Een land dat eruitziet als een prent van Anton Pieck. Waar een prins en een klokkenmaker de handen in elkaar slaan om een bos te redden. Geen sprookje, maar een waargebeurd verhaal uit het Saanenland.

Zodra Leonz Blunschi zijn Audi start, schalt er klassieke muziek uit de speakers en fluit Blunschi geestdriftig mee. Plots zet hij de muziek zachter en vertelt: “Toen de Almachtige Saanenland schiep, drukte hij zijn hand op de aarde. Waar de handpalm de grond raakte, staan nu de dorpen Saanen en Gstaad. Waar de pink een deuk maakte, ontstond de Kalberhöni, de ringvinger vormde het dal van Gsteig, de middelvinger dat van Lauenen en de wijsvinger de plek voor Turbach. De duim effende de aarde voor Schönried en Saanenmöser. En de Almachtige was tevreden: hij vond dit het mooiste deel van zijn schepping.” En Blunschi lijkt het daarmee eens te zijn, zo glundert hij.

“Normaal doe ik dit op de fiets”, zegt de onvermoeibare 59-jarige Blunschi terwijl de auto steeds hoger op de kronkelige weg klimt. “Mijn vrienden doen esoterische dingen om tot rust en tot zichzelf te komen. Ik ga de natuur in.” We zijn onderweg naar enkele van zijn vrienden én de natuur. Naar een herberg in Lauenen, waar een prins en een klokkenmaker de wereld kond willen doen van heel, heel treurige dingen. Prins Sadruddin Aga Khan en Herr Karl-Friedrich Scheufele, eigenaar van het prestigieuze horlogemerk Chopard, nodigen enkele schrijvers uit om, na een maaltijd met Bratwurst, hun boodschap te verspreiden onder de bevolking nadat ze met eigen ogen het onheil hebben aanschouwd.

Lieber Prinz“, aldus neemt Perreten, een jonge, boers blozende man en burgemeester van Lauenen, het woord. Hij bedankt de lieber Prinz wel twintig keer voor wat hij voor zijn dorp betekent. De prins en klokkenmaker stellen namelijk enkele van hun talrijke miljoenen ter beschikking om het bos te redden, dat zoveel te lijden had onder storm Lothar, de dagen rond Kerstmis ’99. De prins en de klokkenmaker maken zich zorgen over het broeikaseffect, ze zijn zeer boos op de wereld die alleen maar aan centen denkt, en ze geven het woord aan een hooggeleerde professor die de oorzaken nog eens uitlegt, en aan een boswachter die het over de gevolgen heeft. Het lijkt wel een opera: aan één tafel zitten een boswachter en een prins, een boer en een miljardair. Nog mooier wordt het als we gaan wandelen in het woud. De klokkenmaker op kop, in zijn traditioneel alpenvest met zilveren knopen, daarachter de boswachter en de prins met zijn gezelschap. Bij de ontwortelde bomen, neergemaaid als grashalmen, wordt prins Sadruddin, een knappe man op jaren, zowaar filosofisch. “De mens kijkt nooit vooruit”, zegt hij hoofdschuddend en diepzinnig, vooraleer hij statig terug naar het parkeerterrein vol Maseratti‘s, Porsches en Jaguars schrijdt.

In de laatgotische Sankt Peterskirche van Lauenen vindt net een bruiloft plaats. “Dit kerkje heeft nog altijd geen elektriciteit. Men geeft er vaak concerten bij kaarslicht. Erg intiem en romantisch”, zegt Blunschi. Zo ziet ook deze trouwpartij eruit: een droom. Het oude kerkje staat in een decor van groene, bebloemde alpenweiden met als achtergrond besneeuwde bergen onder een azuurblauwe hemel. Voor het kerkje staat een gouden Mercedes met een reusachtige ruiker op de motorkap. De gasten die op het kersverse paar wachten, vormen een haag van ski’s waarop bloemen zijn vastgemaakt, en iedereen draagt een zonnebloem als corsage. Als het bruidspaar buitenkomt, glanst er goud en brokaat in de zon. De vader van bruid of bruidegom lijkt verdacht sterk op Roger Moore. “Zou dat kunnen?” vraag ik. “Zou kunnen”, zegt Blunschi raadselachtig.

Moore heeft hier een huis, als je de tabloids mag geloven, en volgens dezelfde bron bezitten ook David Bowie, Liz Taylor en Julie Andrews een stukje Saanenland. Een kelner in het hotel beweert dat vorige week Claudia Schiffer nog in de hoofdstraat van Gstaad is gesignaleerd.

Blunschi is niet alleen al twaalf jaar president van het jaarlijkse Menuhin Festival, dat sinds ’57 van half juli tot eind augustus plaatsvindt in het vijftiende-eeuwse Maurits-kerkje van Saanen. Hij was ook tot in 2000 acht jaar lang burgemeester van Gstaad en kent er dus Jan en alleman. En hij is geliefd, in het dorp is zelfs een restaurant naar hem genoemd: blun-chi staat op de etalage geschilderd, in hakerige Chinese tekens. Blunschi weet dus zeker welke beroemdheden in Saanenland woont, maar is er zwijgzaam over. “Das ist ein Geheimnis. Veel rijke mensen hebben hier een huis. Over beroemdheden zijn wij discreet, en in industriëlen is men niet geïnteresseerd”, zegt Blunschi. “Gstaad heeft de naam mondain te zijn maar is dat helemaal niet”, aldus Blunschi. “Als ik die rijke mensen vraag waarom ze precies voor Gstaad kiezen, krijg ik altijd hetzelfde antwoord: ‘Omdat alles hier nog echt is.’ En dat is waar”, zegt hij. “Nu, in 2001, zijn hier niet meer hotels dan vijftig jaar geleden. Dat is het verschil met andere oorden in Zwitserland. Neem nu Sankt Moritz. Daar gaat men naartoe om in de kijker te lopen, hier komt men om anoniem te zijn.”

Saanenland leeft van het toerisme: negentig procent van de bevolking werkt in die sector, maar men wil er geen mensenmassa’s of hoogbouw. “Alles is zoals vroeger en dat vindt iedereen aangenaam”, zeg Blunschi. Niet echt iedereen, zo blijkt uit een van zijn verhalen. Tot voor vijf jaar leidden hij en zijn vrouw Gisele het Bernerhof. Op een dag kwam een ontevreden echtpaar klagen. “In de straat van ons viersterrenhotel was er een boerderij met een mesthoop voor de deur. Dat vonden ze een schande voor een hotel met standing. Ik heb hen meteen naar het Palace Hotel gebracht.”

Het Palace Hotel is een opvallend bouwwerk in Gstaad, groot en wit, half flatgebouw, half Neuschwanstein. Tot 1905 was Gstaad een gat van niks. De trein uit Montreux reed sinds 1859, maar had zijn eindhalte in Saanen, in een stationnetje dat weggelopen lijkt uit een Märklin-bouwpakket. Pas een vijftigtal jaren later werd de lijn doorgetrokken tot Gstaad. Acht jaar daarna, in 1913, stond het Palace Hotel er, een kuuroord voor ‘de goede lucht’. De bezoekers, vooral uit Engeland, werden aan het station opgehaald in de luxueuze koets of de dito slee die nu in het museum van Saanen te zien zijn. En in dat museum hangt ook de prijslijst: één overnachting in ‘een kamer met elektrisch licht en verwarming’: vier Zwitserse frank. Nu minstens vierhonderd (10.800 fr./268 euro).

De prijzen en het comfort (het Palace telde vijftien badkamers, destijds decadent chic) mogen dan veranderd zijn, voor het overige bleef alles hetzelfde. Dat geldt ook voor de huizen die er staan: allemaal in de stijl van de zeventiende en achttiende eeuw. De meeste zijn ook werkelijk zo oud. Op de gevel van hotel-restaurant Alpenrösli staat het jaar 1685, bij de drogist is het 1693. Vele façades hebben gesneden of geschilderde ornamenten, en opschriften in gotische letters die Gods zegen afsmeken voor de bouwers, de bewoners en de bezoekers van dit huis. Toch zien vele er gloednieuw uit. “Dat is omdat ze pas afgeschuurd of gezandstraald zijn. Het hout zal opnieuw verdonkeren door de zon. Sommige zijn inderdaad nieuw, maar ze moeten allemaal als traditionele chalets gebouwd worden”, aldus Blunschi. In ieder geval zijn alle huizen voorzien van een overdaad aan plantenbakken die uitbundig bloeien, en de meeste hebben een eigen moestuin. Er staan peperkoekenhuisjes, stulpjes van Roodkapjes grootmoeder, en interieurs zijn als in de sprookjes van Grimm.

In het autovrije centrum van Gstaad stromen toeristen samen om ademloos te luisteren naar een groep alpenhoornblazers. De lokale variant op een fanfare maar dan een stilstaande, vanwege die grote, onhandelbare toeters van drie meter lang.

“De alpenhoorn is een zeer oud instrument”, volgens Fritz Frautschi. “Niemand weet wanneer en waarom deze hoorn ontstond. Waarschijnlijk werd hij eerst gebruikt als een soort tamtam, om signalen door te geven.” Frautschi is in het dagelijkse leven trompetleraar, maar in zijn vrije tijd bouwt hij alpenhoorns en leert hij liefhebbers het instrument te bespelen.

“De hoorn komt de laatste twintig jaar steeds meer in zwang, zelfs Amerikanen komen les volgen”, zegt hij. “Het is een intrigerend muziekinstrument. Ook Johannes Brahms was erdoor gefascineerd. Toen hij hier met vakantie was, verstuurde hij een kaartje waarop hij een alpenhoorn had getekend, en hij componeerde een stuk voor alpenhoorn in zijn eerste symfonie. En Leopold Mozart, vader van, schreef ook muziek voor alpenhoorn en orkest. Maar lang voor het een muziekinstrument werd, gebruikten boeren de hoorn al eeuwen om hun koeien te verzamelen voor het melken. Koeien worden gelokt door die warme, diepe klank”, zegt Frautschi. “Als ik op mijn trompet blaas, gaan ze lopen. Blaas ik op mijn hoorn, dan komen ze.” Maar er is geen koe te bespreuren, alleen maar mensen. Nochtans wonen er in Saanenland evenveel koeien als mensen: zevenduizend.

“In de zomer trekken ze naar de hoge Alpen omdat het er frisser is en het gras sappiger”, zegt Blunschi. “De boeren gaan mee, en in hun hut boven in de bergen maken ze van alle zomermelk alpenkaas, onder andere de wereldberoemde Hobelkäse.” Het is een harde kaas, zo dun gesneden dat hij in cannellonirolletjes krult. De beste is volgens kenners vijf jaar oud, maar in de Mölkerei is de oudste Hobelkäse van ’98. “De oudere kazen zijn uitverkocht”, zegt Hanspeter Reust. Hij is melkboer, en de uitvinder van Cow Power: een drankje op basis van melkwei dat in het hotel bij de vruchtensappen van het ontbijtbuffet staat. Hanspeter draagt een hemd met geborduurde koeien op de punten van zijn kraag: “Mijn werkgevers hangen altijd als molenstenen rond mijn nek”, lacht hij. Hij is ook kaasfabrikant, en als ontwikkelingshelper leerde hij Mexicanen en Cubanen, Russen, Chilenen en Saoedi’s kaas maken. En uit elk van die landen heeft deze boer uit Zwitserland iets meegebracht: een hangsnor uit Mexico bijvoorbeeld, of de gewoonte om na het diner dertig centimeter lange Punch Punch-sigaren uit Cuba te roken; en als hij aan iemand wordt voorgesteld, buigt hij als een Zwitsers zakmes en klakt hij zijn hakken tegen elkaar als een kozak.

Ik kijk naar de lucht waar wolken dreigend samenpakken. “Niks aan de hand”, zegt Hanspeter. “Het blijft een paar dagen droog. Dat zie ik aan de boeren: ze hooien, hoi hoi hoi!”

En hoe: boeren dolen met hun zeis over de schouder als Pietjes de Dood langs de wegen, en Saanenland ruikt naar versgemaaid hooi. Net als ik zullen Bowie en Schiffer dat wel fijn vinden, als in een sprookje. En daar lijkt het naar. Als ik in het Märklin-stationnetje in een Märklin-landschap op het treintje wacht, komt er een oud, gerimpeld manneke langs, nog geen anderhalve meter groot, en hij heeft een lange grijze baard en draagt zowaar een puntmuts.

praktisch

VLM ( Tel. 03-285 68 41) vliegt vanuit Antwerpen elf keer per week heen en terug naar Genève. Tot eind september 2001 kost een ticket 5002 fr./124 euro, daarna 7221 fr./179 euro. Van Genève naar Saanen en Gstaad is het zo’n 160 kilometer met de trein.

Saanenland is een zeer mooie streek om te wandelen en te fietsen, en er zijn allerlei outdooractiviteiten zoals begeleide rafting, mountainbike en klimmen. Info over alle evenementen, ook concerten e.d., bij Saanenland Tourismus:: www.gstaad.ch. Tel. +41-33-748 81 81.

Wij logeerden in Hotel Steigenberger, Auf der Halten, CH-3792 Gstaad-Saanen. Tel. +41-33-748 64 64.

E-mail: gstaad@steigenberger.ch

Tekst en foto’s Griet Schrauwen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content