeten zijn met de vooruitgang voor mensen als de vader van onze gids Ziad, die nog onder het vorige regime heeft geleefd. Toen de Bab el Kebir, de grote poort van Muscat, bij zonsondergang dichtging en iedereen die zonder lantaarn over straat liep onverbiddelijk werd doodgeschoten. De tijd dat muziek verboden was, net als brillen en fietsen. De tijd dat er buiten de madrassa’s, de koranscholen, geen opleiding was. Dat er één ziekenhuis was, in Muscat, voor heel dit uitgestrekte land. Dat er geen wegen waren, geen elektriciteit, geen postkantoren. Die tijd ligt niet eens een halve eeuw achter ons.

Dertig jaar geleden, vijf jaar nadat de huidige sultan, Qaboos bin Said al Said, aan het bewind was gekomen, werd een einde gemaakt aan de infiltratie van communistische rebellen uit Zuid-Jemen, gesteund door Nasser, en aan stammentwisten tussen Oman en Muscat, tussen het volk uit het ruige binnenland en de wat gesofisticeerder heersers van het kustgebied.

Met het verse oliegeld, pas in 1962 werd in Oman olie ontdekt en later aardgas, en met de discrete steun van Britse militairen, de oude bondgenoten van zijn vader die hem hielpen bij de putsch tegen de oude heerser, maakte sultan Qaboos van Oman een modelstaat in de regio, met onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen. De man heeft de status van halve god. Het is hoogst ongepast om tegenover de hem zeer toegewijde bevolking een woord van kritiek of twijfel te uiten over zijn beleid, of zorg te uiten over de tijd ná Qaboos, die is immers niet getrouwd en heeft geen rechtstreekse troonopvolger.

OVERAL VROUWEN

De dag voor onze aankomst in Oman is mevrouw Hamina bint Sultan bin Ahmed al Maghairiya door sultan Qaboos benoemd tot ambassadeur in de Verenigde Staten. Elke dag staat op de voorpagina van de kranten de vrouwelijke minister van Sociale Zaken, die als prominente politica buitenlandse gasten, moslims en niet-moslims, ontvangt met hoofddoek en met uitgestoken hand. Negen van de negenenvijftig gekozen leden in het ‘raadgevend’ parlement zijn vrouwen. Je komt in Oman zowel vrouwen tegen als politieagent, als douanier, achter de balie in het hotel of als kaderlid van de oliemaatschappij, meestal met frivole hoofddoek, soms al eens zonder.

Onze pasgetrouwde gids Ziad stelt ons op de laatste dag zijn vrouw voor, en samen vertellen ze ons dat ze uit liefde getrouwd zijn, niet omdat hun ouders dat gearrangeerd hadden. En ze zijn beslist geen uitzonderingen.

De eerste ochtend van ons verblijf in Muscat, de hoofdstad, worden we door Ziad meegenomen naar de Grote MoskeeSultan Qaboos in Bausher, een noordelijk district van de stad. Buiten de gebedsuren is de moskee open voor niet-moslims – ook voor vrouwen, op voorwaarde dat ze hun hoofd bedekken. Dat is uitzonderlijk in deze regio aan de Perzische Golf. De Grote Moskee, gebouwd tussen 1995 en 2001, biedt plaats aan twintigduizend gelovigen in haar grote gebedsruimte en in de omliggende, door elegante, meditatieve arcaden omringde binnenpleinen, die bij felle zon automatisch met velums worden overdekt. Een wonderlijk mooie staalkaart van islamitische kunst is het, die verwijst naar andere historische plekken, zoals Cordoba en Isfahan. De kroon op de ‘gezegende Renaissance’, zoals de omwenteling van Qaboos hier officieel heet. Symbool ook voor een tolerante, op de toekomst gerichte islam.

Omani’s zijn overwegend Ibadi-moslims, een van oorsprong strenge orthodoxe sekte, die zich echter wel laat voorstaan op haar verdraagzaamheid, die altijd onafhankelijk heeft geopereerd en haar imams door de gemeenschap laat verkiezen. De ibadi van Oman beginnen bijvoorbeeld de ramadan niet op het tijdstip dat Mekka aangeeft.

FORTEN EN WACHTTORENS

In tegenstelling tot andere ministaatjes uit deze regio is Oman van oudsher een land met vensters op de buitenwereld. Omaanse zeelui voeren al in de achtste eeuw van onze tijdrekening naar China. De havens Sohar in het noorden en Salalah in het zuiden waren belangrijke haltes op de handelsroutes die het westen met oostelijk Afrika en met het verre Oosten verbonden. De Omani’s koloniseerden in de zeventiende eeuw Zanzibar, Lamu en Mombassa. Familietwisten maakten in de negentiende eeuw een einde aan de bloei. Toen al deed het Britse leger zijn intrede om de interne vrede te helpen herstellen en en passant zijn macht te vestigen, zoals in de hele Perzische Golf.

Omdat de stamhoofden elkaar niet vertrouwden, bouwden ze op belangrijke routes door het land wachttorens en verschansten ze zich in lemen forten, sommige al gebouwd in de dertiende eeuw, maar de meeste zo’n vierhonderd jaar later. Twee van de mooiste, goed bewaard en misschien zelfs iets té zorgvuldig gerestaureerd, zijn Nizwa en Jabrin, maar er zijn er zo’n 22 door het hele land verspreid, helaas zijn ze niet allemaal toegankelijk. Ingenieuze doolhoven van trappen en gangen die naar ongelijke niveaus leiden, posities met schietgaten voor scherpschutters die tot kilometers ver de omgeving afspeurden naar vijanden. Tegelijk elegante vertrekken, waar gasten werden ontvangen, bibliotheken waar geleerden verzamelden en discussieerden, frivole vrouwenvertrekken en betrekkelijk comfortabele en aangename gastenkamers.

WEGEN EN MARKTEN

Toen ik hier elf jaar geleden kwam, waren er buiten Muscat alleen stoffige pistes, bezaaid met stenen. In een razend tempo wordt het wegennet ontwikkeld door Duitse en Chinese bedrijven. Een titanenwerk dat vooral wordt gerealiseerd door gastarbeiders uit India en Pakistan, die kamperen in containerparken in het ruige gebergte. Die wegen zijn er niet in de eerste plaats voor de toerist of de gewone reiziger. Diep in de woestijn, die grenst aan Saudi-Arabië, liggen immers de olie- en gasvoorraden die door pipelines naar terminals aan de kust worden gebracht. De snel ontwikkelende economie heeft vlottere transportmogelijkheden nodig.

In de buurt van het noordelijk gelegen Sohar wordt momenteel een groots project opgezet door Nederlanders die faciliteiten bouwen om landbouwproducten – Oman produceert overvloedig fruit en heeft visrijke wateren voor zijn 1700 kilometer kust – klaar te maken voor de markt, diepgevroren of in blik. De Nederlanders gaan het gerecycleerde water van deze industriële site ook gebruiken om kassen te bevloeien, waarin dan weer bloemen en groenten kunnen worden gekweekt, beschut tegen het gloeiend hete klimaat van dit land.

Dorpen als Birkat al Mawz , letterlijk het bananendorp, op de weg van Muscat naar Nizwa hebben niets, maar dan ook niets te maken met de hierboven beschreven ontwikkeling. Van ver lijkt het niet veel meer dan een klad dadelpalmen tegen een steile helling aangeplakt. Het is donderdagmiddag, de mensen gaan ontspannen de vrijdag tegemoet. Mannen zitten te kaarten tegen de muur van het fort, bij de moskee maken anderen uitgebreid toilet in de douches, de vrouwen doen dat elders, meer afgeschermd voor indiscrete blikken. Jonge meisjes doen de was in een beekje. Een oude man huppelt gezwind de honderden trappen af die de huizen en de akkers van dit dorp aan elkaar puzzelen. Hij poseert zonder schroom voor de camera. En tussen het geklik-klak van zijn leren slippers op het beton klatert de klank van het water van de falaj. De kanaaltjes die sinds mensenheugenis in Oman de akkers bevloeien, vormen een ingenieus systeem dat er, mits overleg, voor zorgt dat ieders veld tijdig water krijgt. In de schaduw van de palmbomen groeien limoenen, papaja’s, bananen.

Zonde dat over het hele land de lemen dorpen, die worden verlaten voor modernere woningen, staan te vervallen. Over een tiental jaar zijn ze immers compleet verwoest of verkruimeld.

In Nizwa zelf heeft de modernisering – onder meer een nieuwe, hygiënische soek en lichte industrie die er zich vestigt – de oude tradities niet kunnen verdringen. De boom waaronder geweren en de traditionele khanjars, fraai bewerkte zilveren dolken, worden verhandeld, is er nog steeds en de geiten- en koeienmarkt op vrijdag gaat nog altijd op dezelfde manier. De rijke boeren zitten ontspannen onder een boom hun winst uit te tellen, terwijl hun verkopers met de beesten spitsroeden lopen tussen twee rijen potentiële kopers. Vrouwen mengen zich onder de mannen en tussen de jongeren is er zelfs intens contact, ondanks de birqa’s, de typische zwarte vogelmaskers die de bedoe-vrouwen dragen.

Naar antiek zoeken in de soek van Nizwa is een vruchteloze opgave geworden. Waar elf jaar geleden nog negentiende-eeuws gleiswerk uit Maastricht kon worden aangetroffen, zijn het nu slechte kopieën uit China. De juwelen met zilveren Maria-Theresiathalers, waarmee de Britse soldaten in de negentiende en zelfs in de twintigste eeuw nog de boeren betaalden voor geiten en ezels, zijn niet meer te vinden. Behalve dan in gespecialiseerde galeries in Muscat, die er veel meer geld voor vragen. Of in een bedoeïenentent in de Wahiba-woestijn. Daar vind je nog zware zilveren armbanden en halssnoeren, voor een prikje in vergelijking met Muscat.

WADI EN WOESTIJN

Met de 4×4 rijden we tegen de middag Wadi Ghul in, een spectaculair diep uitgesneden kloof, tussen Jebel Ghul and Jebel Shams, waar Ziad, onze gids, ons naar de menshoge keien met primitieve tekeningen van jagers, ruiters en dieren brengt. Een ideale, beschaduwde plek om te picknicken. Jebel Shams is met zijn 3009 meter de hoogste berg in Oman. Er zijn hier sinds een paar jaar uitgestippelde wandelroutes, wel voor geoefende stappers, en de top is verboden, lees militair gebied. Jebel Shams is de plek waar de mensen uit de streek verkoeling zoeken. De nachten kunnen er ’s winters koud zijn, het vriest er zelfs. In Bahla, aan de voet van de berg, weeft men bijgevolg traditionele wintermantels, mansuls van geitenwol die je nergens anders vindt. Wevers en pottenbakkers vind je overal rond Bahla. Van lange smalle stroken in zwart, geel, rood en oker worden grote tapijten aan elkaar genaaid. In het voorjaar geurt Jebel Shams naar rozen. Die worden gebruikt in de parfumindustrie van Muscat. Dit land is gek op parfum. Het ijdele kwastje boven aan de knopenrij van de dishdasha dient enkel om met parfum te worden besprenkeld.

In Sinaw, een plaatsje aan de rand van de Wahiba, was er traditioneel op vrijdag een kamelensoek waar de Bedoe dieren verhandelden. Een oude kameel kost algauw zesduizend tot achtduizend rial en dat is meer dan een kleine auto, die er slechts vijfduizend kost. De pick-up wint dan ook veld in de woestijn. Ziad (17), de oudste zoon van de Bedoe-familie en een goede vriend van onze gids Ziad, waar we langs gaan om koffie te drinken – en natuurlijk ook om onze onderhandelingsgaven te toetsen aan de koopmanskunst van de familie – toont ons trots de trofee die hij won in de kamelenraces. Zijn broertjes halen geweren en khanjars (dolken), die ze omgorden voor stoere poses voor de fotograaf.

We rijden verder naar het 1001 Nacht-kamp van Zaoud. We komen net op tijd aan om nog een lauwe douche in de open lucht te nemen, vooraleer we de zon zien ondergaan boven een hoog duin, in het onmetelijke bed van warm rood zand. Bij onze terugkomst branden de kerosenelampen voor de geitenwollen tenten en in de diwantent staan koffie en thee klaar en wacht ons een maaltijd met gegrild lamsvlees, foul, sla, houmous, moutabal en mierzoete halwa als dessert. De toon van de tafelgesprekken is gedempt, als om de stilte van de woestijn niet te verstoren. Zaoud en zijn broer Ali hebben zich voorgenomen om toeristen te ontvangen met traditionele, authentieke gastvrijheid van hun land. Geen luxe zoals die te vinden is in de woestijn van andere golfstaten zoals Dubai. Eenvoud, gratie en hartelijkheid. De luxe zijn de duizenden sterren die ik vanuit mijn ouderwetse bed zie door het gaas van de tentvenstertjes, de verkoeling van de nacht en de dierengeluiden die me wekken bij zonsopgang.

ONGESCHONDEN OCEAAN

De stranden langs de Golf van Oman zijn eindeloos en ongerept. Hier en daar staat een zeer eenvoudig hotel. Luxe is alleen te vinden rond de hoofdstad Muscat, en spaarzaam in de buurt van Salalah en Sohar. Daartussen liggen eindeloze kilometers ongeschonden strand afwisselend met steile rotswanden of poederzachte witte stranden, hier en daar een vissersdorp waar wordt gevist op tonijn en kreeft. Op de legendarische scheepswerf in Sur , waar de plaatselijke zeilschepen worden gebouwd, de dhows, is er veel minder activiteit dan een paar jaar geleden. Sur was eeuwenlang het centrum van waaruit de Omani’s afvoeren naar Oostelijk Afrika of naar India. In Sur werd de kopie gebouwd van de Sohar, waarmee de Brit Tim Severin in 1981 de legendarische reis van Sindbad tussen Oman en China overdeed.

In de bevolking van Sur zie je beter dan waar ook in het land, de sporen van de verre reizen die de Omani’s maakten, het blijft een smeltkroes van rassen en culturen. Het oude stadje aan de ene kant van de lagune wordt door een veer verbonden met het nieuwe Al Ayja aan de overkant, waar je een studie kunt maken van de statussymbolen die de Omani tentoonspreidt bij het bouwen van zijn nieuwe huis. Bont tegel- en smeedwerk, verblindend wit, felle kleuren. En allemaal zijn die huizen gekeerd naar de oceaan, verlangend naar de wind die verkoeling brengt.

Een kleine 20 kilometer ten oosten van Sur ligt de landtong Ras al Hadd. Wie daarheen gaat, doet dat niet voor het strandleven, dat is er nauwelijks rond het zeer eenvoudige hotel en kamp, maar om in het natuurreservaat van het nabije Ras al Jinz ’s nachts de zeeschildpadden te gaan observeren. Dat kan alleen mits een officiële toelating die in het hotel wordt verstrekt en onder begeleiding van een ranger. De beste tijd van het jaar is van september tot november. Zeeschildpadden komen altijd terug naar dezelfde stranden om hun eieren te leggen, aangetrokken door lichtgevend plankton dat alleen daar aanwezig is. Hun reizen kunnen worden gemonitord doordat ze van een chip werden voorzien. De putten van bijna een meter diep zijn, in tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, echter niet de plekken waar de eieren liggen. Die zijn ongeveer een meter verder, bedolven onder het zand dat uit de put kwam. Vandaar dat kleine zeeschildpadjes, pas uit het ei, boven komen uit het vlakke zand en niet uit die putten.

We zijn gelukkig maar met een achttal mensen, die donkere avond. Op blote voeten lopen we over het strand in het spoor van Ali, de gids, ons aan elkaar vastklampend telkens als we in de duisternis wegglijden in zo’n schildpaddenput. Hij stuurt zijn mannetje uit over het strand om te gaan zoeken waar er schildpadden aan land komen, waar er een graaft, eieren legt of ze weer bedelft onder zand met krachtige slagen van haar poten, of noem je dat vinnen ? Met tedere vingers veegt Ali het zand uit de ogen van een schildpad. “Neen, schildpadden zijn niet droevig als ze eieren gelegd hebben,” zegt hij, “ze produceren gewoon tranen om hun ogen van het zand te bevrijden.” Slechts één op de duizend zeeschildpadjes die uitkomen, overleeft de rooftochten van vossen, vogels en krabben. Elke baby is dus waardevol. Met behulp van een zaklamp trekt Ali een lichtspoor over het zand, waarlangs ze vliegensvlug naar zee krabbelen. Met heel veel geluk voor een lang leven, een zeeschildpad kan immers meer dan honderd jaar oud worden.

Met veel geluk komen wij bij een volgende bezoek aan Ras al Jinz dezelfde kolos tegen als diegene die we vannacht hier haar eieren zagen deponeren. Insjallah !

PRAKTISCH Ligging

Oman ligt aan de Indische Oceaan (Golf van Oman en Arabische Zee) en grenst van noord naar zuid aan de Verenigde Arabische Emiraten, Saudi-Arabië en Jemen. Het land beslaat zo’n 300.000 km2, waarvan het grootste deel woestijn. Er wonen 2,3 miljoen mensen, die Arabisch spreken.

Reistijd

De beste tijd om naar Oman te reizen ligt tussen oktober en maart. Dagtemperaturen variëren dan tussen 16 en 30°C, nachttemperaturen tussen 11 en 22. Het klimaat is warm en droog.

De zomer is aan de kust heet met een hoge luchtvochtigheid, landinwaarts is het ’s zomers erg droog en zeer heet, bij momenten wordt het tegen de 50° C. In de zuidelijke provincie Dhofar is er van juni tot oktober moesson, wat die regio dan zeer groen en tropisch maakt.

Munt

De rial Omani (1000 baizas) is ongeveer 1,25 euro waard. Euro’s zijn even makkelijk te wisselen als dollars, in sommige zaken in de steden worden ze zelfs aanvaard als betaalmiddel.

Religie

Oman is een moslimland. Dat betekent dat van reizigers wordt verwacht dat ze zich ‘conservatief’ kleden. Geen shorts voor mannen in het publiek. Geen nauw aansluitende of fel gedecolleteerde kleding voor vrouwen. Hoewel steeds meer toeristen zich daar niet aan storen en ook veel (stedelijke) Omani’s daar niet meer echt aanstoot aan nemen.

Formaliteiten

U hebt een paspoort nodig dat nog 6 maanden geldig is na uw terugvlucht. Op de luchthaven zelf krijgt u een visum dat 6 rial kost. Niet-moslims mogen 1 liter alcohol invoeren. Het is verboden pornografie in te voeren.

Info

Op de website www.visitoman.be vindt u zeer veel informatie over Oman en links naar touroperators die het land in hun programma hebben, van Joker voor basic reizen tot Odysseus voor luxueus en xplore360 voor sportief reizen. Ook voor alle luchtvaartmaatschappijen die op Muscat vliegen vindt u links op de infosite. Wij reisden met Gulfair vanuit Parijs over Bahrein.

De Omaanse keuken

Traditioneel is de Omaanse keuken een mengeling van het Midden-Oosten en India. Men eet veel rijst en curry’s, maar ook de traditionele Arabische mezze-gerechten. Vis en kreeft zijn in overvloed vers aanwezig, maar niet altijd even goed bereid.

Waag u eens buiten de keukens van de grote hotels. De eenvoudige restaurants zijn meestal kraaknet en spotgoedkoop. Een complete maaltijd voor 4,5 rial in een populaire kleine keten als The Arab World is geen uitzondering. Vrouwen eten meestal in de ‘gezinskamers’, hoewel men eraan gewend raakt dat westerse vrouwen samen met de mannen eten in het restaurant. Buiten de hotels wordt geen alcohol geschonken.

Hotels

In Muscat is er een grote keuze van hotels (meestal strandhotels) in alle categorieën. Van de superluxueuze Chedi ( het enige met een echt privé-strand) en Al Bustan, Grand Hyatt, over Intercontinental en Radisson SAS tot kleinere hotels, zoals het Laith Howard Johnson Hotel.

Begin 2006 opent nabij Muscat het Shangri La-complex met 3 super-de-luxe hotels, die samen 700 kamers zullen aanbieden, in een adembenemende setting.

In plaatsen als Sur en Ras al Hadd is de keuze veel beperkter. In het zuidelijke Salalah is het aanbod van comfortabele hotelkamers niet echt ruim. Maar de ontwikkeling neemt ook daar zo’n tempo dat er elk seizoen wat nieuws is op hotelgebied.

Door Tessa Vermeiren / Foto’s : Gerald Dauphin

De Ibadi-moslims zijn streng orthodox, maar laten zich wel voorstaan op verdraagzaamheid.

Tussen de jongeren is er intens contact, ondanks de birqa’s, de typische zwarte vogelmaskers.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content