Superrijke vrouwen die zich in limousines laten rijden

en in somptueuze villa’s wonen, het kontrasteert

met de meeste verhalen over Afrika.

Hun imperium bouwden ze op met de handel

in gebatikte katoenen stoffen uit Europa.

MARLIES VAN BOUWEL

FOTO’S : CAECILIA VAN DER DRIFT

De opgepoetste limousines stoppen voor het Palm Beach Hotel, het hoogste gebouw van Lomé, de Togolese hoofdstad. Uit de auto’s stappen dames in vol ornaat. Ze zijn uitgenodigd voor het feest op de eerste verdieping. Daar viertRose Crépy rond het zwembad haar zestigste verjaardag. Zij is een van de Nana’s Benz, de rijke koopvrouwen van Lomé, die hun bijnaam danken aan het merk van de auto waarin ze zich laten voeren (nana betekent moeder in het Ewé, de lokale taal).

De stof die hen rijk maakte, is de Véritable Wax Hollandais uit Helmond : een goede kwaliteit katoen, industrieel bedrukt met hars, waardoor elke meter uniek is en aan beide zijden draagbaar. Wax is een onderdeel van de Westafrikaanse kultuur. Meisjes dragen er een jurk van, mannen boubous, hemden of pakken. Nog altijd verdelen de vrouwen de 12 yard in drie gelijke delen ; een wordt verknipt als bloeze, de andere twee worden om de heupen geslagen. Moeders gebruiken één lap om het kind op de rug te binden. Om naar een begrafenis te gaan of een zieke grootmoeder te bezoeken zal een Westafrikaanse jonge vrouw haar jeans uittrekken en zich kleden in enkellange panen.

Rose Dédé Crépy stapt als een koningin langs de gasten. Waardig neemt ze de felicitaties in ontvangst. Obers vullen de glazen van de genodigden met champagne uit magnums. Enkele dagen eerder troonde Rose in haar roze huis L’eternelle est mon berger (vlak bij de markt in Lomé) achter een hoge stapel stof, terwijl ze hopen bankbriefjes telde. Dit doet ze haar hele leven al, en tussen de bedrijven door voedde ze acht kinderen op. Ze is de enige vrouw van haar man, terwijl haar vader acht vrouwen had. Ze groeide op met 31 broers en zussen.

De handel heeft ze zoals haar kollega’s met de moedermelk ingezogen : “Mijn grootmoeders waren al koopvrouwen. Mijn moeder was dat ook, maar ze is vroeg gestorven, dus ging ik in de vakanties met een tante naar de markt. Omdat zij niet kon lezen of schrijven, maakte ik de rekeningen. Toen ik achttien was, gaf die tante me een kapitaaltje waarmee ik stoffen ging kopen. Algauw bracht de weekendhandel me meer op dan mijn loon als lerares. De importhuizen gaven ons krediet : we namen de stoffen mee, en op het einde van de maand rekenden we af. De niet-verkochte stukken gaven we terug. “

Nog steeds heeft Rose Crépy haar vaste stek op de markt. In het Ewé heet de grote markt “asigame”, de grote plaats van de vrouwen. Er is inderdaad amper een man te bekennen. In dat betonnen gebouw wordt de eerste verdieping van de drie ingenomen door stoffenverkoopsters. Rose Crépy heeft een uitgebreide gamma op haar toog liggen. Aan de zijkanten zijn de lappen in alle kleurschakeringen schuin gestapeld tot wel drie meter hoog. Ook in de aanpalende straten zitten vrouwen onder parasols achter hun stoffenkramen, of lopen ze rond met de lappen op het hoofd, op zoek naar kopers. In Lomé alleen al zijn er zo’n 3000 vrouwen die de stoffen verderverkopen als revendeuse.

Rose Crépy verklaart haar sukses : “Wat Togolese vrouwen te koop aanbieden, vindt iedereen mooi. Onze klanten komen dan ook van over de grenzen. Bovendien zijn wij harde en eerlijke werkers. Daarom hebben de leveranciers ons altijd vertrouwd. We krijgen op voorhand de stalen te zien, om in exclusiviteit dessins te bestellen. Zo weet je dat niemand anders dat dessin aan een lagere prijs ging verkopen. ” Door deze monopoliepositie werden de Nana’s Benz rijk. Bovendien waren de meeste vrouwen vriendinnen : ze bepaalden altijd samen de verkoopprijs, waarbij ze een aardige winstmarge berekenden.

Agnes Hyde, met 80 jaar de oudste Nana, heeft verstek moeten laten gaan. Zij was lange tijd het boegbeeld van de Nana’s, en de eerste Togolese die zich in een Mercedes liet rondrijden : “Die eerste Mercedes was niet eens zo duur, het was de eerste die in Togo werd ingevoerd. Mijn volgende wagens kocht ik om de vijf jaar op de Champs-Elysées in Parijs. En als de president buitenlandse bezoekers moest ontvangen, kwam hij mijn auto lenen. Zo is Mercedes de staatsiewagen geworden in West-Afrika. “

Hyde zat als kind met haar moeder op de markt. Zelf begon ze in 1933 als stoffenhandelaar : “Mijn moeder gaf me 6000 pond sterling waarmee ik stoffen kocht. Een oom werkte bij een importhuis en hij gaf me veel krediet. Toen had je op Hollandse wax een behoorlijke winstmarge. ” Ze lacht om haar eigen eufemisme. “Voor een Togolese vrouw is de handel het mooiste wat er bestaat. Senegalese of Zaïrese vrouwen hebben dat nooit in zich gehad, die deden niets. Wij houden van werken, want we houden van geld. Geld geeft je veel vrijheid. Je hoeft je man niets te vragen. Dat wil niet zeggen dat je hem niet respekteert. Hij behoudt zijn plaats. Mannen werken hier in loondienst, en dat brengt nooit veel op. Als vrouw spring je hem graag bij. ” Ze heeft een heel stuk van de wereld gezien, maar zoals de andere koopvrouwen van Lomé besteedde ze haar fortuin vooral aan haar kinderen : alle zes zijn ze goed opgeleid, en ze heeft voor hen een huis en een praktijk laten bouwen.

De 42-jarige Evelyne Trenou studeerde dankzij het geld van haar moeder handelswetenschappen in Frankrijk, en als enige dochter erfde ze in ’92 het bedrijf. In het Palm Beach Hotel vertelt ze : “Volgens mij was de vorige generatie Togolese vrouwen zo ondernemend omdat ze in polygamie leefden. Bij moslims moet een polygame man bewijzen dat hij meer dan één vrouw kan onderhouden. Hier is dat niet het geval : wij zijn animisten of kristenen. Mijn vader, een ambtenaar, had drie vrouwen en twaalf kinderen. In sommige landen wonen die allemaal onder één dak, wat dikwijls voor ruzie zorgt. De vrouwen van Lomé willen een eigen huis, een eigen inkomen. In een Lat-relatie zijn ze totaal onafhankelijk van hun man. “

Het motiveerde haar moeder om de rijkste Nana Benz van Lomé te worden. “In de gouden jaren ’70 en ’80 haalden we gemakkelijk een omzet van 50 miljoen frank CFA per maand, nu nog maar de helft”, dat wil zeggen toch nog altijd 1,5 miljoen frank per maand.

Rose Crépy heeft achter de eretafel plaatsgenomen, het is tijd voor de speeches. Alan Nuttall, de Engelsman naast haar aan de eredis, staat meteen weer op. Hij is manager van United African Company, de Westafrikaanse afdeling van Unilever. De grootste 30 Nana’s van de 180 stoffengroothandelaars in Lomé kopen de Hollandse wax bij UAC : “Ik ben hier op het feest met mijn dertig vrouwen, elk moet ik zoals een heuse polygaam extra voorrechten geven en verwennen. ” Achteraf vertelt hij dat dat tegenwoordig geen sinecure is : “Tot nog toe waren de klanten trots op hun relatie met UAC. Omdat we verplicht waren de aandelen lokaal te verspreiden, werden de Nana’s Benz aandeelhouder. Twintig jaar lang was dat voor hen een ware goudmijn, maar de laatste drie jaar kan ik geen dividenden meer uitbetalen. Ik zit in een lastig parket. ” UAC heeft te maken gehad met een interne fraudezaak, daarbovenop kwamen de politieke problemen rond het demokratizeringsproces dat in Togo maar niet wil lukken. In 1993 verlamde een acht maanden durende staking het ekonomische leven van Lomé, en in januari ’94 werd de CFA met vijftig procent gedevalueerd, waardoor de Westafrikaan de helft van zijn koopkracht verloor.

UAC ontsloeg vorig jaar 120 mensen en verkocht een aantal handelsaktiviteiten. Alan Nuttall zucht : “1991 was het laatste goed jaar : maandelijks voerden wij vijf containers of 500.000 yard stof in van de wax hollandaise ; sinds de devaluatie is dat nog maar één container. De Hollandse wax blijft de Mercedes onder de stoffen die in Afrika worden verkocht. Maar de Nana’s Benz rijden hoe langer hoe meer rond in een deux-chevaux. Omdat de Westafrikaan weinig koopkracht heeft, moeten de Nana’s hun winstmarge laag houden. Anderzijds wil de klant een permanente toevloed van nieuwe dessins. Het volume is nu te klein om veel nieuwe dessins op de markt te brengen. “

Ook met de dessins is er de laatste jaren wat loos, zegt Alan Nuttall : “Hollandse wax is een luxeprodukt voor de toplaag van de Afrikaanse bevolking, en zoals een Rolex-horloge worden nieuwe dessins snel gekopieerd. Als we een nieuw dessin op 15.000 yard lanceren, wordt het binnen de twee weken in een van de vijf Nigeriaanse fabrieken nagemaakt op 60.000 yard. Is het dessin een sukses, dan drukken ze tweemaal per maand nog eens zo’n hoeveelheid bij. Eer onze bijbestelling twee tot drie maanden later uit Nederland is gearriveerd, is al een half miljoen yard van dat dessin op de markt. De katoen is van mindere kwaliteit, het drukprocédé eenvoudiger, en de stof is slechts langs één zijde bedrukt. Maar het prijsverschil is doorslaggevend : ze kost maar een kwart van de Hollandse wax. En nu komen ook China en Pakistan met goedkope stoffen op de markt, zelfs in Lomé worden onze stoffen nagemaakt. “

Patrick Hodges, een andere Engelsman in Lomé, die direkteur is van Togotex (de lokale textielfabriek die in handen is van de Cha-familie uit Hongkong), geeft dat laatste toe. “Maar we maken de Hollandse wax niet rechtstreeks na, wel de fancies die daarvan afleidingen zijn. Als een Nana Benz ons de opdracht geeft een wax te kopiëren, vragen we haar eerst een fancy te zoeken. “

In het Palm Beach Hotel zit één van deze Nana’s achter een portie van Crépy’s gigantische verjaardagstaart. Het is de 73-jarige Manavi Sewoa, die samen met haar dochter Maggy Lawson (52) en kleindochter Esther de boetiek Manatex runt. Manavi spreekt geen woord Frans, ze kan niet lezen of schrijven. Ze werd destijds door de andere Nana’s scheef bekeken omdat ze niet uit Lomé kwam. Vanuit het stadje Tsevle had ze echter zoveel bestellingen, dat de importhuizen haar graag als vaste klant bonden met het systeem van kredieten en exclusieve dessins. Een standplaatsje op de markt heeft ze nooit gekregen. Daarom opende ze vlak bij de markt een winkel. In vertrouwen vertelt dochter Maggy dat ze om de krisis te bezweren nu zelfs hun eigen exclusiviteiten laten namaken in Nigeria en door Togotex : “Zo behouden we het exclusieve marktaandeel. De laatste jaren is de kwaliteit van de fancies enorm verbeterd. De kleuren verschieten minder snel, zodat het verschil in kwaliteit niet meer het prijsverschil rechtvaardigt. De mensen kunnen de Hollandse wax gewoon niet meer betalen. Willen we nog een lap verkopen, dan kunnen we daar geen winst op vragen. Togotex is sinds drie maanden onze belangrijkste leverancier. En nu gaat het goed : we moeten minder investeren en de winstmarge is groter. “

Maggy Lawson woont met haar man net buiten de stad in een groot huis. Nadat begin ’94 alle ruiten werden kapotgeschoten door een boze menigte, die de armoede beu was, heeft ze een hoge muur rond de villa laten bouwen. Vóór die schermutselingen ging ze opgetut naar de winkel, nu trekt ze dikwijls een legging en een hemd aan : “Het komt er nu op aan niet te veel op te vallen. ” Haar twee chauffeurs selekteerde ze op grootte en kracht : “Want ze moeten tegelijk dienst doen als lijfwacht. ” Net zoals alle andere Nana’s staat ze vroeg op : om zes uur gaat ze ter kerke, om zeven uur laat ze zich naar haar moeder rijden, een half uur later openen ze samen de winkel.

De meeste Nana’s van Lomé zijn bejaard, maar in Cotonou, de hoofdstad van het nu meer demokratische buurland Benin, vallen vooral de jonge, rijke koopvrouwen op. Met het geld dat hun moeder in de stoffenhandel verdiende, konden zij in Frankrijk studeren. Na hun studies spijkerden ze het management en de boekhouding flink bij en zijn ze opnieuw van start gegaan. “De mentaliteit van de vorige en de huidige generatie verschilt als dag en nacht. De vrouwen van mijn moeders generatie zijn niet naar school geweest, hun huwelijk werd door hun ouders geregeld, en mannen trouwden dikwijls verschillende vrouwen. Als zo’n vrouw opeens sukses had in zaken, kwam de man bij haar terug, en dikwijls ondersteunde ze hem en ook zijn andere vrouwen en kinderen. ” Zo vertelt Irma Adotevi (39), zaakvoerster van Fantex : “Ik heb dat anders gedaan : ik heb zelf mijn man gekozen, en niet om er later spijt van te krijgen. ” Ze werkt met alle fabrieken uit de regio en uit Europa. “In Benin hebben we het systeem van de exclusiviteit nooit zo sterk gekend als in Lomé, maar ik ontwerp wel zelf stoffen die ik in exclusiviteit laat drukken en verkoop. Dat draait goed. ” Haar jaaromzet bedraagt ongeveer 300 miljard CFA per jaar, bijna 20 miljard frank.

Aan de overkant van de straat, vlakbij Dantokpa-markt, runt de 35-jarige Badirou Rabiatou haar boetiek La perle noire. Haar moeder leeft nog. Ze is haar grootste konkurrente maar ook haar beste vriendin. Badirou gelooft dat de Westafrikaanse textielindustrie kan herleven door de ceremoniekleding : “Het is een traditie met stevige wortels. Voor een huwelijk, een begrafenis, een dorpsfeest of een afstudeerparty kiezen alle genodigden een uniform, kleding in dezelfde stof. Omdat de mensen de krisis beu zijn, laten zij bij die evenementen graag zien dat ze hun standing hoog kunnen houden. ” In haar boetiek geeft de Engelse wax de toon aan, met de typische kleuren geel en oranje die het altijd doen in Nigeria.

Zeg me hoe Nigeria zal evolueren, en ik vertel je hoe het zal gaan met de andere landen in West-Afrika”, hoor ik overal. Vanaf 1986 ging het bergafwaarts met de Nigeriaanse ekonomie. Voordien kochten de Nigerianen met hun petrodollars in de buurlanden de Europese stoffen die ze zo mooi vonden maar die hun regering niet wilde laten invoeren.

Dat de handel van de Nana’s dus eigenlijk je reinste smokkel is, wil niemand gezegd hebben. “De Nana’s verkopen de wax aan hun klanten, die ze op hun beurt weer verderverkopen. ” Maar hierdoor heeft Unilever geen stok achter de deur om het kopieerprobleem aan te klagen, zegt Eric Loko, kollega van Alan Nuttall bij het importhuis John Walkden in Cotonou : “Benin en Togo kunnen er wel een kruis over maken als Nigeria de invoerbeperkingen opheft. Deze minuskule landjes met respektievelijk drie en vier miljoen inwoners hebben maar één bron van inkomsten, en dat is de transithandel met de Nigeriaanse markt, waar 120 miljoen konsumenten zijn. ” Toch gelooft Loko dat de stoffenhandel er niet onder zal blijven lijden : “Een man die geen Hollandse wax geeft aan zijn schoonmoeder en bruid in spe, houdt niet van zijn vrouw. “

Het is een uiting van Westafrikaans snobisme. Ook al kan hij het zich financieel amper permitteren, een Westafrikaan verkiest Zweedse lucifers boven de lokale produkten, Engelse machetes boven die uit Azië, een Landrover boven een Toyota, een Mercedes boven een Peugeot, en Hollandse wax boven alle andere stoffen. Enkel de Nana’s zullen het merktekentje omzomen, andere vrouwen laten de letters Véritable Wax Hollandais heel zichtbaar op hun voeten of op het voorhoofd vallen. Hollandse wax is een heuse investering. De stof is van zo’n goede kwaliteit dat ze door kleindochters kan worden geërfd, en in tijden van krisis kan ze voor een behoorlijke prijs worden verkocht.

De broer van Rose Crépy brengt ons een laatste glas champagne. Om acht uur houdt het orkestje op met spelen. De chauffeurs rijden de Mercedessen voor, en iedereen verdwijnt in de avond. Rose Crépy gaat haar reis naar Brazzaville voorbereiden. Net als vorige week in Kameroen gaat ze daar klanten bezoeken. Uitrusten, dat doet ze enkel ’s zomers, in haar huis in Frankrijk.

Om goed te kunnen kiezen zijn de kleurige lappen gestapeld tot wel drie meter hoog.

In het Ewé heet de grote markt “asigame”, de grote plaats van de vrouwen. Wat Togolese vrouwen te koop aanbieden, vindt iedereen mooi. De klanten komen dan ook van over de grenzen.

Afrikaanse vrouwen verdelen de 12 yard in drie gelijke delen : een als bloeze en twee om om de heupen te slaan. Moeders gebruiken één lap om hun kind op de rug te binden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content