Deze woning aan de rand van een beschermd natuurgebied brengt ode aan Frank Lloyd Wright.

Bij dit huis denk je onvermijdelijk aan een icoon van de moderne bouwkunst: het bekende Falling Water, dat Frank Lloyd Wright in de jaren dertig bouwde op een rots, deels zwevend boven een snelstromende beek. Het kampt nu trouwens met problemen, want de betonconstructie scheurt. Aan dit euvel zal deze Gentse woning nooit lijden, omdat ze niet boven het water hangt. We vinden er wel de drie basisingrediënten van Wrights architectuur in terug: de monumentale natuurstenen muren, het water en het krachtige contrast tussen horizontaal en verticaal.

Natuurlijk hebben de architecten Kathy Vermeeren en Claude Van Acker, die tegelijk de bewoners zijn, aan Frank Lloyd Wright gedacht bij het ontwerpen. “Maar Wright had wel een volkomen ander uitgangspunt. Zo is de schaal van zijn woning veel groter. Wij bouwden op een perceel van amper 760 vierkante meter, met een gevelbreedte van 11 meter”, benadrukt Claude Van Acker. Dat verbaast, want de woning lijkt zoveel groter. Dat komt doordat het perceel niet netjes is afgebakend en de tuin opgaat in de wilde natuur van de omgeving. Bovendien is het huis monumentaal van stijl. Je krijgt het gevoel dat de architecten hier vrij konden ontwerpen. Maar niets is minder waar: het bescheiden bouwterrein ligt aan de rand van een beschermd gebied met een beek die in de winter overstroomt. Dat brengt beperkingen met zich mee die op creatieve wijze werden aangewend. De woning dialogeert met de omgeving. Een uitstekend drainagesysteem beveiligt haar tegen overstromingen en laat het water tot bijna tegen de gevel komen.

Vermeeren en Van Acker bouwden een dubbele woonst met het ontwerpbureau aan de straatkant, los van het eigenlijke woonhuis. Het bureau heeft een huid van ruwe leisteen: een knipoog naar Wright. Voor Falling Water koos de Amerikaan ook muren van leisteen gecombineerd met effen gepleisterde wanden. Vermeeren en Van Acker inspireerden zich verder op de landelijke architectuur van Wallonië, waar deze steen veel werd gebruikt. De leisteen is ruw gemetseld zonder voeg, waardoor je een prachtig schaduweffect krijgt. Bovendien geeft het horizontale metselverband extra volume aan het gebouw. De architecten kozen voor exterieur en interieur resoluut voor natuurlijke materialen. Naast de natuursteen zijn dat staalplaten en geanodiseerd aluminium voor de vensters, waarvan de kleuren en de textuur perfect opgaan in de omgeving.

Woning en bureau zijn door een lichtschacht, die fungeert als inkomhal, van elkaar gescheiden. Omdat de schacht zo hoog is als de woning en de natuurstenen wand binnen wordt voortgezet, loopt de buitenarchitectuur ook door in het interieur. Het woonhuis is een hoge toren die gedeeltelijk bekleed is met platen natuursteen, opgehangen aan ankertjes van inox. Aan de tuinkant is de gevel helemaal opengewerkt om volop van de natuur te kunnen genieten. De achterkant van de woning heeft een gesloten karakter als bescherming tegen het lawaai van de nabijgelegen stadsring.

Helemaal onderin de woontoren ligt de speelkamer van de kinderen. De halfondergrondse kelder zorgt ervoor dat we de natuur buiten op ooghoogte kunnen bewonderen: een apart effect. Op eenhoog komen we in de leefkeuken, op tweehoog in de woonkamer, met de staalplaten haard en de metalen bibliotheek. Via een passerelle stap je van de woning naar het bureau: zo wordt de band tussen alle onderdelen van het huis extra aangehaald. Helemaal bovenop de woontoren bevindt zich een belvedère met zicht over de toppen van de bomen. Voorlopig is de uitkijktoren nog niet ingericht, maar het wordt later de meditatiehoek van het hele gezin.

Piet Swimberghe / Foto’s Sven Everaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content