Vr., 32 j., slank, donker type, halfvrij. Zoekt vriendschap met man tot 40 j., cult. minnend en met niveau.” Zo droog was de advertentie waaraan hij zijn ontmoeting met haar had te danken. Gewoon als hij was in het uiterlijk van mensen een diersoort te zien, had hij even gevreesd dat ze hem aan een poedel of struisvogel zou doen denken. Maar toen ze verscheen, in de stemmige kroeg die hij zorgvuldig uitgekozen had, bleek ze alles weg te hebben van een hinde. Helemaal zijn type. Dat merkte hij niet alleen aan de vanzelfsprekendheid waarmee hun gesprek voortkabbelde, maar ook aan chemisch spul dat diep binnenin borrelde, en zijn lichaam zowat de hele avond van een flinke uitstulping voorzag. Zij vond hem ook wel aardig, dat merkte hij aan de zoen die ze hem als afscheid gaf. Ze zocht met haar lippen zijn oor niet op, maar drukte ze vol op zijn mond. Geen tongzoen, dat zou te snel zijn. Tenslotte zocht ze niveau.

Hun volgende dates regelden zij per sms, dat godsgeschenk voor overspeligen en halfvrijen. Gebruind en stijlvol in de kleren, alsof ze uit een doosje kwam, verscheen ze altijd klokvast op de afspraak. Gelukkig woonde hij alleen, zodat ze hun toevlucht niet hoefden te zoeken tot rendez-voushotelletjes van het groezeliger soort. Ze kwam al vlug bij hem thuis, waar ze roze champagne dronken en de liefde bedreven met Pink Floyd op de achtergrond of – als ze in een kinky bui waren – Gregoriaans gezang. Ze vrijden bij kaarslicht, mild voor de beginnende rimpeling van hun huid. Zijn kamer werd dan een luchtbel buiten de tijd, zo’n glazen presse-papier waarin vlinders, bloemen en stukjes koraal gevangen zitten. Een simpel trucje leerde hem dat ze haar orgasmen niet fakete.

Na de seks voelde hij zich krachtig als een jonge god. Met haar hoofd op zijn borst las hij dan gedichten voor, of romanfragmenten die hem geraakt hadden. Zo’n privé-lezing kon haar niet lang genoeg duren. Ze genoot zo van zijn mooie stem, zei ze, zijn lippen aanrakend die ze fraai getekend vond. Eén keer snikte ze zachtjes, toen hij haar een verhaal voorlas over de ellendige dood van een misvormd meisje in een negentiende-eeuwse armenkliniek. Zelf schilderde ze. Ze deed hem een werkje cadeau. Fraaie curven die vaag aan vrouwenborsten deden denken.

Eens, toen hij het licht vergat te dimmen, merkte hij dat haar buik zwangerschapsstriemen vertoonde en een nevel van sproetjes. Tekens die erop wezen dat ze minstens één keer was bevallen. De namen van haar kinderen verklapte ze hem niet, noch die van het heerschap dat hij aansprakelijk achtte voor haar ‘halfvrije’ staat. Haar man was ergens iets hoogs, had hij begrepen, en klopte veel te lange dagen. Voor de rest loste ze bijna niets over zichzelf. Soms bekroop hem de neiging na te trekken waar ze woonde. Dat zou indruisen tegen de ongeschreven wetten van hun samenzijn. Hij deed het dan ook niet.

Ze waren passanten in elkaars leven. Passagiers in treinen die in tegenovergestelde richtingen wegijlen en even, verrukt, een glimp opvangen van elkaar. Dat hij haar helemáál wou, niet mondjesmaat, had hij haar een keer gezegd, in de nagloed van hun passie. ” No strings attached“, antwoordde ze toen eenvoudig. “Dat heb ik toch meteen gezegd, lieve jongen ?”

Met tegenzin schikte hij zich in zijn lot, bedacht dat het sprankelende van hun relatie wellicht juist zijn oorzaak vond in de schaarsheid van hun ontmoetingen. Doordat ze elkaar zo weinig zagen, bleef zij voor hem de ideale vrouw, de vrouw zonder gebreken. Godin van de gestolen tijd.

Pijnlijk bleef alleen de stilte, de leegte die als een verstikkende mantel over hem viel elke keer als zij weer weg was. Hij bestreed die door de simpele routinehandelingen te verrichten waarvoor hij sinds lang geen vrouw meer nodig had. Hij vulde de wasmachine en reinigde de pluizenfilter van zijn droogkast. Streek zijn hemden met de grootste zorg, alsof hij zich voorbereidde op het provinciale kampioenschap huishoudkunde. “Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen,” gromde hij in een zeldzame opstandige bui, “en rennen door het vuur en door het water plassen tot bij een ander lief in enig ander land.” Tenslotte stond het hem vrij om andere vrouwen te ontmoeten, vrouwen die wel all the way wilden gaan. Maar zij was nog maar pas vertrokken of hij hunkerde alweer naar de volgende keer. Roerloos bleef hij op haar wachten, dromerig de tuin instarend terwijl het zonlicht oorverdovend op de daken beukte, terwijl de regen neerdruiste en grote vlokken angstig naar beneden suisden in het schreeuwlandschap. Traag gleden zo de seizoenen en stemmingen voorbij.

Soms vroeg hij zich af of ze, mocht hij nu sterven, op zijn begrafenis zou zijn. Hij zag haar al ter offerande gaan : hoogpolig en chique, het gezichtje verborgen achter een sluier die het nog charmanter maakte dan anders. Droefheid uit een sexy modeblad. Haar elegante verschijning, dat wist hij wel zeker, zou zijn vrienden op de uitvaartdienst nog doen knarsetanden van jaloersheid. Postuum en met terugwerkende kracht.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content