Extreme emoties bij de Phantom Cats, Les Misérables, The Phantom Of The Opera. Groot, groter, grootst. De honger van producent Music Hall is onstilbaar. De Geest der Muziek moet Vlaanderen doen lachen, huilen en huiveren.

De onwetende passant ziet er een treinstation in, maar wie binnengaat, neemt het voor een Turks bad, zo omschreef componist Claude Debussy ooit het operagebouw van Parijs. Dat theater is een ware doolhof van gangen en ruimtes, met in de catacomben een mysterieuze waterpoel. Toen auteur Gaston Leroux een bezoekje bracht aan de opera, en de legende hoorde over een geest die er zou huizen, wist hij meteen waar zijn volgende thriller zich zou afspelen en wie de hoofdrol zou spelen. Le Fantôme de l’Opéra verscheen in 1911.

Het boek werd van de obscuriteit gered toen Lon Chaney, de man met de duizend gezichten, die veertien jaar later het spook vertolkte in de stomme film The Phantom Of The Opera. In het oorspronkelijke verhaal zat echter meer dan stof voor enkele uurtjes griezelen. Dat besefte Andrew Lloyd Webber maar al te goed, toen hij besloot om het gegeven in ’86 te bewerken tot een musical. Hij greep terug naar de psychologie van de roman, naar de verwarring waaraan Christine Daaé ten prooi valt, het zangeresje op wie de Phantom verliefd wordt. Enerzijds ziet ze in hem de Engel der Muziek over wie haar betreurde vader verteld had, anderzijds is er de terreur die hij zaait in de opera waar zij schittert. De mix van een tot de verbeelding sprekend scenario vol romantiek en spanning, plus ouderwetse theatermagie maakte de musical waanzinnig populair. Er lopen heuse Phantom-freaks rond, die zich verenigen in fanclubs. Maar liefst veertig websites zijn aan ‘het fenomeen’ gewijd. In Londen loopt The Phantom Of The Opera al 13 jaar. Her Majesty’s Theatre, een zaal met een capaciteit van 1661 man, is avond na avond uitverkocht. De productie blijft krachtig en scherp, zo mocht ik enkele weken geleden met eigen ogen vaststellen. Er wordt dan ook niets aan het toeval overgelaten. De cast wordt regelmatig vernieuwd – de hoofdrolspelers om het jaar – om metaalmoeheid tegen te gaan. Naar verluidt springt Webber himself, onaangekondigd, nog af en toe even binnen om te kijken of alles oké is, zoals het een perfectionist betaamt. Die kwaliteitscontrole geldt uiteraard ook voor de Vlaamse, licentiegebonden versie, die op 24 oktober in première gaat. Music Hall, het productiehuis, wordt verplicht op de toppen van de tenen te staan. The Phantom Of The Opera is complexer, ambitieuzer en vraagt een sterkere cast dan Les Misérables. Het speelkwartiertje is voorbij.

Toen Music Hall in ’96 met Cats z’n eerste productie in de Antwerpse Stadsschouwburg neerzette, werd grote motor Geert Allaert weggehoond, toen hij luidop hoopte dat Cats twee seizoenen zou lopen. Het klopt dat Vlaanderen op dat moment geen musicaltraditie had, maar met gestaag stijgende resultaten slaagde Allaert toch in zijn missie. Les Misérables lokte vorig jaar 400.000 toeschouwers en Allaert is er zeer op gebrand om met The Phantom Of The Opera te bewijzen dat er meer aan de hand is dan een hype.

Heeft het succes van ‘Les Misérables’ uw stoutste dromen overtroffen?

Geert Allaert: Ik had op 250.000 toeschouwers gegokt. Het zijn er uiteindelijk 400.000 geworden. Bijna het dubbele van wat ik verwachtte. Niemand heeft ons dat voorgedaan. Les Misérables bood kwaliteit, daarom bleef het volk toestromen. Mensen kwamen enthousiast buiten en maakten hun vrienden warm om ook te gaan kijken. Bovendien zat het productioneel stevig in elkaar, ondersteund door een behoorlijke marketingcampagne. Je mag niet vergeten dat zo’n Open End-musical brengen, een financiële uitdaging inhoudt. Het Ballet Van Vlaanderen schuwt dat risico. Wij waren de eersten om deze markt serieus te ontwikkelen. We volgden de juiste strategie door indertijd met Cats te beginnen. Daarmee kwam het vertrouwen. Les Misérables heeft de doorbraak geforceerd.

Hoe verklaart u die plotse populariteit van het musicalgenre?

Het is film, maar dan live. De toeschouwers worden meegezogen. Ze stappen in het verhaal en dromen weg, musicals zijn eigenlijk sprookjes. En dan is er de charme van het theater, het avondje uit. Dat is de reden waarom wij veel aandacht besteden aan het onthaal van de mensen. Musical presenteert ook alles in één keer: zang, die overigens natuurlijker is dan bij opera, dans, acteren, schitterende kostuums, en dat alles op een bedje van mooie muziek. Je krijgt een total picture, en in je eigen taal. Zelfs een germanist als ik begrijpt niet alles, wanneer hij in Londen gaat kijken. Maar je moet het musicalgenre niet onderschatten. Het is zwaar. Bij de casting maken we het ons niet makkelijk. We eisen topkwaliteit en zijn niet snel tevreden.

Dat zou ook niet anders kunnen. ‘The Really Useful Theatre Company’ van Andrew Lloyd Webber waakt erover dat de door hen opgelegde, hoge standaard gehaald wordt.

Ik geef toe dat zij, ook nu weer met The Phantom Of The Opera, de casting hebben geleid. Terecht. Zij hebben de productie al dikwijls opgezet. Zij hebben de ervaring, zij weten beter dan wie ook welke acteurs bij de figuren passen. Zo heeft het lang geduurd voor we onze Christine hadden gevonden. We willen altijd maar beter.

Gelooft u dat deze show een nog breder publiek kan bereiken dan ‘Les Misérables’?

Dat geloof ik niet, ik weet het zeker. Deze productie zal dubbel zo succesvol zijn. De ticketverkoop wijst al in die richting. Ik hoop dat we twee seizoenen kunnen blijven optreden.

Is deze productie ook dubbel zo duur?

Nee, dat niet. Ik raam de kosten 30 procent hoger dan Les Misérables.

Vroeger waagde enkel het Ballet Van Vlaanderen zich aan een musical, nu is er niet alleen Music Hall, maar ook Studio 100, die zich vooral toelegt op familiespektakels. Is er plaats voor alledrie?

Kijk, als je in een stadscentrum maar één café hebt, komt uiteraard iedereen daar naartoe. Maar als er tien cafés zijn, dan krijg je een uitgaansbuurt, en dat kan ook interessant zijn. Wel ben ik ervan overtuigd dat er op een bepaald moment slechts één grote productie kan lopen. Zo groot is Vlaanderen immers niet. Het is nu natuurlijk heel verleidelijk om je op deze groeiende markt te gooien. In feite hebben wij nieuwe, cultureel-economische sector gecreëerd in Vlaanderen. Het live-entertainment wint aan belang, kijk maar naar de situatie in Amerika. Daarom wil ik een warm pleidooi voor een goede opleiding houden. We moeten mensen vormen. Het talent is er, dat staat vast, maar we moeten die jonge mensen degelijk begeleiden. Pas dan is de weg vrij om zelf stukken te maken en te exporteren.

Op welke termijn acht u zoiets haalbaar?

Ik heb een termijn in mijn hoofd, maar die verklap ik niet omdat ik er later niet op gepakt wil worden.

Arthur Masella, een regisseur uit New York, is zowat vergroeid met The Phantom Of The Opera. Hij liet deze musical al in de plooien vallen in Stockholm, Hamburg, Sydney, Amsterdam, Manchester en Basel. Masella leerde de knepen van het vak bij de grote meester, Harold Prince, die de regie van The Phantom Of The Opera verzorgde bij de première in ’86. Na die opleiding werkte Masella mee aan tal van Broadway-shows en opera’s als La Bohème, Casanova, The Sorcerer, Candide, Evita en Ghostdance.

Voor u is dit een weerzien met Hans-Peter Janssens. U zat beiden in de Nederlandse versie van ‘The Phantom Of The Opera’, vier jaar geleden.

Arthur Masella: Dat klopt. Maar we kunnen nu pas intensief samen repeteren. Hans-Peter Janssens zat immers niet van bij het begin in de Nederlandse productie. Hij werd toen snel klaargestoomd voor zijn rol. We hebben afgesproken om te vergeten dat hij de Phantom ooit al heeft gespeeld. Dat garandeert een frisse aanpak.

Zegt de man die al voor de zevende keer ‘The Phantom Of The Opera’ regisseert.

Toch vind ik steeds nieuwe ideeën. In elk land word je met andere acteurs geconfronteerd. Je ziet wat ze te bieden hebben en vandaaruit vertrek je. Ze spelen de scènes zoals zij die aanvoelen en ik stuur bij, suggereer dingen. Kijk, we weten dat deze musical, het verhaal op zich, werkt. De acteurs moeten dus het verschil maken. We moeten dit stuk op hun maat snijden. Ik heb een groot vertrouwen in deze cast. Ik zie hier veel talent.

Ik zag ‘The Phantom Of The Opera’ enkele weken geleden in Her Majesty’s Theatre in Londen. Ik vraag me af of de intimiteit die me daar zo beviel in de Antwerpse bunker niet verloren gaat.

Ik hoop van niet. We hebben de proporties van het podium in ieder geval al wat aangepast. Er zijn kleine ingrepen aan de set, die de toeschouwers zullen helpen om zich op het verhaal te focussen. De intimiteit van deze show is inderdaad belangrijk, dat is een voorwaarde om de mensen bij het nekvel te pakken. The Phantom Of The Opera mag niet als een overdonderend, groot spektakel overkomen. Het zijn de personages die je moeten raken. Als je je niet voelt aangesproken door de karakters, dan leef je niet mee en is de avond niet geslaagd.

Dit is over de hele wereld de meest succesvolle musical. Is het ook de moeilijkste, voor u als regisseur?

Het is een hele moeilijke, die op alle vlakken enorm veel inspanningen vergt. We hebben The Phantom Of The Opera al overal gespeeld, maar het blijft keihard. Het is elke keer weer van nul beginnen, al kennen we intussen de problemen en de valkuilen.

Wat me opviel tijdens de repetities is dat de snelheid het zo complex maakt. De ene actie volgt op de andere, het tempo zakt nooit.

Het is inderdaad non-stop. Ik zie het het liefst als volgt: bij de openingsscène haalt het publiek diep adem en pas op het einde blaast het opnieuw uit.

Hans-Peter Janssens (Phantom) was Jean Valjean in Les Misérables, en nu rust opnieuw de last van de dragende rol op de schouders van de Brugse bariton. Hans-Peter Janssens heeft een ruime bagage: hij reisde eerst de wereld rond met De Macht Der Theaterlijke Dwaasheden van Jan Fabre, was lid van de English Touring Opera en vertolkte zijn eerste musicalrol als Padre in Man van La Mancha bij het Ballet Van Vlaanderen. In ’95-’96 stond hij in de Nederlandse versie van The Phantom Of The Opera.

Ziet u het personage van Phantom anders dan vier jaar geleden?

Hans-Peter Janssens: Het karakter zelf zie ik niet anders, maar nu ben ik wel van geschrokken hoe belastend de rol is. Het is zwaarder dan ik me kon herinneren. Eigenlijk ben ik in de show niet zo vaak te zien, maar wat ik lichamelijk moet doen, is geen lachertje. Daar moet ik toch weer even aan wennen. Ik moet een totaal andere fysiek zoeken dan bij Jean Valjean. Een traag proces, maar het komt op gang. Ik heb tijd nodig om de rol van Phantom in mijn lijf te krijgen, maar dat was in Scheveningen ook zo.

Moet u nu strenger zijn voor uzelf dan ten tijde van ‘Les Misérables’?

Zeker. De emoties van de Phantom zijn heel extreem. Ik moet zeer diep gaan om die geloofwaardig te maken. En wat voor mij nu ‘diep’ is, is niet hetzelfde als vier jaar geleden. Door de ervaring die ik intussen heb opgedaan, kan ik nog verder gaan. Ik moet de lat weer wat hoger leggen. Je kan deze rol absoluut niet op safe spelen.

Een verschil met ‘Les Misérables’ is dat er meer klassiek geschoolde zangers in de cast zitten. Dat zijn gedisciplineerde mensen.

Dat moeten we nog afwachten. ( lacht) Ik zal in ieder geval strikter moeten leven. Ik kan niet meer ongestraft zotte dingen doen. Dat geldt ook voor de rollen van Christine en Carlotta, die zijn vocaal evenmin te onderschatten.

Er zal dus minder fun getrapt worden.

Dat weet ik zo nog niet. Lol maken betekent niet enkel tot een gat in de nacht uitgaan. Dit is gewoon een andere groep. Trouwens, na een voorstelling zit er zoveel adreline in je bloed dat je niet direct naar bed kán. Ik ga zelden voor twee uur slapen. We gaan weleens uit eten. Maar ik kan me niet laten gaan, want de volgende dag sta ik weer voor dezelfde opgave, soms zelfs tweemaal. Het zou frustrerend zijn om niet de energie te hebben die nodig is voor zo’n prestatie. Met die wetenschap heb ik er geen problemen mee sommige dingen te laten.

Phantom vraagt een subtiele vertolking. U moet het publiek aantrekken èn afstoten.

Ik denk dan aan de slotscène waarin Christine met Raoul weggaat en Phantom alleen achterblijft. Voor mij is de avond pas geslaagd wanneer de mensen niet begrijpen waarom Christine hem in godsnaam in de steek laat. Ze moeten sympathie voelen voor het ‘monster’, ondanks zijn moorddadige afwijking. De Phantom moet zowel een erotiserende en charmerende kracht als agressiviteit uitstralen. Je moet voldoende schizofreen zijn om hem te spelen.( lacht) Het is een gelaagde vertolking.

U ziet de musical als het muziektheater van de toekomst, omdat het een groter publiek aanspreekt dan opera. Zelf hebt u een operaverleden. Voelt u zich hier meer in thuis dan in de opera?

Ja. Ik ben heel lichamelijk met m’n vak bezig. In opera kan dat ten koste gaan van de stem. Daar is de klank overheersend. In een musical kan je meer energie stoppen in het acteren, omdat de stemmen versterkt worden. Fluisteren kan soms volstaan om verstaanbaar te zijn. Die versterking is gewoon een van de middelen van onze tijd, en die moet je gebruiken. Mocht Mozart nu leven, hij zou ook met microfoons en een synthesizer experimenteren. Ja, ik voelde me vanaf de eerste dag heel goed in het musicalgenre.

Suzanne Duwe (de rol van Christine) is een groentje, dat met een aandoenlijke onbevangenheid door de wandelgangen van de Stadsschouwburg drentelt. Suzanne Duwe studeerde in Düsseldorf, eerst architectuur, daarna zang. Naast de producties aan de universiteit, gaf ze soloconcerten. Pas afgestudeerd, kwam de Duitse toevallig terecht in de audities van The Phantom Of The Opera terecht. Net voor ze naar Zuid-Frankrijk met vakantie vertrok, zakte ze af naar Antwerpen, waar haar vroegere leraar een agentschap heeft.

Debuteren als Christine: het is niet niks. Boezemt die veeleisende rol u geen angst in?

Suzanne Duwe: Niet echt. Ik word in heel wat scènes door de Phantom geleid. Christine is ook een zacht karakter. Vaak laat ze zich door de anderen meedrijven. Zo’n complexe rol vind ik het dus niet. Het bevalt me wel dat ze op het einde sterker wordt. Ze kweekt op den duur maturiteit. Maar Christine blijft naturel. Ze krijgt geen allures.

Een eigenschap die u herkent?

Ik zie veel zangers kapsones krijgen. Maar het is alsof Christine me erop wijst die vergissing niet te begaan. Het is als een spiegel die me wordt voorgehouden.

Was u verbaasd toen u uitverkoren werd?

Ja. Ik had eerlijk gezegd niet verwacht dat ik ooit in een musical zou belanden. Ik heb nul komma nul ervaring. Onmiddellijk na de auditie ben ik op vakantie naar Zuid-Frankrijk vertrokken. Toen ik terug was, wilde regisseur Arthur Masella me nog zien. ‘Hoor ik nog van jullie?’ vroeg ik na afloop. ‘Jij wordt Christine’, was het antwoord. Het ging allemaal heel snel. Ik had geen tijd om te tobben.

En nu krijgt u een spoedcursus Nederlands, neem ik aan.

Ja, ik heb dictiecoaches die me de finesses van de taal bijbrengen.

Er rest u niet zo gek veel tijd meer. Geen last van stress?

Nee, dat kan niet. Als ik van bij het begin al ga panikeren, waar moet het dan eindigen? ( lacht) Ik vertrouw gewoon op de mensen rondom mij. Ik moet daar gewoon staan zingen en de regisseur mijn inspiratie geven. Over al de rest moet ik me geen zorgen maken. Alles is hier fantastisch georganiseerd.

Kende u ‘The Phantom Of The Opera’ voor u in dit avontuur stapte?

Nee, en dat is goed, want dat betekent dat ik geen vooroordelen heb. Het geeft me de ruimte om creatief te zijn. Ik voel niet de verleiding om iemand te kopiëren.

‘The Phantom Of The Opera’ gaat op 24 oktober in première in de Stadsschouwburg in Antwerpen. Vanaf die datum zijn er voorstellingen van dinsdag t/m zaterdag om 20 uur en op zaterdag en zondag om 15 uur. Tickets van 750 tot 2050 fr., zonder de reservatie- en verzendingskosten. Info en reservering: Tel. (0900) 0-0991 (Ticket Club).

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content