Hoezeer de hedendaagse man ook door de reclamewereld wordt gestimuleerd om met zijn uiterlijk bezig te zijn – tot en met het epileren van zijn wenkbrauwen -, de enige lingerie die er vooralsnog voor hem te vinden is, blijft godzijdank de onderbroek. Hij mag er om die reden wat mij betreft best aandacht aan besteden, maar beslist niet te veel. Een man is een man. En een onderbroek is een onderbroek.

In de kleedkamer van mijn sportschool geef ik mijn ogen de kost. Een kerel in een tanga of een te enge slip verliest – zelfs indien hij gebouwd is als een pitbull – zijn viriliteit. Een macho in een wonderjock waarin alles groter lijkt, net als in de wonderbra van zijn vriendin, heeft de tactiliteit van een teletubbie. En dan al die broekjes waarop levensgroot Bikkembergs of Versace staat. Belachelijk ! Een man die zijn edele delen door een of andere (verwijfde) ontwerper laat labelen, staat hoe dan ook niet in zijn kracht. Mijn geslacht draagt mijn naam en geen enkele andere. Een onderbroek moet comfortabel zijn en met mode zo weinig mogelijk te maken hebben. Neutraal en het liefst zonder merk.

Mijn vader die een beroepsmilitair met goede bedoelingen was, nam ieder jaar een grote zak onderbroeken mee naar huis. Landmachtsgroene onderbroeken die waren gedragen door dienstplichtige soldaten. Mijn moeder was er dol op, want ze waren ideaal voor haar erotische universum : het huishouden. Ze liet er liefdevol haar hand in glijden en voerde er hele gesprekken mee. Ze beweerde dat ze haar beter begrepen dan mijn vader dat deed. Ik zocht in die tijd waarschijnlijk ook onbewust compensatie. Als jongetje stopte ik de onderbroek van mijn vijftien jaar oudere halfbroer in mijn mond als hij kwam logeren. Terwijl hij beneden met mijn ouders een glaasje aan het drinken was, snelde ik naar zijn koffertje in de logeerkamer en stopte een slip in mijn mond. Ik weet niet waarom ik het deed en mijn psychiater weet het ook niet.

In mijn studententijd ontdekte ik de hemel op de onderbroekenafdeling van Bloomingdale’s in New York. Honderden vierkante meters shorts, slips en strings in alle merken. Calvin Klein was God. Er heerste een bronstige stemming. Alsof je bij iedere onderbroek een knappe verkoper cadeau kreeg. Het was in de jaren tachtig en ik zwoer bij boxershorts onder mijn 501’s omdat ik op Nick Kamen van Each Time You Break My Heart wilde lijken.

Als volwassen man wil ik alleen nog maar op mijzelf lijken. Bij American Apparel vind ik simpele onderbroeken in alle kleuren. Groen, geel, oranje, roze, rood, bordeaux, kaki, zwart, blauw, antraciet, paars. Met witte boorden en naden. Meer kleuren dan de dagen van een week. Ze hangen onder en boven elkaar in een rekje. In doorzichtige plastic zakjes. Ik word er vrolijk van. Ik koop ze allemaal. Het zijn de onderbroeken uit mijn jeugd. De jaren zeventig. Ik speelde, als ik niet op school zat, met lego en legde ’s avonds mijn kleren al klaar voor de volgende dag. Ik was nogal precies. Alle kleuren moesten bij elkaar passen.

Met gekleurde onderbroeken kun je heel precieze keuzes maken. Vandaag is rood, mosgroen, lila of knalgeel ! Wat de kleur precies betekent weet je natuurlijk pas aan het eind van de dag. Mijn sombere wasvrouw in Berlijn wordt heel vrolijk als ze mijn was mag doen. Ze maakt stapeltjes in mooie kleurencombinaties. “Het lijken wel snoepjes”, zegt ze verlekkerd. Misschien stopt ze die ook stiekem in haar mond. Vandaag kocht ik in Berlijn bij American Apparel rood-wit-blauw gestreepte onderbroeken. En blauwe met witte stippen. Ik verheug me er nu al op er morgenochtend een aan te trekken !

Als ik later echt oud ben, schakel ik over op wit. Kijk eens naar foto’s van de oude Picasso die het liefst in zijn onderbroek aan het schilderen was. Een grote, witte uitgelubberde ! Meer hoeft het niet te zijn, en minder ook niet. En een buikje mag, als je maar interessant bent van binnen.

Door Oscar van den Boogaard, schrijver

Een man is een man. En een onderbroek is een onderbroek

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content