Veel dichter kun je niet bij de VS komen, maar Canadezen doen er alles aan om niet met hun luidruchtige zuiderburen vergeleken te worden. Gastvrij, beleefd en nederig zijn ze. Twee twintigers trokken er vijf weken met de rugzak door de wildernis.

De zon staat hoog en brandt onze schouders rood tijdens het liften in Fraser Valley. We bevinden ons op driehonderd kilometer ten oosten van Vancouver maar voelen ons allesbehalve in Canada. De vallei die zich uitstrekt tussen de Stille Oceaan en de Rocky Mountains ademt woestijn en produceert de beste Canadese wijn, die van Okanaghan. Maar de dorpjes waar we gedropt worden, pronken allerminst met die druivenweldaad. Ze zijn als weggeplukt uit Twin Peaks, met verlaten lanen zo breed als de E40 en vreemde figuren in het lokale benzinestation. Een houtkapper vertelt ons dat de streek in vergetelheid raakte na het sluiten van de mijnen. Alleen de criminaliteit en de drugshandel werden daar sterker van. Vervallen motels, mankende honden en lege rodeotribunes zinderen onder de hitte. “Jullie misten net ons jaarlijkse countryfestival”, jammert de priester die ons een lift aanbiedt. Zijn we dan in Texas aanbeland ?

Dennenleed

Pas als een vrachtwagenchauffeur ons de Rocky’s binnenrijdt, krijgen we voor het eerst een typisch Canadees tafereel te zien : azuurblauwe meren, gevoed door gletsjers van de berggiganten. “In de winter tracht men sneeuwlawines tijdig op te vangen door geregeld kanonnen af te vuren. Zo houden we de snelweg toegankelijk en wordt het westen niet geĆÆsoleerd van de rest van het land.” De bergen en eindeloze naaldwouden zullen de volgende weken niet meer van ons netvlies verdwijnen.

Met de Ardennen in ons achterhoofd trekken we naar het naaldbos van Yoho National Park. Wat een verschil ! Hier geen saaie, rechtlijnige bomenplantages maar een kleurenweelde van bloemen, mossen en bessen. Het is volop bessenseizoen en deze bossen zijn bezaaid met de buffelbes. Die ovale, oranjerode bes is het lievelingshapje van de beren. Aan het einde van de zomer eten ze zich letterlijk rond om genoeg reserves te hebben voor hun winterslaap. Tot tweehonderdduizend bessen werkt zo’n beer dagelijks naar binnen.

Het onweer dat ons tijdens onze eerste kampeernacht aan de rand van Yoho NP wakker houdt, laat zijn sporen na : het pad ligt bezaaid met omgewaaide kolossen. Hier en daar moeten we halsbrekende toeren uithalen om op koers te blijven.

Canada is nog steeds een van de groenste landen ter wereld maar de zeshonderdduizend vierkante kilometer bos die de provincie British Columbia rijk is (dat is ruim de oppervlakte van Frankrijk), krijgt het de laatste jaren zwaar te verduren. Een kleine, genadeloze vernieler, de minuscule schorskever, graaft al eeuwenlang onder de dennenschors in de Rocky’s. Door de milde winters van de laatste jaren overleven de keverlarven te gemakkelijk. Allerlei chemische methodes zijn al uitgetest om de plaag te bestrijden. Het wetenschappelijke blad Nature schreef erover en elke Canadees heeft het over die pine beetle en de klimaatopwarming. De catastrofe is dan ook schrijnend : van mijlenver vallen de roodkleurige, dode dennen op. Geschat wordt dat de kevertjes tegen 2020 meer dan de helft van de wouden hier kunnen aantasten. Alberta, de provincie ten oosten van BC, probeert met gecontroleerde bosbranden het gevaar op afstand te houden.

Hoog in de berenpaal

We informeren terloops naar de berenactiviteit in British Columbia. De vrachtwagenchauffeur lacht onze bezorgdheid weg. Zelf ving hij ooit met een lasso een beer die de paarden op zijn boerderij lastigviel. Toch doet Canada Parks er alles aan de bezoekers te informeren over de wildlife-gevaren. Duizenden grizzly’s, zwarte beren, poema’s, wolven, coyotes en lynxen leven in de uitgestrekte bossen van West-Canada. Zowat om het halfuur stoot je op een gevaarsbord. ” You are entering a core area of grizzly bears, please travel cautious.” Alle campings zijn voorzien van afsluitbare kastjes waarin etenswaren, kookgerei en toiletartikelen moeten worden opgeslagen. Zelfs de meest afgelegen kampeerplekken zijn uitgerust met berenpalen, om al wat geurt ver boven de berenneus te houden. De stadjes in de regio, zoals Banff, Jasper maar ook North Vancouver, hebben geĆÆnvesteerd in hermetisch afgesloten vuilnisbakken. De camping bij Lake Louise – de meest toeristische trekpleister – overtreft alles : een elektrische omheining rond het hele kamp om ongewenst bezoek buiten te houden.

In principe zijn beren niet gevaarlijk en gaan zij mensen liever uit de weg, maar wie kan het ze verwijten dat hun neus recht naar die graanrepen in de voortent van hikers wil ? Onze eerste kampeernacht in de wildernis is dan ook een onbehaaglijke ervaring. We controleren wel twintig keer of we alle aroma’s uit de rugzakken en de tent hebben gehaald. En dan nog. Onze tandpasta hangt dan wel hoog en veilig aan de berenpaal, maar wat met onze fris gepoetste tanden ? Beren kunnen die toch van mijlenver ruiken ? Kamperen in de wildernis geeft in Europa het ultieme gevoel van vrijheid maar hier, in het berenrijk, voelen we ons nietig en onrustig. We schrikken wakker bij het minste geritsel en herinneren ons midden in de nacht dat er nog ergens een vergeten pakje kauwgom in een broekzak moet zitten. ’s Nachts naar het toilet moeten is al helemaal uit den boze. Bij het krieken van de dag rennen kampeerders uit hun tent om het eerst bij de toiletten te zijn. Vergrendelde toiletten uiteraard, bearproof.

Maar alles went en al vlug loopt het avondritueel geolied. Ook overdag moeten we bij de pinken blijven. Wilde dieren worden niet graag verrast, zeker niet als ze jongen bij zich hebben. Veel stappers dragen daarom een fluitje bij zich maar wij houden het bij zingen, praten en in de handen klappen.

In Jasper begrijpen we plotseling waarom er zoveel heisa gemaakt wordt over het wildlife-gevaar. Vanuit de bus zien we een toeriste poseren op nog geen twee meter van een familie wapiti’s, een hertensoort die tijdens het voortplantingsseizoen bijzonder agressief uit de hoek kan komen. De hele bus slaakt een kreet van ongeloof. Onwetendheid blijft onuitroeibaar.

Ongewenst bezoek !

Het aanbod aan trekkings in de Rocky’s is overweldigend. We kiezen er Mount Assiniboine Provicial Park uit, de vergeten buur van het zeer toeristische Banff National Park. De wildernis laat er zich relatief gemakkelijk verkennen, de paden en kampeerplekken zijn uitzonderlijk goed onderhouden. Europa kan er wat van leren. Ons gekwetter houdt het echte wild op afstand. Hier en daar hangt de elandgeur nog in de lucht. Een tijdje stappen we met een klein hartje in het spoor van een poema. We vinden uitwerpselen van wolven en van beren die te veel bessen hebben gegeten. Maar het wild verschuilt zich behendig. Of is er iets mis met onze ogen ? ’s Avonds bij het kampvuur horen we van andere stappers dat we die grizzly en zwarte beer net gemist moeten hebben.

Een en al gefocust op het avondritueel van schrobben en poetsen, merken we een hert pas op als het al voorbij gewandeld is. Stilaan beginnen we te hopen een beer te zien. Vijf weken in de Canadese bossen moet toch minstens Ć©Ć©n spannende ontmoeting opleveren ? Maar we zijn gekomen voor de rotsige bergen en die zijn er in overvloed. Assiniboine is een lust voor elke bergliefhebber. Magistraal torent de berg uit boven al zijn broeders en waakt over ijskoude azuurmeren en zwevende arenden. De dennen en sparren steken als speren uit de grond. Lang en smal zijn ze, een trucje van Moeder Natuur, zo kan er ’s winters geen dik pak sneeuw op blijven liggen.

Die nacht, onder het oog van de ultieme berg, slapen we diep. De kilometers eisen hun tol. Alle lekkernijen zijn opgeborgen in de kastjes, onze schoenen staan ver buiten het bereik van de op leer verlekkerde stekelvarkens en de rugzakken hebben we voor alle zekerheid in plasticzakken gepropt. Al blijven we alert voor dat ene vreemde geluid naast de tent. Muizengescharrel ? Eekhoorntjes of marmotjes die vechten om een prooi ? De volgende ochtend zijn we dat alweer bijna vergeten, zo diep geslapen. Maar als ik mijn kleren wil aantrekken merk ik dat mijn T-shirt zowat gehalveerd is. Een indringer heeft zich een weg gebaand door de binnentent. Van de bezoeker zelf geen spoor meer, maar die aan flarden gebeten kleren liegen niet. Het kleine wild hebben we onderschat. Welke voorzorgen kunnen we nog meer treffen ? De Canadese die haar hele leven in de lodge bij Lake Magog blijkt te wonen, lacht als ze onze gehavende T-shirts ziet. ” A woodrat, no doubt“, klinkt het verdict en ze haalt er meteen een gids vol Rockygebroed bij. Knaagdieren zijn verlekkerd op zout en knabbelen lustig aan kleren en donsdekens. Als we een afbeelding te zien krijgen van onze inbreker, zijn we wat blij dat de slaap diep was. Pluimstaartratten zijn tot een halve meter groot.

Op kraambezoek bij de orka’s

We laten de woeste Rocky’s achter ons zonder ook maar een glimp van een beer op te vangen. Dan maar op walvissenjacht. In Vancouver stappen we de boot op die ons tot ver in de wateren van de VS racet. We varen tussen talloze eilandjes door en met de camera in de aanslag staren we uren vruchteloos over de eindeloze Stille. Tot plots een orkafamilie uit het niets opduikt. Alle camera’s schieten de lucht in maar de kolossen zijn de lens te snel af. Ze zwemmen rustig onder de boot door. Een geelroze miniversie zwemt tussen de familie mee. Natuurgids Alex maakt een vreugdesprongetje. Zelf heeft ze nog nooit een orkajong in het wild gezien. Dit exemplaar schat ze hooguit vijf dagen oud.

Dat we niet eens op een boot hadden moeten stappen, beseffen we op Vancouver Island. Terwijl we ontbijten op een van de uitgestrekte stranden op de westkust zien we de giganten voorbijdobberen. Bultruggen en grijze walvissen, melden kenners op de vloedlijn.

Ook minder oogstrelende taferelen wachten op het eiland. Verscheidene indianenstammen wonen hier teruggetrokken in de oerbossen. Maar van een authentieke levensstijl is bij deze North American natives weinig overgebleven. In Port Renfrew, aan de rand van het Pacific Rim National Park , stappen we door een trailerpark dat er veeleer uitziet als een containerpark. Alles wat stuk is, ligt in de voortuin geslingerd. Kinderwagens, elektrotoestellen, genoeg om een hele Vandenborre mee te vullen. Uit de stukgeslagen ruit klinkt oorverdovende hardcore.

Voor wie zich niet met het veeleisende kapitalisme kon verzoenen, is er de vlucht in de marginaliteit. Het onderwerp blijkt taboe in Canada, dat honderd jaar geleden contracten tekende om de gebieden van de indianen te lenen. Maar in Tofino, het surfersoord van het eiland, praten we met een indiaanse verpleegster van middelbare leeftijd. Bijna vijftig jaar geleden werd ze bij haar familie weggehaald en in een kostschool geplaatst, waar ze haar hele culturele bagage leerde te associƫren met mishandeling en afkeer. Een halve eeuw later springen de tranen haar nog in de ogen.

Magie in het regenwoud

Wij zijn naar het eiland gekomen om de 77 kilometer lange West Coast Trail te trotseren, die bekendstaat als de zwaarste Noord-Amerikaanse trektocht. De tocht is deel van een oud pad dat de first nations gebruikten voor handel en reizen. Het gebied is nog altijd eigendom van drie indianengroepen, maar Canada Parks heeft een overeenkomst gesloten : dagelijks mogen 52 hikers vertrekken. Die beperking moet de erosie in het woud minimaal houden. Bij het vertrek in Port Renfrew krijgen we een getijtabel mee, onmisbare informatie voor wie de schoenen droog wil houden tijdens de kilometers over het strand. De ranger informeert ons ook over het uitzonderlijk genadeloze weer waaraan de westkust blootstaat. Geregeld zijn er tsunami’s. Zelfs in de zomer is het heel gewoon dat zware regenval de paden in een modderpoel omtovert. Wij stappen zeven dagen onder een blauwe hemel en zakken nog tot onze knieĆ«n in de blubber.

De eerste kilometers door het regenwoud, in het Pacific Rim National Park, vorderen we als slakken. Het wildernisgevoel is alom. Reusachtige thuja’s, hemlock- en douglassparren pronken er met hun versierde stammen. De giganten dragen kleurrijke zwammen en vaak ook nieuwe boomscheuten. En korstmossen, overal korstmossen, soms in de vorm van slakroppen, dan weer als baardmossen, gedrapeerd over de takken, alsof de bomen alvast een lading sjaals hebben bovengehaald om zich voor te bereiden op de winter. Dit zuurstofrijke gebied krioelt van de eekhoorntjes en Stellers gaaien. En toch is de stilte er bij momenten onevenaarbaar. Alleen het geluid van de golven herinnert er ons aan dat de oceaan vlakbij is.

’s Avonds slaan we de tent op tussen de aangespoelde, verweerde boomstammen op het strand. In de baai maken we een kampvuur, kijken naar de ondergaande maan en laten ons in slaap zingen door de zeeleeuwen. Bij Nitinat Narrows vangt de indiaan met 50 cent-oorring verse krab voor hij ons de rivier overvaart.

Ook hier op het eiland worden we er geregeld aan herinnerd om wildlife wild te houden. Als we uitgepraat raken, blijven we dus in de handen klappen, zingen en hardop lachen met onze eigen moppen. Na vier weken Canada en duizend waarschuwingsbrochures en -borden hebben we nog altijd geen beer kunnen spotten. Maar op de zesde dag van de trektocht wacht De Ontmoeting. Afgeleid door de vlucht van een reiger zien we pas laat dat een zwarte beer onze richting uitkomt. Op het strand ! Het dier ziet ons zeker, maar verdwijnt weer in het imposante regenwoud. Eindelijk, we zijn gespot in Berenland !

Door Griet Van Nevel Foto’s Lotte Van Nevel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content