In het zog van de conquistadores bekeerden Spaanse missionarissen de overwonnen inboorlingen tot het katholieke geloof. Maar de Guatemalteekse hooglandmaya’s beleven nu nog steeds hun eigen volkskatholicisme, een mystieke mix van traditie en animisme. Een verbazingwekkend indianenverhaal.

San Andrés Itzapa, een bergdorp op twintig kilometer van Antigua, ligt nog niet op de Guatemalteekse gringo trail. Hier stoppen geen aircobusjes vol dagjesmensen, zelfs geen eivolle chicken bus. De versleten Amerikaanse schoolbus dropt mij aan de afslag naar het dorp. De onverharde resterende kilometers overbrug ik in de laadbak van een pick-up, in het gezelschap van enkele boeren, campesino’s op weg naar de markt. Tussen groentekramen, prullaria en plastic sandalen, kopen boerenvrouwen naaipatronen voor hun blouses. De roodpaarse, geometrische motieven van hun huipils herhalen een eeuwenoude traditie, gebeiteld in de frontons van de voorvaderlijke piramides. Maar hoe pittoresk ook, niet de markt maar een bedevaart naar Maximón, de slechte heilige, brengt mij in dit dorp.

“Dit straatje links omhoog en dan zie je de kraampjes bij de ingang wel”, wijst een marktkramer. Maximón, een pop in een koloniaal kostuum met stropdas, hoed, bril en baard, werd uit de kerk gebannen. Een god die onophoudelijk rookt en drinkt, is inderdaad een weinig katholiek rolmodel. In de dorpen waar zijn cultus overleeft, verhuist de ondergrondse heilige gewoonlijk jaarlijks naar een ander huis, waar hij een aardige bron van inkomsten is voor zijn gastheer.

Maar in San Andrés heeft Maximón een permanent onderkomen, een roodgroen geschilderde kapel. Op de binnenplaats knielt een oude vrouw naast een zak propvol offergaven. Met rijst, zout, gedroogde mest en kaarsen in alle kleuren maakt ze een ritueel vuur, dat met alcohol overgoten een vette kaarswalm verspreidt. Twee straatmuzikanten met gitaar en accordeon zorgen voor een vrolijke noot.

In het heiligdom, een donker gebouw met tafels vol bidkaarsen, prijkt Maximón op zijn altaar, bereikbaar via een trapje. Een lange rij bedevaarders met sigaretten, bloemen en alcohol in de hand schuift geduldig aan. Opvallend veel jonge verwesterde meisjes in de rij: deze Maximón is erg populair bij prostituees. De priesters, wilde jongelingen met rode haarbanden, laten zich niet onbetuigd. Wuivend met takkenbosjes bepotelen ze de in strakke topjes geklede meisjes. Dan volgt het hoogtepunt van de zuivering. De priester neemt kleine slokjes alcohol en bespuwt sissend zijn slachtoffer met een fijne nevel brandewijn, tot het meisje kletsnat is.

Devote ernst

Het lijkt een natte-T-shirtwedstrijd, maar voor de gelovigen is het devote ernst. Na de reiniging roken mannen en vrouwen, de priester en de gelovigen een dikke sigaar ter ere van de dionysische god. De sfeer is bevreemdend. De zware sigarenwalm, vermengd met kaarslucht, de geur van alcohol en van bloemen, roept herinneringen op aan uit de hand gelopen feestjes. De priester biedt mij een rituele reiniging, een limpia aan, maar ik bedank.

Chichicastenango, al eeuwen een belangrijk religieus centrum voor de Maya’s, wordt twee keer per week overspoeld door handelaren, boeren en toeristen.

Op zaterdagochtend, daags voor de zondagmarkt, lijkt het stadje met hobbelige straatjes en huisjes van dakpannen haast uitgestorven. Terwijl ik ontbijt op een terras met zicht op de overdekte markthal, bakent de eerste marktkramer zijn stek op het basketbalveldje af. Dragers, beladen met zware zakken, lopen af en aan terwijl de groenteman aan zijn dagtaak begint: het schoonmaken van de witte kolen. Met de vaardigheid van een basketspeler rolt hij de kool in zijn linkerhand, terwijl hij er met de rechterhand spelenderwijs de overtollige bladeren afkapt met een machete. De klanten zijn immers veeleisend. Ze kopen pas iets als ze de waar uitgebreid betast en gekeurd hebben.

Als ik voor mijn ontbijt betaal, is beneden mij het mierengewriemel begonnen. Jachtig beuken de colonnes groenten langs elkaar: paarse aardappelen, dikke kolen, massa’s tomaten, radijzen als appels zo groot, piramides pijpajuin. De ladingen hebben kinderbeentjes.

Verzekerd van volkstoeloop

De Santo Tomás-kerk, voor de Maya’s een belangrijke tempel, domineert het marktplein. Zoals elders bouwden de Spanjaarden hun koloniale kerken op de traditionele heiligdommen om verzekerd te zijn van volkstoeloop, maar welk geloof in de kerk beleden wordt, is onduidelijk. De indrukwekkende halfronde steile trap is, net als de treden van de klassieke piramides, heilig. Eén traptrede, restant van de vroegere cultusplek, ligt bedolven onder bloemen, eeuwige kaarsjes en smeulende wierook. Voor de kerkpoort zwaait een sjamaan prevelend een wierookvat. Wierook en muziek zijn voedsel voor de goden.

Langs de heilige trap mag ik de kerk niet betreden. Ik ga via het klooster, waar in 1701 de Spaanse priester Francesco Ximénez als eerste westerling de Popul Vuh, het heilig boek dat de mystieke geschiedenis van de Maya’s verhaalt, gedurende jaren bestudeerde. Op zondagochtend bestijgt de cofradía, de vrome broederschap, in vol ornaat de piramidetrap. De zwarte poncho en hoge hoed van de mannen verraden hun koloniale oorsprong, maar in Chichi’s gemeenschapsleven zijn deze leiders van de religieuze broederschappen de hoeders van de heiligen. In de kerk flikkeren honderden kaarsjes terwijl de marimbaband, per drie muzikanten tokkelend op een soort xylofoon, de goden voedt.

Voor de Maya’s is de hele kerk gevuld met de geesten van hun voorvaderen. Op altaren branden kleurige kaarsen, rode voor meer liefde, witte voor een goede gezondheid. In de met wierook verzadigde kerk knielen biddende gelovigen met bossen bloemen voor de houten heiligenbeelden. Op een heuvel in het dennenbos ligt het heiligdom van Pascual Abaj, een schrijn voor Huyup Tak’ah, de god van de aarde. Een sjamaan voert aan enkele zwartgeblakerde stenen een heidens ritueel uit. Dezelfde Maya’s die in de kerk devoot knielen voor katholieke heiligen, komen hier hun voorvaderen en natuurgoden eren. Ik ben niet de enige nieuwsgierige.

Enkele buitenlanders, stadsmensen met jeansbroeken, dikke buiken en digitale camera’s leveren commentaar. De sjamaan negeert de jengelende kinderen, terwijl geutjes brandewijn afwisselend in het vuur oplaaien en tussen de lippen verdwijnen. Een unieke gelegenheid om de couleur locale op te snuiven, is een van de vele fiesta’s bijwonen. Elke dag is er wel ergens in het hoogland een religieus festival, de feestdag van een patroonheilige.

Spaanse conquistadores

Totonicapán, doordeweeks een rustig dorp, staat vandaag op zijn kop. Er is een jaarmarkt, met lange rijen kraampjes, eetstalletjes en maïskolfleurders. Er is een kermis met draaimolens en reuzenraderen, aangedreven door spierkracht zoals in een oude film: bezwete mannen draaien aan de lier. Er zijn joelende kinderen in roestige bakjes, krakend en piepend hoog boven de grond. Er is het oorverdovend gebulder van een cassetteverkoper. En er zijn dorpelingen die de nederlaag van de laatsten der opstandige Mayavorsten naspelen, verkleed als Spaanse conquistadores in goudgele uniformen met valse baarden en trotse helmen.

In beate bewondering kijkt de massa hoe de historische nederlaag ingeprent wordt. Tecun Uman, een Quiché-indiaan die in 1524 een lokale opstand leidde, werd door Pedro de Alvarado vernederd en vermoord. Maar in de kerk schuift een eindeloze rij Maya’s geduldig aan om in verering te knielen voor het protserige beeldje van een conquistador in vol strijdornaat. De goddelijke status van veroveraars die de voorvaderen uitmoordden, verwart mij.

Brood en spelen

Aan de rand van het drukke dorp is een arena van golfplaten gebouwd. De opwinding galmt mij tegemoet, het stierengevecht is net begonnen. De volgende dag zoek ik de eenzaamheid van Laguna Chicabal, een heilig meer in de krater van een vulkaan. Als ik na een zware wandeling de bergtop bereik, zie ik alleen dichte mist, niks van de omringende bergketens, zelfs het kratermeer niet. Even is de God van de Wind mij gunstig gezind: mistslierten trekken op, een waterzonnetje breekt bleek en kort door; in de diepte schittert het groene water lang genoeg om mij te verleiden in de krater af te dalen. Een wandeling langs het meer is zoals een episode in de bossen van Twin Peaks. Overal tussen het gebladerte, op kleine open plekken, liggen vreemde altaren met houten kruisjes, houtskoolresten en verwelkte bloemen. Metershoge kruisen van gevlochten rietbundels spoken in de mist.

Dit meer, een van de heiligste plekken van de Maya’s, is begin mei het decor voor oude offerceremonies, verboden voor vreemdelingen. Hier zouden nog bloedoffers gebracht worden, nu geen overwonnen vijanden meer, maar kippen en geiten. De lijdende Christus, die het ultieme bloedoffer brengt, past naadloos in de Mayamythologie. Ook de indiaanse priester-koningen offerden ritueel hun bloed om de goden gunstig te stemmen, tot heil van het volk. Op mijn terugweg hoor ik in de vallei gezang en muziek. Alweer een fiesta?

Zoekend naar de oorsprong van het kabaal beland ik in een kerkje waar getuigen van Jehova door metalen luidsprekers schallen. In elk dorp, hoe onooglijk ook, zijn Noord-Amerikaanse evangelisten aan hun opmars begonnen, een nieuwe druk op de oude cultuur.

Todos Santos Cuchumatán is een van de weinige dorpen waar ook de mannen nog hun traditionele kledij, de kleurrijke traje dragen: een rood-wit gestreepte cowboybroek, soms met een stevig wit-rood-roze hemd met een geborduurde brede paarse kraag en een met spijkers versierde cowboyhoed.

Van de Todosanteros wordt gezegd dat ze de fierste van alle Maya’s zijn. Feit is dat de uitbundig geklede kaartjesknipper mij al in de volgepakte bus hartelijk verwelkomt in zijn dorp. Hospedaje Casa Familiar, een eenvoudig pension maar de beste plek van het dorp, zit vol. Maar toch, passe adelante, kom binnen. Ik eindig in de kinderslaapkamer, boven de keuken, achter kippen die met samengebonden poten op de hakbijl wachten, tussen pluche beertjes, onafgewerkte borduurwerkjes en patchwork dekens. Maria, de gastvrouw, is trots op de mooie weefsels die in de coöperatieve winkel verkocht worden. Paars in alle tinten en gecombineerd met veel rood en roze voert de hoofdtoon.

Marktdag of drinkdag

Op mijn avondwandeling door het dorp, één kasseistraat groot, lokt marimbagetrommel mij een Spaanse school binnen. Ook in Todos Santos doen de Spaanse scholen het goed. De studenten verblijven bij gastgezinnen, een welkome aanvulling op de schamele landbouwinkomens. De wekelijkse boerenmarkt is kleurrijk en druk als gewoonlijk, alles is hier te koop. Een kind verkoopt twee blokken suiker, schoenlappers doen hun werk, een man zit achter drie loodzware aambeelden. Op het kerkplein speelt een marimbaband ter ere van de verjaardag van de dorpspriester, in uitgebreide bezetting met drum, gitaren en een blazerssectie, energieke wiegeliedjes.

De dorpsmannen, in uniform alsof hier de conventie van een kleurrijke sportvereniging verzamelt, houden afstand. Met de armen gekruist beloeren ze de evangelische dansers, immigranten die zich elementen van de traditionele traje aanmeten, maar vreemdelingen blijven. Marktdag is immers geen dansdag, maar een drinkdag. In de vooravond is het moeilijk nog een niet-dronken dorpeling te vinden. Aan de dorpsgevangenis spelen zich Lucky Luke-achtige taferelen af: dronkaards achter tralies lallen hun klaagzang tegen al even zatte voorbijgangers.

Ritueel zuipen is een religieuze belevenis, een queeste naar trance die al uit de oudste prekoloniale afbeeldingen blijkt. Mayapriesters zochten voorvaderlijk contact door inname van enorme hoeveelheden drank, in die mate zelfs dat bier als een lavement werd ingebracht. Allerheiligen – dé feestdag van Todos Santos – is een jaarlijks terugkerende driedaagse fiesta, een ratatouille van katholicisme en traditie, met drankstalletjes tussen de graven op het kerkhof, paardenrennen door de steile straatjes en zatlappen alom. Mijn hooglandverblijf eindigt in de indiaanse sauna, in een uit de kluiten gewassen broodoven. Enkele kruiken heet water, kaarslicht en vochtige hitte; de frisse berglucht kan mij niet meer deren. In de kinderslaapkamer merk ik dat één kip verdwenen is. Mijn avondmaal of ritueel geofferd?

PRAKTISCH

Reisdocumenten: Paspoort geldig tot ten minste drie maanden na aankomst.

Gezondheid: Hepatitis A, hepatitis B, difterie, buiktyfus en gele koorts aanbevolen. Een preventieve malariabehandeling is seizoen- en regiogebonden.

Elektriciteit: 120 V met adapter

Tijdsverschil: Zomer: – 8u. Winter: – 7u.

Munteenheid: Guatemalteekse Quetzals = 1 Ç

Aanbevolen munt: dollars

Talen: Spaans, Engels

Toeristische dienst: Turismo Guatemala, www.guatemala.travel.com.gt, www.visitguatemala.com, www.nuestraguatemala.com

Ambassade: W. Churchilllaan 185, 1180 Ukkel, 02 345 90 47, embaguate.belgica@skynet.be

Nuttige websites: Joker:www.joker.be

La Guia de Guatemala: www.laguiadeguatemala.com

Guatemala Travel Guide: www.enjoyguatemala.com

Tourism in Guatemala: www.quetzalnet.com/tourism.html

La Ruta Maya: www.larutamaya.nl

Tekst en foto’s: Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content