Het toppunt van een safari-ervaring krijg niet als je per auto of jeep door de brousse rijdt, maar als je je te voet, per fiets of te paard tussen de wilde dieren begeeft. Dan versmelt je met de natuur.

In Zuid-Afrika liggen Middelburg en Belfast op slechts zestig kilometer van elkaar en bestaat de Ierse stad uit amper Ć©Ć©n straat. Als de namen van de gehuchten niet ontleend zijn aan voormalige heersers, dan zijn ze op z’n minst origineel. Uytvlucht, Tuisblij en Woestalleen. Je vraagt je af wie of wat er model heeft gestaan voor een dorpje als Ongenoeg of Gesukkel. Van Johannesburg tot Lydenburg lijkt Zuid-Afrika Ć©Ć©n groot, plat en vooral leeg land, maar als we het Drakensgebergte inrijden, wordt het een stuk interessanter. Net voor Dullstroom, een Brits aandoend stadje, zien we meren en riviertjes waar aan vliegvissen wordt gedaan. Jacaranda’s zetten met hun purperen bloemen hele straten in vuur en vlam. In Sabie zoeken mijn vriend en ik een leuk ogend restaurant uit, The Wild Fig Tree, waar we een stoofpotje van wrattenzwijn, struisvogel en krokodil eten. We hebben nog geen wild gezien, maar de smaak ervan krijgen we al letterlijk te pakken.

Op geen tien kilometer van het Krugerpark, in Hazyview, ligt Rissington Inn, een schitterend gelegen resort dat uitkijkt op de vallei. De eerste avond in Afrika, onder de brede takken van een sausage tree of worstboom, lijkt het alsof het ritme vertraagt, alsof de tijd rekbaar wordt… We zitten in de Blyde River Canyon die zich over een lengte van meer dan dertig kilometer in de rotsen heeft uitgeslepen en een van de meest spectaculaire natuurwonderen van Zuid-Afrika wordt genoemd. Er zijn niet alleen een tiental watervallen in de buurt maar ook adembenemende panorama’s op valleien, bergketens en meren. In Pilgrim’s Rest lijkt het alsof we in een vergeelde postkaart uit de negentiende-eeuwse goldrush terechtkomen. Het uitzicht op de vallei van de drie rondavels – ronde heuvels in de vorm van traditionele Xhosa-hutten – is niet echt helder : Hazyview (What’s in a name ?) is mistig en God’s Window, een van de mooiste panorama’s in de canyon, blijft voor ons gesloten.

Met eigen wagen en jeep

Vandaag trekken we met onze eigen wagen door het Krugerpark en we worden al meteen verrast door een panter die de weg over holt, een stelletje stoeiende gnoes rent verschrikt weg. We zien zebra’s en giraffen, massa’s impala’s (hĆ©t fastfood van de rimboe), arenden en gieren, olifanten en een paar wrattenzwijnen die het rechtopstaande staart- je van hun leider volgen als tamme toeristen de vlag van hun Japanse gids. Leeuwen krijgen we niet te zien, ondanks de aanwijzingen van een ranger. Spannend wordt het als we een olifant de pas afsnijden en hij zich daar erg over opwindt. Tijd om op te krassen.

We slapen in Honeyguide, een schitterend tentenkamp in het Manyeleti Private Park, dat Ć©Ć©n geheel met Kruger is geworden. De volgende dag vertrekken we met een open jeep. Ook nu krijgt onze gids het aan de stok met een eenzame mannetjesolifant. De reus komt plots, omdat we niet genoeg afstand bewaren, met flapperende oren op ons afgestormd. De gids blijft kalm en spreekt het dier toe met een lage stem. Net als ik denk dat de olifant de jeep gaat omduwen, stopt hij en denkt : ‘zand erover’ : met zijn slurf sproeit hij een hoop rood zand over ons heen, waarna we alleen nog zijn brede derriĆØre te zien krijgen. Mijn hart bonst in mijn keel. Iets verderop zien we een witte neushoorn achter een bosje. Gelukkig heeft hij Ć³ns niet gezien, want nog eens twee ton agressie kunnen we wel missen.

De Grote Vijf (olifant, leeuw, luipaard, buffel en neushoorn) hebben we niet gehaald, maar de enorm variƫrende natuur maakt van Zuid-Afrika ƩƩn grote tuin van Eden. Ook op weg naar The Coach House zien we niets dan natuurparken. The Coach House een gereputeerde country lodge, die al dienst deed als hotel tijdens de goudkoorts in de negentiende eeuw, en ligt op een plateau met een indrukwekkend uitzicht op het Drakensgebergte. Daar ligt onze uitblaasbestemming : twee dagen genieten van lekker eten en een schitterende omgeving.

te voet

Pontdrift, Botswana. Het Mashatu Private Game Reserve is het grootste privĆ©natuurgebied in zuidelijk Afrika en wordt door velen ook het mooiste genoemd. Het ligt net over de grens. Paul, onze gids, staat klaar met z’n jeep. “Degelijke schoenen aantrekken”, zegt hij. “Dit is een loopsafari.” Mijn vriend vraagt of Paul zeker weet dat het geen hardloopsafari wordt, gezien het grote aantal roofdieren in de buurt. Hij lacht en gaat zijn geweer ophalen. Even later lijkt het alsof we door een uitgestrekte ProvenƧaalse tuin rijden : door de hevige regenval van de laatste weken geleden is de bodem bedekt met gele bloempjes.

Zijn naam heeft het reservaat te danken aan de mashatu, letterlijk ‘huis van de python’ : een enorme boom met een grote ronde kruin, die overal in het landschap opduikt. Onder zo’n oude mashatu staat Ganetsang ons op te wachten, met een gedekte tafel vol eten en wijn. Hij neemt onze bagage mee naar het kamp en wij gaan te voet verder.

Het valt op dat Paul nooit achterom kijkt ; mijn vriend is er niet helemaal gerust in. “Leeuwen of luipaarden vallen nooit in de rug aan”, lacht Paul. Ik geloof hem, hij straalt vertrouwen uit, ik voel me veilig.

Paul wil ons de volgende drie dagen niet alleen het vanzelfsprekende laten zien (the Big Five kunnen hem gestolen worden), maar ons ook attent maken op de subtiliteiten van een wildpark : hij laat ons details zien die je vanuit een jeep niet eens opmerkt. Als Paul een conversatie aangaat met een gevlekte uil komt die steeds dichterbij om de vreemde kerel die zijn taal spreekt eens goed te bekijken. Maar wanneer we het getrompetter van een groep olifanten horen, is het oppassen geblazen. We lopen achter de boomlijn om niet op te vallen, en we zien een kudde olifanten een duin afrennen naar een meertje. Sommigen glijden op hun achterste de helling af, anderen laten zich pas vallen in het water. We sluipen dichterbij, af en toe achteruitblikkend, maar Paul knikt bemoedigend. We zijn veel kwetsbaarder dan in een jeep, en olifanten kunnen erg agressief worden, zeker met zoveel baby’s. Maar een olifant geeft genoeg waarschuwingstekens : flapperen met de oren, trompetteren, en vooral hun staart die recht overeind staat. Dat betekent : rennen !

Als we de droge rivierbedding van de Limpopo afdalen, zien we een krokodillenspoor. Het beest heeft zich kilometers voortgesleept op zoek naar water. Het boeiende aan deze loopsafari is, buiten het spannende gevoel dat er elk moment iets onverwachts kan gebeuren, dat ik leer spoorzoeken. De zonsondergang is betoverend, vooral omdat een groep giraffen zich tegen de vuurrode hemel behoedzaam voortbeweegt en hun nieuwsgierigheid even groot blijkt als de onze.

Innocent, Eduard en Ganetsang hebben gekookt en onze tenten opgezet onder een enorme mashatu. Er brandt een groot vuur. In de verte horen we nog een olifant en later hyena’s. Op de vraag wat we moeten doen als we plots oog in oog komen te staan met een leeuw, zegt Paul : “Recht in zijn ogen kijken. Zo’n beest is het gewend dat iedereen wegrent. Onze ogen staan net als bij roofdieren vooraan in ons gezicht, daardoor raakt hij dus in de war.”

De volgende ochtend zien we wat er zich ’s nachts allemaal rond het kamp heeft afgespeeld. Er ligt het kadaver van een baviaan, slachtoffer van een luipaard. Iets verder hebben een paar olifanten een stuk van het bos verbouwd. Een van hen is er nog en komt plots beangstigend dichtbij. Paul doet teken dat we stil moeten zijn en traag moeten wegwandelen. Ik voel mijn hart bonzen, maar het is heerlijk om zo dicht bij de natuur te zijn. De jungle al wandelend, dus in slow motion, bekijken maakt me rustig. De kwetsbaarheid die we ervaren, geeft een soort van solidariteitsgevoel met de meeste dieren die hier rondlopen. Een eenzame zebra, weg van zijn kudde, heeft het gezelschap van een paar giraffen opgezocht die een roofdier van mijlenver zien aankomen. Ook wij houden het gedrag van de ons omringende dieren nauwlettend in de gaten. Na drie dagen lopen, besef ik ook hoe traag de tijd hier gaat : alles gebeurt op het ritme van de natuur. Als het om zes uur donker wordt, liggen we rond negen uur in onze tent, en bij de eerste zonnestralen ontwaken we, want de geluiden van de jungle worden steeds intenser.

Fietsen in het wild

Er staan mountainbikes klaar. Als je de gemiddelde snelheid kent waarmee een leeuw of luipaard zijn prooi achtervolgt, kom je met zo’n fiets niet ver. Maar Paul lacht : “Er zijn nog nooit slachtoffers gevallen.”

We rijden de bedding van een rivier in en zien leeuwensporen. Volgens Paul zijn ze nog vers, maar het gevaar opzoeken is niks voor hem. We volgen hem dus braafjes in de tegengestelde richting. Een groepje antilopen – lenige dieren die hoger en eleganter springen dan de bestgetrainde balletdansers – flitst voorbij. Een reusachtige krokodil schiet het water in als we een kleinere rivier naderen. Een giraf kijkt even op, maar kauwt rustig verder op een paar bladeren. Kuddes impala’s die eerst angstig weglopen, blijven ons toch iets verder staan aangapen. We stoppen aan een kadaver van een olifant. Het dier ligt in een cirkel, volgens Paul is die gemaakt door andere olifanten die rond hun stervende soortgenoot blijven lopen als afscheid.

Tijdens het diner in het luxueuze Mashatu Kamp krijgen we te horen dat we de volgende ochtend een rijtest moeten afleggen waarvan afhangt of we op paardensafari mogen. De test valt mee. Onze twee begeleiders leggen ons eerst uit wat we moeten doen als we worden aangevallen door olifanten, want die hebben het naar verluidt niet hoog op met paarden. West, onze gids, houdt ze met een zweep – die vooral luid knalt – op afstand, terwijl wij weggalopperen met Mpho, de andere gids. Bij een leeuw of luipaard : ook weggaan, maar niet galopperen, wel traag wandelen.

Te Paard op safari

Het is nog vroeg en er hangt onweer in de lucht, het landschap krijgt iets dramatisch. Het eerste wat we zien is een luipaard die op een impala jaagt, gevolgd door twee jakhalzen, die al azen op de restjes. De paarden worden onrustig, maar zijn gelukkig goed in de hand te houden. Ik besef dat ik niet alleen op mijn eigen ogen en die van onze begeleiders kan rekenen. Ik zit op een levend wezen met een sterk instinct, een wezen dat er alles voor over heeft om zijn hachje, en dus ook het mijne, te redden bij gevaar. Het is een totaal ander gevoel dan bij de vorige safari’s. We zijn een aantrekkelijkere prooi, maar we hebben nu een dier als bondgenoot. Bovendien kunnen we heel dicht bij zebra’s en giraffen komen, we zijn als een van hen. Voor het eerst krijg ik het gevoel alsof ik versmolten ben met de natuur, dit is ongetwijfeld mijn favoriete safari. Ik geniet ervan om het paard de vrije teugel te geven, behoedzaam af te dalen in rivieren en in galop terug de oevers op te rennen. Het rijden gaat alsmaar beter. We wagen ons wat dichter bij een groep olifanten, net op het moment dat er een strijd losbarst tussen twee kuddes. Het trompetteren van de twee rivaliserende leiders is zo oorverdovend, dat onze paarden zenuwachtig en schichtig worden. West doet teken dat we ons uit de voeten moeten maken.

Het laatste stuk van onze tocht leggen we af zonder hindernissen. De lucht wordt dramatisch donker. De meeste dieren hebben zich teruggetrokken, en een paar wrattenzwijnen duiken voor de poten van mijn paard in een bosje. Maar ik weet het nu wel zeker : it’s a jungle out there.

Door Myriam Thys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content