De meeste Marokkaanse Belgen komen er vandaan. Het Rif in het noordoosten van Marokko is een streek van droogte, cannabisteelt en overbevolking. Maar ook van cederbossen en een prachtige kust. Als de overheid woord houdt : binnenkort een van Marokko’s toeristische trekpleisters.

:: Dit artikel kwam tot stand met steun van de Koning Boudewijnstichting.

Ochtend in Aït Kamra, een douar (gehucht) op het platteland in het Marokkaanse Rifgebergte. De familie waar ik te gast ben, zit aan het ontbijt van koffie met warme melk, eieren en brood gedoopt in olijfolie. In de garage. “Sinds de aardbeving van februari 2004 voelen we ons binnen niet meer veilig”, zegt Abdil Kader, een pet met logo van een Belgisch biermerk op het hoofd. Hij toont de scheuren in muren en plafond van zijn voorheen comfortabele huis. Televisie, strijkplank, bedden en fornuis delen nu dezelfde ruimte als de grand taxi waarmee zoon Adil rijdt.

De familie heeft geluk. Buurvrouw Rachida woont half januari 2005 met haar man en vier dochters nog altijd in een tent, naast het halfgebouwde nieuwe huis, en ze is lang niet de enige. Rachida kreeg overheidssteun, maar vindt die onvoldoende. De mensen hier zijn bitter en er zijn geregeld betogingen. “We zijn altijd achtergesteld geweest, en dat blijkt nu nog maar eens”, zeggen ze. De Rifi’s kwamen in 1958 in opstand en de streek bleef bekendstaan als roerig. Niet toevallig stelde de Marokkaanse regering juist die gebieden open toen België, Nederland en Duitsland in de jaren zestig op zoek waren naar ongeschoolde arbeiders.

“Het klopt dat de regio lang geen prioriteit kreeg”, erkent Mohammed Amal Guedira van het Agence du Nord, het overheidsagentschap dat in 1995 werd opgericht voor de ontwikkeling van het noorden. “Maar intussen werken we aan de nieuwe 550 kilometer lange kustweg van de havenstad Tanger naar Saïdia aan de Algerijnse kust, aangevuld met een netwerk van kleinere wegen. De Europese Unie steunt het project. Tanger moet een van de belangrijkste havens van Afrika worden, met industriezones eromheen. In Saïdia komt er een groots toeristisch centrum, aangevuld met plattelandstoerisme in de dorpen. En we bestuderen hoe we de landbouw en de industrie in de streek kunnen opkrikken.”

“Na de aardbeving hebben we er bewust voor gekozen om de provincie Al Hoceima voorrang te geven, en we voorzien in nog eens 300 miljoen euro extra”, zegt Guedira. Binnen het jaar is de provincie erbovenop, en over drie tot vier jaar zal het noorden beter ontwikkeld zal zijn dan het zuiden van het land.”

Cederbossen en cannabis

Eerst zien en dan geloven, reageren de mensen van de streek in koor. Intussen hebben de Rifi’s een grote bron van inkomsten, maar daarmee pakt de overheid niet zo graag uit. Marokko is de grootste exporteur van hasj naar Europa. De Verenigde Naties schatten eind 2003 dat de teelt 134.000 hectare bestrijkt en dat 800.000 mensen er minstens een deel van hun inkomen uit halen, hoewel de drugsnetwerken in Europa veruit de meeste winst opstrijken. Al die kif, zo heet de drug ter plaatse, komt uit het westelijke Rif, met het stadje Ketama als draaischijf.

Het Rif is geen hoog gebergte : het reikt nergens boven de 2500 meter. Het westen heeft het meeste water en de hoogste toppen. En is uiterst gevaarlijk, zo is me gewaarschuwd. Maar op de bus ontmoet ik alleen de 21-jarige Hassan, die verlegen glimlacht als hij toegeeft dat zijn broers in le business werken. “Er is niks anders hier.” Hij vraagt zelfs niet of ik rook.

Voor de kifteelt zelf is het niet het juiste seizoen : dat loopt van april tot augustus. Het landschap onderweg is bijwijlen grandioos : blauwige heuvels, overdekt met cederbossen, mistslierten, en in de verte zelfs een beetje sneeuw op de Jebel Tidirhine. Maar het is een bedreigde pracht : mede door de druk van de cannabiskwekers is ontbossing een groot probleem.

In het charmante bergstadje Chechaouen kom ik voor het eerst en het laatst westerse toeristen en bijbehorende souvenirwinkeltjes tegen. De toeristische organisatie RadikalRif organiseert er trektochten door de omgeving, als onderdeel van een project om de kifboeren een alternatief te bieden. Zo ontmoet ik Mfedla, moeder van zeven kinderen die met haar vier jongsten in een van de douars in de bergen woont. Voor het huis liggen velden met de verdroogde resten van de kif.

Vroeger verbouwden de mensen hier de kif voor eigen gebruik en lokale verkoop, mannen rookten de bladeren met gewone tabak in een pijp. In de jaren tachtig deed de grootschalige productie van hasj zijn intrede. “Sindsdien vertrouwen de buren elkaar minder, en de relatie met mijn man is verslechterd”, zegt Mfedla. “Vroeger werkten we hard, maar samen. Nu werk ik hard en gaat hij naar de stad, verbrast er zijn geld. Als hij er is, slaapt of rookt hij, en als ik hem vraag met iets te helpen, slaat hij me soms. Maar door de kif hebben we een beter huis, televisie, een gasfornuis, taxi’s naar de stad. Het zou moeilijk zijn om het weer zonder te doen.”

“Alternatieve gewassen hebben geen toekomst ; het is onmogelijk de productie van cannabis te stoppen”, zegt Mohammed Hamjik, professor geografie aan de universiteit van Fès, zelf Rifi en gespecialiseerd in de sociaal-economische situatie van de streek. “De productie zal alleen dalen als de Europese vraag naar hasj afneemt. Sinds 1994 heeft de Marokkaanse regering inspanningen gedaan, maar dat heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de economische crisis van Marokko, en sinds 1998 laat men weer begaan.” Ook de Verenigde Naties vermoedden eind 2003 dat de productie de voorbije jaren nog was toegenomen. Guedira spreekt dat tegen. Volgens hem daalt de productie met tien procent per jaar.

Naar het paradijs en weer terug

In Al Hoceima, een vriendelijk stadje aan de kust op een half uur met de grand taxi van Aït Kamra, stuit ik op een ander kenmerk van het Rif. Bijna iedereen op mijn pad heeft familie in Europa. Een kwart van de huizen in Al Hoceima staat leeg. De eigenaars komen alleen in de zomermaanden met vakantie. Hun komst verdubbelt prompt de winkelprijzen.

Ondanks de cannabis en de geldstroom van de migranten naar hun vaderland (de grootste bron van buitenlandse deviezen van Marokko) is het Rif volgens officiële statistieken de armste streek van het land gebleven. Nergens in Marokko zijn er per inwoner zo weinig scholen en gezondheidscentra. “De migranten geven geld aan hun familie en bouwen huizen, maar verder investeren ze niet in eigen streek”, verklaart Hamjik. “Het spaargeld dat ze op de bank zetten, komt andere regio’s ten goede. Dat geldt evenzeer voor het grote geld uit de drugshandel en de smokkel. Ook de overheid investeerde tot nu toe niet in de streek. Jongeren willen niet meer in de landbouw werken en door het gebrek aan investeringen ontbreekt ander werk. Ze zien de migranten die hier in de vakantie grote sier maken, en denken alleen maar aan hun eigen kans om naar Europa te gaan. Door een huwelijk, studies of desnoods illegaal.”

“Ze denken dat ze daar geld gaan scheppen, een blondine aan de haak slaan, alles vinden wat ze zoeken”, zegt Fikri, een dertiger die na lang wachten een baan vond als griffier bij de rechtbank van Al Hoceima. Hijzelf keerde na drie jaar België terug zonder er zijn voortgezette studie te beëindigen. “Het viel in alle opzichten tegen : het hoge werkritme, de nadruk op materiële zaken, het gemis van familie en echte vrienden. De meeste mensen die onlangs migreerden, zijn niet gelukkig. Ze kunnen niet blijven, maar ze kunnen ook niet terug. Ze durven niet te bekennen dat het tegenvalt.”

Aan de kust in het noordoosten ontmoet ik later Mustafa, die drie jaar geleden met een vijftiental andere vissers de zee overstak. “Er zat geen vis meer in de zee en de migranten die hier in de zomer met vakantie komen, lieten ons dromen van het paradijs aan de overkant. Dus legden we geld bijeen om een motor te kopen. We zaten 36 uur op het water, op een bootje van vijf meter.” Of hij bang was ? De dertiger glimlacht. “Ik ben visser, ja ? Ik ben de zee gewoon.”

Maar Spanje viel tegen. “Ik had maar af en toe werk, geen rechten en moest me verbergen voor de guardia civil. Ik verloor mijn zelfrespect. Na tweeënhalf jaar ben ik naar de Spaanse autoriteiten gestapt en heb gevraagd me terug naar Marokko te brengen. Ik was vertrokken om iets beters te vinden, maar ik heb ontdekt dat ik in Marokko een beter leven had. Aan mijn hele tijd in Spanje heb ik 300 euro overgehouden. De rest ging op aan eten en logies ginder.”

Mustafa is de enige van de groep die is teruggekeerd. Als hij landgenoten waarschuwt dat het leven in Spanje niet zo gemakkelijk is, antwoorden ze: “Dat zeg jij alleen maar omdat jij het ginder hebt verknoeid.”

Vrouwen op café

Al Hoceima was in de jaren zestig en zeventig een bloeiend vakantieoord. Er was zelfs een Club Med. Die tijden zijn nog niet weergekeerd, maar onder het genot van een muntthee op een terrasje in de winterzon kan ik me hier best toeristen voorstellen. Het uitzicht mag er wezen : een beboste helling, in de diepte het strandje Kemado voor de grillige kustlijn en links het onlangs uitgebreide haventje. En hoewel ik zoals gewoonlijk de enige vrouw tussen de mannen in het cafeetje ben, word ik vriendelijk bejegend.

Samen met fotograaf Jalil verlaat ik Al Hoceima om het noordoosten te verkennen. In afwachting van de kustweg zijn we aangewezen op de oude route door de bergen, die vooral het eerste stuk in slechte staat is. Haarspeldbocht na haarspeldbocht klimmen we door een landschap met ruwe breuken en stenige grond in diverse tinten bruin en beige, slechts hier en daar met wat ruige struiken, een enkele boom of een kleine akker. Het is een droog jaar geweest en dat is te zien. Dit is heel wat anders dan de cederbossen in het westelijke Rif.

Voorbij het rommelige stadje Kassita verbetert het wegdek, we naderen de uitlopers van de bergketen. Vrijwel overal zie je huizen : variërend van opvallend geverfde kasteelachtige villa’s vlak naast de weg (“Drugsgeld”, mompelt fotograaf Jalil) tot kleine groepjes eenvoudige lemen huizen. Ondanks het onvruchtbare landschap en de plattelandsvlucht is dit nog steeds een dichtbevolkte streek. De mensen wonen verspreid in douars van een twintig- tot dertigtal families. We passeren groepjes schoolkinderen met boekentas op de rug, jongens én meisjes.

“In vergelijking met de jaren zestig gaan al meer meisjes naar school, maar we hebben nog altijd dorpen gevonden waar geen enkel meisje in de klas te bekennen was”, zegt Zohra Koubia, voorzitster van de vrouwenvereniging Forum des Femmes in Al Hoceima en coördinatrice van een recente studie over plattelandsvrouwen in het Rif. “Op het platteland stoppen de meeste meisjes na de lagere school. Ook in de steden van het Rif hebben vrouwen veel minder vrijheid dan in pakweg Casablanca. Een enkeling volgt hogere studies, maar zelfs dan vinden de meesten die terugkeren geen werk en blijkt het moeilijk de vrijheid die er aan de universiteit was te behouden. Dat heb ik zelf ondervonden. Terug in Al Hoceima kon ik niet zonder reden op straat komen.”

Koubia is het oneens met Hamjik en vele anderen, die stellen dat migranten met vakantie bijdragen tot een soepelere houding tegenover vrouwen. “Volgens mij is het omgekeerde effect sterker : migrantenvaders willen tijdens die ene maand hier tonen dat ze de tradities niet vergeten zijn. Ik heb met genoeg meisjes gepraat die thuis geen hoofddoek dragen en vrij leven, maar hier de sluier dragen en alleen samen met hun broer buitenkomen. Zelfs in de zomer vind je hier heus niet zoveel vrouwen op café.”

Toeristen gevraagd

De avond valt. De stoffige heuvels krijgen een warme gloed die de troosteloze indruk van daarnet totaal wegvaagt. In Mont-Aroui, een dorpje iets vóór de afslag naar Nador, de grootste stad van het Rif, verlaten we de hoofdweg en volgen een aardeweg tot aan het huis van Hossain Boujdadi. Deze gemeenteambtenaar startte in augustus 2004 “het eerste museum over de cultuur van het Rif”.

“De cultuur van de Amazigh (Berbers) is door de Arabische overheid lang gemarginaliseerd”, zegt Boujdadi. “Maar onder de huidige koning is er beterschap. De kinderen krijgen op school een beetje les in het Tarifit, hun moedertaal, en niet langer uitsluitend in het Arabisch.”

Geld leverde die interesse het museum voorlopig niet op. Boujdadi doet het met 3000 dirham (zo’n 300 euro) per jaar van zijn eigen gemeentebestuur. De manden, zadels, tapijten, gebruiksvoorwerpen en muziekcollectie moeten het stellen met één kamer op de eerste verdieping van zijn eigen huis.

Na een korte stop bij de citrusplantages rond Berkane volgt hét mooiste plekje van de hele reis. Niet ver van Saïdia, een onder vakantie vierende migranten populair kustplaatsje op een steenworp van de Algerijnse grens, mondt de rivier de Moulouya uit in de Middellandse Zee. In dit moerasland zien we op amper een half uur tijd een tiental vogelsoorten, waaronder flamingo’s, ibissen, kluten en een blauwe reiger. “Na jarenlang ijveren is 4700 hectare natuurgebied eindelijk erkend als Nationaal Park”, zegt een trotse Najib Bachiri van de Association Homme et Environnement. “Terecht, want duizenden trekvogels overwinteren hier of maken een laatste tussenstop voor ze de Middellandse Zee oversteken. Vroeger werd hier zand ontgonnen en gejaagd, en kwamen jongeren in de zomer met jetski’s op de rivier.”

Bachiri’s organisatie tekent mee het beheersplan van het park uit, en ijvert vooral voor de integratie van de lokale bevolking. Helemaal gerust zijn ze nog niet, want naast het park verrijst een van de eerste grote toeristische projecten voor het noorden. De Spaanse investeerder Fadesa kreeg van de staat een terrein om een toeristencomplex te bouwen met een plezierhaven, hotels en appartementen met in totaal zo’n twintigduizend bedden. Het maakt deel uit van het plan Azur. Met zes nieuwe kustcentra wil de Marokkaanse overheid tegen 2010 jaarlijks tien miljoen toeristen lokken, een verdubbeling van het huidige aantal.

Ter plaatse blijven ze kritisch, maar de overheid verzekert dat iedereen er zijn voordeel bij zal doen. Over twee jaar moet het complex in Saïdia klaar zijn. Ligt u hier dan op het strand ?

Tekst Ann De Ron

“Jongeren willen niet meer in de landbouw werken. Ze zien de migranten die hier in de vakantie grote sier maken, en denken alleen maar aan hun eigen kans om naar Europa te gaan.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content