Terwijl in de internationale pers gesproken wordt over het einde van de hype rond Belgische mode, maakt AF Vandevorst zich klaar voor een nieuwe vlucht. Een gesprek over vroeger en nu, over onafhankelijkheid en volwassen worden.

A F Vandevorst. Dat is An Vandevorst en Filip Arickx. Zes jaar geleden veroorzaakten ze een internationale hype met hun eerste collectie. Vandaag behoren ze tot de vaste waarden van de tweede generatie Belgische ontwerpers. Ik ontmoet hen in hun kantoren aan de dokken van Antwerpen. Mijn eerste vraag lijkt algemeen, maar brengt ons tot mijn verrassing meteen tot de essentie.

Wat is het thema van jullie zomercollectie ?

An : Free as a bird.

Filip : Het gaat over onafhankelijkheid.

Zijn jullie erg gehecht aan die onafhankelijkheid ? Nog gesprekken gevoerd met luxeconglomeraten ?

Filip : Gesprekken wel. We krijgen inderdaad telefoontjes. Je voelt dat ze verscheidene ontwerpers in het oog houden en volgen.

Zouden jullie een bod overwegen ?

Filip : Neen. We houden te erg vast aan onze identiteit.

An : Je ziet toch dat ontwerpers die opgaan in een grote structuur, hun stijl verliezen. Het begint allemaal op elkaar te lijken.

Anderzijds is het wel een bescherming om de economische crisis het hoofd te bieden. Je bent niet zo kwetsbaar.

Filip : Ach, al dat gezeur over de economische crisis. Het is een feit. De sector heeft het moeilijk, zowel fabrikanten als ontwerpers. Maar het tij is aan het keren en het is hoog tijd voor positieve boodschappen. Mensen zijn het beu om elke keer in de krant te lezen dat het slecht gaat. Mode moet terug een droomwereld worden, met een gezonde dosis glamour. Het hoeft allemaal niet meer zo gloomy en donker te zijn. Geef mij maar luchtig en licht.

Een Amerikaans vaktijdschrift heeft het over “The Belgian Blues”. Waarmee ze bedoelen dat Belgische mode het moeilijk heeft.

Filip : De hype is inderdaad geluwd. Ach, dat is op zich geen slechte evolutie.

Er liep ook een gerucht dat het slecht ging met AF Vandevorst.

Filip : De geruchtenmolen heeft inderdaad flink gedraaid. Sommige kranten publiceerden artikelen waarin uitspraken, niet alleen van ons, uit hun context werden gehaald. En op die manier is de zaak een beetje opgeblazen. Pas op, ik ontken niet dat we een moeilijke periode achter de rug hebben. Maar we zijn niet de enigen. Onlangs hadden we op het FFI nog een rondetafelgesprek met ontwerpers en fabrikanten. Iedereen werd geconfronteerd met een moeilijke economische periode. Maar daar is niets mis mee. Door te vallen en op te staan word je sterker. Alleen zijn er sommigen die liever de schijn hoog houden. Alle begrip daarvoor. Het heeft hen geen windeieren gelegd, want mensen horen liever positief nieuws. Maar zo zit ik niet in elkaar. Als het goed gaat, zal iedereen dat aan me zien. Maar als het minder goed gaat, speel ik ook open kaart. En in zekere zin heeft die eerlijkheid toch in ons voordeel gespeeld. Doordat we mensen hebben aangetrokken die ons professioneel advies wilden geven. Wat uiteindelijk geresulteerd heeft in een nieuwe structuur. Op een bepaald moment kregen we de opportuniteit om onze productie uit te besteden aan een Belgische fabrikant, wiens naam ik niet ga noemen omdat hij anoniem wil blijven. We hebben gewikt en gewogen en zijn er uiteindelijk voor gegaan. Omdat hij nu heel wat taken van ons overneemt, kunnen wij ons opnieuw concentreren op de essentie. Het is geen licentie, partnership of joint venture. We behouden onze onafhankelijkheid, maar doordat we veel kunnen afstoten, zijn onze vaste kosten gedaald waardoor we terug meer ademruimte krijgen.

An : Het commerciële blijft wel in onze handen. We zijn nog onafhankelijk, we hebben nog altijd een eigen identiteit die we willen behouden. Om dat door te geven, is het contact met de klanten belangrijk. De link tussen creatie en de klant moet blijven bestaan.

Filip : En toch is het iets heel anders dan de typisch Belgische manier van werken, zoals ze door de eerste generatie geïnstalleerd werd. Toen zij begonnen, moesten ze de Belgische fabrikanten nog overtuigen om voor hen op kleine schaal te produceren. Dankzij het succes van de Antwerpse Zes hebben wij dat niet meer hoeven te doen. Fabrikanten waren veel sneller bereid om met ons, de tweede generatie, in zee te gaan. De eerste generatie heeft voor ons de rode loper uitgerold. Wij hebben een tijdlang dat pad gevolgd, maar op een bepaald moment wou ik mijn eigen weg maken. Zo zit ik al van kleins af in elkaar. Ik hoop alleen dat deze nieuwe methode zijn vruchten zal afwerpen en dat misschien andere ontwerpers er ook beter van worden. Als het bij ons blijkt te lukken, wil ik best die informatie doorgeven als ik daarmee anderen kan helpen.

Dus de productie gebeurt volledig in België ?

An : Ja, alleen de schoenen en de accessoires worden in Italië gemaakt, en jersey in Frankrijk.

Is produceren in België nog betaalbaar ? Of is het veeleer een principiële kwestie ?

Filip : Neen, het is omdat de opportuniteit zich zo voordoet. Een mens kan zich niet te veel principes veroorloven. Het is niet evident om het hier te doen, maar uiteindelijk is het wel praktisch. Principes hebben daar weinig mee te maken.

Betekent dat jullie na deze reorganisatie opnieuw van nul beginnen. Dat jullie je nu terug met alle details moeten bezighouden ?

Filip : Integendeel. We doen het nu gewoon op een andere manier. Deze opportuniteit heeft ons verplicht na te denken over de toekomst. Wat zijn onze doelen, waar willen we naartoe ? Vooraleer te veranderen, hebben we die vragen gesteld.

En zijn er al concrete plannen ?

Filip : Ja, maar dat ga jij nog niet in Weekend Knack schrijven. ( lacht) Neen, daar is het nog te vroeg voor.

An : Door de verandering komen er ook andere vragen, andere doelstellingen. Het was wel het moment om alles op een rijtje te zetten.

En waren jullie het meteen eens ? Verbreden of versmallen ?

Filip : Ik denk dat iedereen die begint, wel wil groeien. Of misschien ook niet. Er zijn er inderdaad die altijd in dezelfde structuur blijven. Maar wij willen zeker verbreden.

An : Zo hebben we in deze collectie al veel meer aandacht besteed aan de accessoires. De schoenencollectie is ook al groter.

Hebben jullie nooit overwogen om te stoppen ? Om iets anders te gaan doen ?

Filip : Ik zou niet weten wat.

An : We doen het nog alle twee heel graag. We zijn nog altijd enthousiast, met volle overtuiging. Zelfs in de momenten van crisis.

Elk jaar weer twee collecties, dat blijft slopend.

Filip : Om eerlijk te zijn, sinds we die nieuwe weg zijn ingeslagen… Akkoord, nieuwe messen snijden beter. Maar toch, ik moet al goed denken waar het slopende in zit. Deze week hebben we tot twaalf uur ’s nachts zitten werken, maar dat deert ons niet.

An : We wisten ook waarom we het deden. We hadden een bepaald doel voor ogen, dat we ons zelf hadden opgelegd. Het eerste jaar hebben we dag en nacht gewerkt. Toen was dat niet slopend omdat we een droom waarmaakten. Maar nu zou ik dat niet meer kunnen.

Filip : Maar we hebben de laatste twee weken toch weer elke avond gewerkt tot twaalf uur ? Eigenlijk is er niets veranderd. Ik denk dat An zichzelf wijs wil maken dat we nu minder hard werken. (lacht) Maar de recente verandering geeft ons in ieder geval weer energie.

Moet je nog vaak toegevingen doen ?

An : In de positieve zin. Ik heb iets in mijn hoofd en zij reiken de mogelijkheden aan. Dat is heel leerzaam.

Het artikel over “The Belgian Blues” stelt ook de vraag of avant-garde voorbij is. Wat denken jullie ?

Filip : Wat is avant-garde ?

An : Ik heb het artikel ook gelezen. Ann Demeulemeester had gelijk als ze zei dat het een gedateerd concept is.

Jullie verkiezen de term emotionele ontwerpers, geen intellectuele. Waar ligt het verschil ?

An : We zoeken niet bewust naar ingewikkelde vormen. We maken geen vormstudie om de vormstudie. Als er iets vergezochts in de collectie zit, dan is dat een vertaling van een gevoel. We maken kleding om reacties los te maken. Dat is net hetzelfde met televisie. Je kunt een uitzending maken dat het grootste deel van België fantastisch vindt en waarmee een kleine groep moet lachen. Anderzijds kun je ook een programma maken waarvan je weet dat het geen kijkcijfers zal halen, maar dat wel interessant is.

Maar dan werk je wel voor een niche ?

An : Met een deel van de collectie wel.

Is commercialiteit dan een vies woord ?

An : Helemaal niet. We trachten een goed gebalanceerde collectie uit te bouwen. Een ingewikkeld jasje dat vormelijk opvalt, combineren we met sobere stukken. Elke collectie bevat basisstukken die de aandacht vestigen op het moeilijker werk. Er is een bepaald percentage ontwerperstukken, aangevuld door basisstukken. Sommige winkels kopen het één meer dan het andere, dat hangt af van hun klanten.

Filip : Ach, er is te veel gepalaver over commerce. Het hoeft allemaal niet zo serieus te zijn, donker en zwaar. Achter alles wordt iets gezocht.

Deze zomercollectie is in ieder geval erg licht.

An : Ja, maar dat is vooral omdat het een zomercollectie is. Winter is bij ons vaak donker en dikker. Dat is waarschijnlijk omdat ik zelf een heel kouwelijk type ben. Dan draag ik heel dikke kleren. Dat heeft met geografie te maken, waar we wonen. In andere landen is er niet zo’n groot contrast tussen winter en zomer. Dat zijn wel zaken waar we nu rekening mee houden. Want we verkopen ook in dergelijke landen. Al blijft Europa toch de belangrijkste markt.

En Japan ? Toch altijd het walhalla voor Belgische ontwerpers ?

Filip : Ja, omdat ze daar de hypes volgen. De andere kant van de medaille is dat ze je even snel oppikken als laten vallen.

An : Als de economie er slecht gaat en je scoort alleen daar, houd je op te bestaan. Na onze eerste show kwamen de Japanners met bussen af. Als je van Antwerpen komt, kun je bij wijze van spreken op elke hoek van Tokio verkopen. We hebben de raad gevolgd van collega’s om dat niet te doen. Dat zijn zaken waar je als starter geen besef van hebt. Maar ik vind Japan wel een ongelooflijk land. Het kleurrijke straatbeeld. Mensen freaken zich daar uit. Dat leeft hier niet meer.

Is dat ooit zo geweest ? Belgen kleden zich toch erg conservatief ?

Filip : Ik herinner me toch gasten met rokken uit mijn periode in Gent.

An : Ja, en met make-up. Nu heb je natuurlijk wel mensen met piercings, dat is ook een vorm van uiting. Maar Japan, dat is zo extreem. Daar kan alles. Een grijze zakenman naast iemand van ‘ out of space’. Niemand die daar van opkijkt. Geen verwijtende blikken. Dat heb je hier toch snel. Sommige mensen beginnen hard te lachen, andere kijken meewarig. Iedereen vormt hier zo snel een mening.

Hebben jullie soms geen zin om te emigreren ? De Bahama’s bijvoorbeeld ? Of zijn jullie honkvast aan Antwerpen ?

Filip : Naar de Bahama’s ? Onmiddellijk ! Of de Malediven. Als we alleen tekenden, zou dat kunnen. Nu laat de structuur het ons niet toe.

An : Ons leven is hier. Onze vrienden wonen hier. Antwerpen is de perfecte uitvalsbasis, of moet ik zeggen : aanvalsbasis ?

Filip : En het gras is altijd groener….

Zouden jullie een andere collectie tekenen, als jullie ergens anders woonden ?

An : Misschien wel. Maar je put toch altijd inspiratie uit persoonlijke emoties. Iets wat van diep binnenin komt. In die zin zou ik in eerste instantie zeggen dat geografie geen belang speelt. Maar als we ergens anders zouden wonen, kwamen we wellicht met andere zaken in contact. Die dan onbewust toch zouden meespelen. Maar ik denk dat het dan om details gaat en dat de kern ongewijzigd blijft.

Sinds de herstructurering reizen we wel meer, alsof de wereld is opengegaan. De laatste tijd komen we in contact met interessante nieuwe mensen, op hoog niveau. Dat trekt onze grenzen open, we waren te introvert geworden. We beseffen nu dat er meer is dan het kleine kringetje van Antwerpen.

Filip : Het vliegtuig is nu voor ons de bus.

An : Vroeger trokken we wekenlang rond met de rugzak. Sinds AF was daar geen tijd meer voor. We wilden ons daar niet bij neerleggen. Vandaar ook deze nieuwe structuur. Ik zou heel graag eens naar het Oostblok trekken. Voor de folklore. Niet meteen een bounty-bestemming, maar daarom kan het wel positief zijn.

Filip : Geef mij maar Polynesië, om te duiken.

An : Dat was vroeger ondenkbaar. Een week aan het strand, dat kwam niet bij ons op. Maar sinds we met de collectie begonnen zijn, hebben we het toch al een paar keren gedaan. Soms met vrienden. Omdat we ook maar een week weg konden. We hebben geleerd te genieten van het nietsdoen. Vroeger kon dat niet. Maar zelfs dan zijn we toch weer bezig met ons werk. Overleggen, discussiëren. En uiteindelijk vloeit daar vaak een idee uit.

Filip : Behalve die verkennende gesprekken, vind ik het moment net voor het defilé het mooiste van het hele ontwerpproces. Als alle modellen op een rij staan, klaar voor de catwalk. Dat moment wil ik altijd vasthouden. De kleren vertellen me een verhaal. Een dat alleen wij twee kennen. En toch, eens onze ontwerpen op het podium staan, voel ik me heel naakt. Alsof de toeschouwers ons huis betreden, alsof we ons privé-leven blootgeven. Terwijl het publiek niet het flauwste besef heeft.

An : Voor mij is het net zo. Bij die laatste line-up flitsen er allerlei gedachten door mijn hoofd, terwijl ik me eigenlijk moet concentreren op praktische zaken. Maar het is net alsof het dagboek van het afgelopen seizoen voor mijn ogen passeert.

Filip : Ja, van werken en samenzijn. Dat plots gevisualiseerd wordt in de vorm van kleren, kleuren en stoffen.

Dat is het mooie aan samen ontwerpen, de gedeelde ervaring. Maar wat als jullie visies uiteenlopen ? Sluiten jullie soms onderling compromissen ?

Filip : Vroeger werd er alleen maar iets uitgevoerd als we beide akkoord gingen. Soms na oeverloze discussies. Nu proberen we toch één iemand de knoop te laten doorhakken.

An : De taken zijn nu verdeeld. Elk van ons heeft op een bepaald gebied het laatste woord. Zo verliezen we minder tijd.

Filip : Sinds twee seizoenen heeft Anneke het laatste woord als het over de collectie gaat. Ik heb daar geen moeite mee. Ik heb het ook zelf voorgesteld.

An : Maar ik heb dan ook alleen het laatste woord. ( relativerend)

Waarom An ? Omdat het een vrouwencollectie is ?

Filip : Omdat zij sterk is in het creëren van een sfeer, in het visuele. Ik heb zelfs geen probleem om te zeggen dat zij sterker is. Bovendien is het een betere manier van werken. Minder tijdrovend. Op een bepaald moment zaten we over één broek een paar dagen lang te discussiëren. Komt er een omslag of niet ? Elke dag, waarom wel, waarom niet ?

An : Maar na de herstructurering heb ik nog geen enkel moment het gevoel gehad compromissen te sluiten. Het heeft ons wakker geschud. We deden alles vanuit een zekere routine en hebben ons afgevraagd of dat wel juist was. Of onze werkwijze niet uitsluitend gebaseerd was op wat we geleerd en gezien hadden. Niet alleen in de collectie, maar ook in de structuur hebben we een identiteit gezocht. Dat is heel stimulerend. Want dat gooit inderdaad alles overhoop. En soms draait mijn maag wel eens om, maar de uitdaging maakt het net boeiend. Ik heb dat heel graag, die vernieuwing. Ik ben niet iemand die spijt heeft achteraf. Ik wéét waarom we het vroeger anders hebben gedaan.

Is AF jullie kind ?

Filip : Ik weet niet wat het is om kinderen te hebben, maar het is inderdaad iets wat je wilt laten ontwikkelen, wat je op een bepaalde manier iets wilt meegeven.

An : Het is dan weer geen kind in deze zin : je moet het veel te snel loslaten. Het gaat allemaal zo vlug. Het kind gaat heel snel de deur uit. Na zes maanden is er weer een nieuw seizoen. Je blijft het wel koesteren. Het is niet uit het oog uit het hart.

Filip : Door elke keer een collectie te maken, proberen we AF een volwassenheid te geven.

Sluit het ene het andere uit ?

Filip : Neen, maar we hebben al snel gekozen om geen kinderen te krijgen.

An : Wij hebben ervoor gekozen ons kind AF te noemen.

Omdat de combinatie niet haalbaar is ?

Filip : Die is wel haalbaar. Ann Demeulemeester heeft dat bewezen.

An : Maar zij is eraan begonnen voor haar eerste collectie. Ach, wij hebben alle twee zoiets… Als we ergens voor kiezen, gaan we er honderd procent voor. We willen er dan ook al onze tijd in stoppen. Een kind is niet iets wat je er even bij neemt. Je moet er volledig voor gaan. Zo zie ik het althans. Het zou een fulltime zijn. Ik kan geen twee intense verbintenissen aan. Niet dat werkende vrouwen geen kinderen mogen hebben. Mijn moeder werkte ook, maar zij ging ’s avonds naar huis en haar werk zat erop. Terwijl wij met ons werk gaan slapen.

Als jullie ontwerpen jullie kinderen zijn, kun je moeilijk afscheid nemen. Kun je iets weggooien ?

An : Toch wel…

Filip : Maar het passeert toch eerst langs de kelder, en van daaruit gaat het naar de berging… Ze neemt stapsgewijs afscheid.

An : Ja, maar eigenlijk gebeurt dat niet vaak.

Filip ( lacht) : Omdat onze kleren niet verslijten.

An : Uiteindelijk draagt iedereen toch een bepaald uniform. Je hebt bepaalde zaken die je graag draagt en waarvan je het liefst tien stuks zou hebben zodat je dat elke dag kunt dragen, terwijl het andere gewassen wordt. Er hangt zoveel in mijn kast en eigenlijk doe ik bijna altijd hetzelfde aan. Ik heb bijvoorbeeld twee jurken uit de eerste collecties die ik niet kan wegsmijten. Al zijn ze tot op de draad versleten. Ik draag wel alleen maar AF Vandevorst.

Jullie hebben geen mannencollectie. Hoe zit het dan met jou, Filip ?

Filip : Ik koop eigenlijk geen kleren. Alles wat ik draag, heb ik gekregen of gekocht voor tien euro in de legerstock. Een pull van AF, een T-shirt dat ik heb gekregen, een broek uit Barcelona.

An : Filip kan niet winkelen. Hij gaat nooit op zoek naar iets. Hij moet er toevallig op vallen.

Het is toch ooit anders geweest ? Als vijftienjarige schreef je een brief naar ‘Mode dit is Belgisch’, omdat je het niet eens was met een artikel over de ‘Millet’-rage. Je moet toen toch al erg met mode zijn bezig geweest ?

Filip : Ja, maar dat zag je niet echt. Mijn moeder was zot van leer en daim en dus droeg ik dat. Een leren jas, een pull met ellebogen van daim. Dat vond ons moeder de max.

Dus jij droeg wat je moeder koos ?

Filip : Ja, want ik wist dat ik haar daarmee een heel groot plezier deed. Ik was een hele brave. Tot ik de op de academie terechtkwam. Toen sloegen alle stoppen door. Alle remmen los. Plots kon het allemaal niet meer op.

An : Als je Filip zag, werd je even verblind door alles dat blonk. Het was zelfs niet op elkaar afgestemd. Alles wat hij mooi vond, droeg hij bij elkaar. Echt esthetisch was dat niet, maar daar ging het ook niet om. Schoonheid was niet belangrijk.

En wat vond moeder daarvan ?

Filip : Die zag dat niet. In het weekend ging de ‘propere versie’ naar huis. Maar als ik uitging, stond mijn zus op de uitkijk om te zien of moeder of vader in de buurt waren. En dan was dat snel lopen en het café binnen ( lacht).

An : Het was een vorm van rebellie. Filip komt uit een gezin van harde werkers. Zelfstandigen. Er was het goede leven, maar altijd hard werken. Ik ben van thuis uit altijd gestimuleerd om mij af te zetten. Wij woonden in een klein Kempens dorp en mijn moeder gaf les in beeldende vorming. Zij was echt geinteresseerd in kunst en expressie. Als ik met een hanenkam thuiskwam, vond ze dat tof. Mijn moeder stimuleerde mij om mijn eigen weg te zoeken. Natuurlijk gebeurde dat bij mij wel allemaal heel smaakvol (plagend).

Filip : Om het even tactvol te zeggen ( proest het uit).

An : Neen, maar dat maakte deel uit van mijn opvoeding ( onverstoorbaar). Alles draaide om esthetiek. Er kwam niets in ons huis voor het esthetisch gewikt en gewogen was. Als ze bij Filip een radio of televisie nodig hadden, dan kochten ze die gewoon. Hoe die eruitzag, had geen belang. Bij ons was net het tegenovergestelde. Als er een groen knopje aanzat, kwam het niet binnen of het moest zwart geverfd worden.

Filip : We waren echt elkaars tegenpool.

An : Filips familie was heel luidruchtig, heel sociaal. Elke ochtend zaten ze met elf man van de bakkerij en de kinderen aan tafel. Daar was altijd heel veel volk.

Filip : Je kunt het eigenlijk zo omschrijven. Bij ons was alles veel, groot, luid, hard en blinkend. En bij Anneke was alles zacht, rustig, kalm. Daar kon je een speld horen vallen. Bij ons thuis kon je nog geen ’teljoor’ horen vallen.

En toch vonden jullie elkaar vanaf de eerste dag op de academie…

An : Het klikte meteen. Filip heeft er toen alles aan gedaan om met mij in dezelfde klas te zitten. Ach, we hebben echt fantastische herinneringen aan die school, aan die periode.

Denk je niet dat de druk nu veel groter is ? Dat de verwachtingen hooggespannen staan. Waar moeten jonge afgestudeerden nu nog beginnen ?

An : In onze tijd was het ook niet simpel.

Filip : Tussen ons en de eerste generatie zijn er ook heel wat mensen afgestudeerd die ambities koesterden en toch geen naam hebben gemaakt. Ik weet niet hoe het komt, maar plots was er ineens een tweede generatie. Misschien duurt het nu ook weer vijf tot tien jaar, tot er weer een nieuwe generatie opstaat.

An : Soms vraag ik me af waarom het bij de ene lukt en bij de andere niet. Ze starten op hetzelfde moment met evenwaardige collecties en toch is er maar één die het maakt. Het juiste moment, het juiste product, de juiste mensen. Uiteindelijk is het zo belangrijk met wie je je omringt. Je kunt de waanzinnigste dingen maken in je kelder, maar als je niet de juiste persoon vindt om ze naar buiten te brengen… Misschien hebben ze niet voldoende vertrouwen gehad in de juiste mensen. Neem nu bijvoorbeeld de persagent. Die speelt een cruciale rol, maar als je geen goed persoonlijk contact hebt met de beste persagent en je kiest voor een minder geschikte met wie het wel klikt, dan maak je misschien de verkeerde keuze.

Ik herinner me nog dat iedereen in Antwerpen op een bepaald moment sprak over ‘de trein die vertrokken was.’ “Spring erop”, zeiden ze ons. Ik werkte nog maar drie jaar bij DriesVanNoten en plots begon iedereen ons te pushen, en toch hield iets ons tegen. Drie jaar later werd het plots wel heel duidelijk dat we moesten beginnen. Op een avond hingen we een papier aan de spiegel, met ’98-99′ erop. Dat jaar wilden we met een collectie uitkomen.

Het rode kruis werd meteen jullie ’trademark’. Vanwaar die fascinatie voor ziekenhuizen ?

An : De strakheid, de sobere kleuren….

Nu beschrijf je ziekenhuizen van vijftig jaar geleden.

An : Natuurlijk. Maar dat verlangen naar het verleden is iets van alle tijden. De schoonheid van de dingen realiseer je je vaak niet op het moment zelf. Dat zie je pas tien jaar later. Neem nu die schoenen met hoge plateauzolen die enkele jaren geleden erg in waren. Vreselijk, maar ik kan me voorstellen dat ze er over twintig jaar net uitspringen. Iets wat nu zeer lelijk is, kan dan toch weer interessant zijn. Neem nu bijvoorbeeld de straatlantaarns, die tegenwoordig allemaal bordeaux geschilderd worden. Of de palen van verkeerslichten die geel-zwart gestreept zijn. In het begin vindt iedereen dat lelijk, maar uiteindelijk krijgt dat toch charme.

Dat is weerstand tegen verandering. Hoe zullen we over tien jaar naar deze periode terugkijken ?

An : Ik denk dat vooral de overdaad zal domineren. Alles kan, alles mag. Er zijn geen regels meer, geen trends. Alles wordt opengegooid. Ook in muziek. Eerst heb je hiphop en onmiddellijk volgen daar drie subversies van. Als je het niet op de voet volgt, ben je niet meer mee. Je moet je bijna in iets specialiseren, waardoor je dan weer al de rest niet meer kunt volgen. En dat is niet alleen met muziek zo. Je kunt niet meer van alles het fijne weten. Dat gevoel heb ik toch.

Filip : Er zijn ook veel meer media dan vroeger. Mensen raken op veel meer manieren geïnteresseerd. Denk maar aan internet.

An : Voor de jeugd moet dat nu wel interessant zijn. En terzelfder tijd is het ook heel verwarrend. Vroeger kwam je met één richting in contact en die volgde je dan. Twintig jaar later kun je dan wel spijt hebben, als je beseft wat de andere mogelijkheden waren die je toen niet kende. Dat is het nadeel van het niet weten. Maar nu is keuze het probleem. Je moet op een bepaald moment voor iets gaan.

Laatste vraag. Een andere constante in jullie collecties zijn paarden. Staan de brave dieren bij jullie in de tuin ?

An : Neen, ik kan niet paardrijden.

Filip : Er zijn veel mensen die dat vragen.

An : Omdat ik niet rijd, kan ik nog wel gefascineerd zijn. Het zijn toch prachtige dieren ? Die kop, die ogen, kracht, sierlijkheid, vrouwelijkheid en tegelijkertijd is het een ongelooflijk groot beest. Die angst als je ervoor staat. Je wilt ze strelen, maar je durft niet. Maar ik heb niet echt de behoefte om erop te gaan zitten.

Filip : Het is niet omdat we nu veren hebben gebruikt, dat we zeven parkieten en drie kanaries in huis nemen. n

Tekst Pascale Baelden

“Zodra onze ontwerpen op het podium staan, voel ik me naakt. Alsof de toeschouwers ons huis betreden, alsof we ons privé-leven blootgeven.”

“De eerste generatie heeft voor ons de rode loper uitgerold. Wij hebben een tijdlang dat pad gevolgd, maar op een bepaald moment wilden we onze eigen weg maken.”

“We zoeken niet bewust naar ingewikkelde vormen. We maken geen vormstudie om de vormstudie. Als er iets vergezochts in de collectie zit, dan is dat een vertaling van een gevoel.”

“Vroeger trokken we wekenlang rond met de rugzak. Sinds ‘AF’ was daar geen tijd meer voor. We wilden ons daar niet bij neerleggen.”

“Als we ergens voor kiezen, gaan we er honderd procent voor. We willen dan ook al onze tijd erin steken. Een kind is niet iets dat je er even bijneemt.”

“Als ik met een hanenkam thuiskwam, vond mijn moeder dat tof. Ze stimuleerde mij om mijn eigen weg te zoeken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content