Een vierkant van beton, een troosteloze parking. Een plek waar je snel vandaan wilt. Op deze plek ontmoetten Cris en Coby elkaar voor het eerst. En hier, op het vaalgrijze beton, gebeurde iets wat heel bijzonder was en tegelijk zo gewoon leek.

Hij was een gladde, die Cris. Ik mocht hem in het begin niet echt. We hadden al intens ge-sms’t voor we elkaar op de parking van het Mijnplein in Oostende ontmoetten. Hij had mijn nummer via mijn zus die bij hem een opleiding tv-presentatie volgde. Ze had hem een familiefoto getoond, die op zijn netvlies was blijven branden. Dat ene zusje, dat meisje op de foto… Of hij haar misschien ook mocht opleiden ? „Coby is niet geïnteresseerd in presentatie,” had mijn zus geantwoord, „maar ze zoekt wel een verkooptraining.” Prompt muteerde mediatrainer Cris tot salesmanager. Hoewel mijn zusje niet slaagde in de presentatieproef, beval ze haar strenge leraar toch aan als coach in… verkooptechnieken.

Over salesmanagement moest Cris zelf het abc nog leren, maar aan durf en volharding ontbrak het hem niet. Hij greep meteen zijn gsm. „Met zo’n naam kun je álles verkopen, Coby”, slijmde hij op mijn voicemail. Hij wist nog niet dat ik niet van slijmen hield. Kort daarna stuurde hij zijn eerste sms : „Ben je nog wakker ?” Om halfeen ’s nachts. Of hij in het vervolg op een politiek correct uur wou sms’en, sneerde ik terug. Stel je voor, ik had die man nog nooit gezien, en op basis van wat mijn zus over Cris had verteld, beeldde ik me een kale, ietwat oudere en werkloze cameraman in. Niet echt iemand om naar uit te kijken. Maar hoeveel verleiding kan een mens weerstaan ?

De sms’en volgden elkaar snel op. Cris speelde met woorden, hij jongleerde met taal. Hij hanteerde een directe stijl, recht voor de raap. Eén keer liep hij zo hard van stapel dat hij me schoffeerde. Ik antwoordde ronduit bot. Maar de stilte die erop volgde, stak me. Ik wist ondertussen wel dat hij helemaal niet de gladde jongen was waarvoor ik hem eerst hield. Ik miste zijn berichtjes. Ze gingen ergens over, het was geen oppervlakkig geflirt, ze hadden inhoud. We deelden meningen, en gevoelens en na verloop van tijd konden we elkaars antwoorden vooraf al raden.

„Vraag me mee uit”, tikte ik in na een berichtloze dag die een eeuw had geleken. Hij antwoordde binnen de seconde. We zouden elkaar ontmoeten op een vrijdag in maart. Cris woonde in een historisch pand op de Zeedijk, een van de mooiste plekken van Oostende. Maar we spraken af op het Mijnplein, op de parking.

Die vrijdag reed ik van Lummen naar Oostende. Ik had, net als Cris, enkele maanden daarvoor mijn job opgezegd en het was voor ons allebei onze laatste werkdag. Het ontslag zinderende nog na in mijn hoofd, dat vanzelf al barstte van de twijfels. Ik vroeg me de hele weg af waarom ik dit deed. Wat was er toch in me gevaren ? Een monsterfile tussen Gent en Brugge voedde de twijfel. Ik nam me voor om pal naast mijn auto op de parking te blijven zodat ik onmiddellijk kon vluchten. Tenslotte kende ik noch het uiterlijk van de man, noch zijn stem of zijn manier van spreken. Ik kende hem alleen van zijn tekstberichten.

Ik parkeerde op het Mijnplein. Ik zag hem. En voor ik iets kon bedenken, sprak hij zijn eerste woorden : „Kom Coby, geef mij een knuffel.” Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Cris zette zijn beste beentje voor. Hij nodigde me uit in de Ostend Queen, een van de meest prestigieuze restaurants van de stad. Hij wist nog niet dat ik lak had aan prestige. We wandelden dan maar naar zijn appartement. Ik ging mee naar het huis van een vreemde man. Ik bleef er alleen achter, toen Cris een grote puntzak friet haalde, omdat ik friet verkoos boven een gastronomisch diner. We aten op het dakterras en kraakten een flesje wijn. We vergaapten ons aan de mooiste zonsondergang ter wereld, op het mooiste dakterras van de wereld.

Terug in het appartement vlijde ik me in een fauteuil en trok een dekentje over me heen. Alsof ik daar al jaren aan huis kwam, alsof dit de normaalste zaak van de wereld was.

„Ik ben 62,” loog Cris, die 47 was, maar ik vond het prima. Hij liet me het enige klassieke muziekstuk op zijn iPod horen, een pianoconcerto van Bach. Dat vond hij passen bij deze bijzondere gelegenheid. Hij wist nog niet dat ik piano speelde, dat ik me specialiseerde in Bach, en dat ik dit eigenste concerto als eindproef had gespeeld op het conservatorium van Maastricht. Ik bleef drie dagen in Oostende.

PORTUGAL-BELGIË-RHODOS

De week erna reisde ik zoals gepland met mijn zoontje en mijn vader naar Rhodos. Cris had die week een reis naar Portugal geboekt, de timing kon niet ongelukkiger want de minuten in Portugal leken hem uren te duren. Hij wou mij zo snel mogelijk achterna reizen, maar hij vond vanuit Portugal geen vlucht. Dus vloog hij terug naar België en nam vandaar het eerste vliegtuig naar Rhodos. Ik haalde hem op aan de luchthaven met een dubbel gevoel. Ik was heel blij om hem te zien, maar ik maakte me zorgen over de confrontatie met mijn zoontje, en vooral met mijn vader. Die vond dit onverwachte bezoek helemaal niet kunnen. Maar toen Cris er eenmaal was, ging alles vanzelf. Heel gewoon en vanzelfsprekend. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

Om de gemoederen niet meer op te hitsen dan nodig, ging Cris elke avond voorbeeldig op hotel. Maar mijn zoontje Elian vond hem zo leuk dat hij aan het eind van de vakantie Cris smeekte of hij alstublieft verliefd wilde worden op zijn mama. Elian wist nog niet hoe verliefd Cris toen al was. „I love you bode”, zou Elian later in het zand schrijven, het Engels nog niet helemaal machtig.

Enkele maanden later vroeg ik hem ten huwelijk. Hij gaf zijn jawoord binnen de seconde. De hemel kleurde helder blauw, de wolken roze. Kort daarna gingen we naar de dokter. We wilden zo graag een kind, en wilden weten of alles in orde was. Toen bleek dat een kwaadaardig gezwel zich in mijn baarmoeder had genesteld. Hij week niet van mijn zijde toen ik twee keer na elkaar werd geopereerd, en ook niet toen ik bekende dat mijn moeder jong aan dezelfde ziekte was gestorven, en dat dat mij ook kon overkomen. Cris biedt mij de zekerheid die ik nodig heb. Bij hem voel ik me veilig. Hoe hij met beide voeten in het leven staat. Het onvoorwaardelijke van zijn liefde. Zolang we elkaar hebben komt alles goed. Ik zie hem zo graag. Ken je dat intense gevoel van een ziek kind troostend tegen je aan te drukken ? Wel, dat is wat ik voel bij Cris.

We vonden een plek in de stad, een liefdesnest. Een plek waar we elkaar de ruimte geven, waar we elkaar liefhebben en bewonderen. De plek heet De Familie Jansen. We zullen er koffie serveren aan voorbijgangers en lekkere thee. Het zal er warm zijn en hartelijk, met mooie muziek en vers gebak. Boven komt de witte piano die hij voor me kocht.

De Familie Jansen opent precies één jaar na onze eerste ontmoeting. Op twintig meter van de plaats waar we elkaar voor de allereerste keer zagen. De hemel trekt nu elke ochtend open aan die vaalgrijze parking op het Mijnplein. Dat noemen we voortaan het Onsplein.

DOOR ANN LEPERE

„Ik parkeerde, zag hem en hoorde zijn eerste woorden : ‘Kom Coby, geef mij een knuffel’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content