Ik ben opgevoed met ‘Rigoletto’. Als kind playbackte ik opera.

Mijn zus is vijf jaar ouder en zij was zangeres bij De Munt, in de tijd dat Gerard Mortier daar de plak zwaaide. Ik had dus een voorbeeld in de familie.

Nee, mijn vrienden wisten niet dat ik op mijn zeventiende zanglessen nam. Ik liep er ook niet mee te koop. Net zoals zij voetbalde ik bij de jeugdploegen van Club Brugge.

Na de muziekacademie van Brugge ging ik naar het conservatorium in Gent, daarna studeerde ik in Londen en in Santa Barbara in de Verenigde Staten.

In ’83 ging ik op wereldtournee met De macht der theaterlijke dwaasheden, een van de eerste grote producties van Jan Fabre. En ik toerde twee jaar met de English Touring Opera, met onder meer de titelrol in Don Giovanni van Mozart.

In ‘Man van La Mancha’ bij het Koninklijk Ballet van Vlaanderen debuteerde ik als musicalzanger. Een perfecte overgang, want Padre was een nogal klassieke rol.

Musical is een totaal andere zangtechniek. Als je klassiek zingt, is je lichaam voor honderd procent bezig met je stem te projecteren tot achter in de zaal. Vergelijk het met een cello : dat instrument trilt helemaal. Zo is dat bij een klassieke zanger ook : heel je lichaam werkt als klankkast. Maar daardoor ben je ook minder mobiel dan wanneer je versterkt zingt, door een microfoon.

Wat je ook leert als operazanger, is over medeklinkers heen te zingen. Je produceert vooral klinkers om mooie geluiden te maken. Maar zonder medeklinkers is een tekst minder verstaanbaar. Om musicals te doen, moest ik dus opnieuw met medeklinkers leren zingen.

Ik vertolkte de hoofdrol in ‘Les misérables’ in het Palace Theater op West End London, van oktober 2000 tot juli 2003. Acht voorstellingen per week, bijna drie jaar aan een stuk : welke operazanger doet dat na ? Die treedt drie, vier keer per week op en stopt dan voor maanden.

Mijn werkgever in Engeland was die van Broadway in New York. Maar daar hebben ze genoeg goede zangers, en ik weet niet eens of het me zou interesseren om daar op te treden. Ik wil gewoon goede rollen zingen.

‘Dracula’ is een van die rollen die je niet zomaar laat liggen. Ik vind ‘Dracula’ een pareltje, met prachtige emotionele momenten en grote melodische lijnen. Het is een zware rol, te vergelijken met die van Jekyll & Hyde. Die was extreem, met twee personages door elkaar. Dat constante omschakelen was zeer belastend voor de stem.

Een stem is een spier die je zoals alle spieren moet onderhouden door oefeningen te doen. Als ik in een productie sta, ben ik er automatisch veel mee bezig. Maar als ik een tijd niet werk, moet ik mezelf soms dwingen om te oefenen.

Als bariton blijft je stem groeien tot je een jaar of veertig bent. Daarna kweek je nog een tiental jaren stamina. Bij vrouwen ligt dat anders : een hoge stem is vlugger uitgebloeid dan een lage. Maar bij die laatste duurt het ook langer voor ze tot wasdom komt. Een alt komt pas later tot rijpheid, terwijl een sopraantje al op zeer jonge leeftijd sterk kan staan.

De laatste twee jaar was het zwakjes wat musical betreft. Omdat cultuurminister Bert Anciaux de subsidiekraan dichtdraaide. Musical is de enige van de podiumkunsten die niet gesubsidieerd wordt. Dat is toch te gek voor woorden ?

Maar de markt in België is ook zeer klein vergeleken met die van Nederland. In Vlaanderen wonen zes miljoen mensen, in Nederland drie keer meer. Bovendien zitten de theaters in Nederland ook midden in de week stampvol.

Aan de première van Dracula ging een maand van repeteren vooraf. Dat is kort, waarschijnlijk om budgettaire redenen. Als de musical niet meer gesteund wordt, moeten we maar roeien met de riemen die we hebben. Nee, het is niet gemakkelijk. Wij leven om te zingen, maar wij zingen ook om te leven.

Hans Peter Janssens (43) is zanger-acteur en speelt de hoofdrol in de musical ‘Dracula’, van 3 november tot 4 december in de Stadsschouwburg van Antwerpen.

www.musichallgroup.be

Griet Schrauwen / Foto Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content