Ik vraag me af wat hij bedoelde met die laatste woorden. Het is alweer een tijd geleden nu, zo dapper daast de wereld verder, maar geregeld moet ik er terug aan denken, wanneer ik verblind de zonneklep neersla tijdens een tamme rit op de autostrade, en ook op spannender momenten.

Van op zijn sterfbed schijnt hij naar zijn vrouw gekeken te hebben, dan naar zijn kinderen, dan naar de muur achter hen om vervolgens gezegd te hebben : “Oh wow – oh wow – oh wow.” Het trof mij toen ik dat hoorde. Wat kan hij daar gezien hebben, op die versgekalkte muur of lichtjaren erachter ? Doorschouwde hij de werking van het heelal opeens als helder kristal, zag onvermeende verbanden en de schoonheid van alles : hoe elk radertje fonkelend in elkaar past, van de onvoorwaardelijke liefde tot fosfaatvrije vaatwastabletten ? Hoe de tijd niet meer is dan een tramhalte en je moeiteloos terug kunt rijden naar alles wat je graag gezien hebt ?

Zo moet het geweest zijn, stel ik mij voor, hoewel er op internet ook cynischer verklaringen circuleren. “O-ow ik heb zorgen o-ow ik heb zorgen”, suggereert iemand die meent dat hij grappig is. Het blijft in elk geval een raadsel, wat Steve Jobs daar wel gezien mag hebben. Laatste woorden hebben als nadeel, en tegelijk als onweerstaanbare charme, dat er doorgaans niet veel uitleg meer op volgt. Ze worden gretig misbruikt en vaak hoor je verschillende versies, zoals bij Winston Churchill, die naargelang de bron gezegd zou hebben ” I’m bored with it all” of “What a fool I have been”(*). Het zijn ook bijna uitsluitend woorden van beroemdheden die tot ons komen. Zelden hoor je dat Cyriel uit Zwijnaarde nog gezegd heeft “Die van de chef zijn toch de beste”, terwijl hij in het spareribrestaurant als laatste krijgsverrichting uithaalde naar zijn in aluminiumfolie gewikkelde aardappel.

Jobs’ famous last words, om niet te zeer af te dwalen, doen mij denken aan die van die andere illustere uitvinder : Thomas Edison, die volgens de overlevering vlak voor hij stierf uit het raam keek en zei : ” It’s so beautiful overthere” – waarbij onduidelijk blijft of hij het uitzicht op het park dan wel het hiernamaals bedoelde. De verklaringen van de wetenschappers zijn mij bekend, waarbij tunnels en glorieuze vergezichten gereduceerd worden tot het ultieme geraas van scheikundige stoffen. Toch maak ik mezelf graag wijs dat Jobs zowel als Edison iets prachtigs hebben gezien, waar ze spoorslags naartoe zijn vertrokken. Het maakt het leven minder chemisch en knellend.

Intussen buig ik mij over dagelijkse kwesties, zoals de prangende vraag of acht centimeter PUR-isolatie de meerprijs tegenover zes centimeter rechtvaardigt. Zo weinig tijd, waarvan wij er zo veel spenderen aan onbereikbare helpdesks, de goedkoopste energieleverancier en de beste winterbanden. Wie is op het onzalige idee gekomen om het leven op aarde in koolstofmoleculen te wringen, die voortdurend op jacht moeten naar voedsel en verwarming ?

Ik blijf bezig met rennen en hollen, achter belastingverminderingen en het bier van de paters. Tussendoor vang ik soms een glimp op van de zonsondergang boven de asbestdaken en het verschijnen van de sterren. De tastbare ervaring de planeet onder je voeten te zien wegkantelen, vervult mij met verwondering en ontzag. Op een heldere avond drijft dat mij naar de Volkssterrenwacht, waar we onder begeleiding van wijze gepensioneerden kijken naar Tycho en de Copernicuskrater. Een bont gezelschap met flink wat jonge mensen die elkaar behoedzaam opnemen, alsof zij niet betrapt willen worden bij dergelijke activiteiten. Vreemd hoe aan het staren naar galaxis en nevels een zweem van schaamte kleeft, en nooit aan de voetbalcompetitie.

Samen loeren wij naar de Baai van de Oneerlijkheid, naar het Meer van de Dromen en de Zee van de Vruchtbaarheid.

“Zijn er zeeĆ«n op de maan ?” vraagt mijn vriendin verbaasd. Met tegenzin is zij meegekomen. Maar als ze Jupiter ziet, door een telescoop van 130 jaar oud die lijkt weggelopen uit de boeken van Harry Potter, hoor ik haar zeggen, ik zweer het : “Oh wow.”

Een meisje van een jaar of acht, dat daar is met haar mama, kent de namen van Jupiters satellieten uit het hoofd. “Io, Europa, Ganymedes en Callisto”, zegt ze liefkozend. Het is een vreemde gedachte dat het licht van de dubbelster waar wij vervolgens naar turen, al onderweg is van voor Mohammed, Jezus en de Boeddha werden geboren.

(*) Bij nader inzien blijken deze laatste woorden te moeten worden toegeschreven aan de atheĆÆstische dichter en satiricus Charles Churchill (1731 – ’64).jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content