Traditionele muziek uit Mali met een vleugje latin of blues. Gespeeld met een talent dat doet denken aan rockgoden als Eric Clapton of Jimi Hendrix. Zanger-gitarist Habib Koité heeft in eigen land een haast goddelijke status bereikt. Zijn nieuwe cd Baro moet hem nu wereldfaam brengen.

Wat Youssou N’Dour voor Senegal is, is Habib Koité voor Mali. Een rolmodel waar heel het land zich aan optrekt. Een popster naar wie klein en groot opkijkt. Hij wordt ook wel ‘de Afrikaanse Eric Clapton‘ genoemd. Een omschrijving die niet te letterlijk te nemen is, al is Koité effectief niet alleen met de Malinese blues maar ook met rockhelden als Clapton en Jimi Hendrix opgegroeid. Koité wordt eenzelfde hemelse gave toegedicht als die twee Angelsaksische gitaargoden. De virtuoos heeft een unieke stijl, die grotendeels te danken is aan het gegeven dat hij de techniek die zijn opa op de ngoni (een viersnarige harp) hanteerde, adapteerde voor de akoestische gitaar. Zo ingehouden als zijn zang is, zo fijnzinnig is zijn getokkel.

Dit grote talent uit de Wassolou-regio, dicht bij de grens met Senegal, bleef vrij lang anoniem. De Koité-familie geniet het voorrecht griots voort te brengen, barden die van generatie op generatie 200 jaar Afrikaanse geschiedenis via lofliederen overleveren. Sommige van die liederen behandelen zoveel historische feiten dat ze twee dagen kunnen duren. Habib Koité laat een frisse wind door het griot-landschap waaien: in plaats van zoals vele anderen de lofliederen van zijn Mandinka-bevolkingsgroep af te stoffen en op te blinken, giet hij de traditie in toegankelijke, universele songs. Hij was pas 40 toen hij drie jaar geleden met zijn tweede cd Ma Ya definitief internationaal doorbrak en tournees door West-Afrika, Europa, Noord-Amerika, Japan, Turkije en Kazachstan zijn deel werden.

Op zijn nieuwe cd Baro staan twee nummers, Batoumambe en Cigarette Abana, waarop de geest van Cuba rondwaart. De typische pianopartijen uit de salsa worden hier vertolkt door de ngoni. Zo werkt Koité in zijn fusionkeuken: hij neemt ingrediënten uit alle hoeken van de wereld maar de gerechten die hij serveert, zijn niettemin door en door Afrikaans. Cigarette Abana is overigens een herneming. Het liedje stond al op zijn debuut Muso Ko. “Vermits de nieuwe plaat in zovele landen, en ook in Amerika, wordt uitgebracht, vind ik het belangrijk om de antitabakboodschap die in die song zit verder uit te dragen”, vertelt de auteur.

Batoumambe is een traditional uit Ségou, een regio in Mali. Het vissersliedje gaat over de onmogelijke liefde tussen een jonge visser en een meermin. “Om ons te amuseren hebben we er een vleugje latin aan toegevoegd. Mijn muzikanten zijn gebeten door het Cuba-virus, vandaar.” Het is frappant hoe vlot Afrikaanse klanken met muziek uit andere streken gelinkt kunnen worden. Kijk hoe Afro Celt Sound System de connectie met de Ierse folk blootlegt. Let ook op de verwantschap tussen Amerikaanse en Malinese blues. Het op Baro te vinden Roma doet zelfs oosters aan. “Iemand anders vertelde me dat het hem deed denken aan de muziek van de indianen uit het Andes-gebergte”, reageert Koité. “Dat nummer is ontstaan uit improvisaties op een fluit. Ik speelde wat met melodielijnen uit mijn bambara-cultuur. Eerlijk: ik heb er zelf tot nu toe niets oosters in gezien. Nu is het wel zo dat je in bepaalde gebieden van Mali grote concentraties Koreaanse migranten hebt. Zij hebben hun invloed gehad op de etnische bambara-muziek.”

Koité wil niet gezegd hebben dat de muzikale tentakels van Afrika zich over de hele wereld verspreid hebben. “Ik weet wel: het is een tendens om erop te wijzen dat alle goede muziek uit Afrika stamt. Ik wil niet de pretentie hebben om andere muziek te claimen. Wie beweert dat Afrika verantwoordelijk is voor alle kwalitatieve Amerikaanse en Europese muziek, verloochent de verdienste van de artiesten in die continenten. Het klopt waarschijnlijk dat heel wat hedendaagse genres in Afrika hun origine vonden, maar wat de westerse muzikanten op dat fundament uitgebouwd hebben, mag je niet onderschatten. Ze hebben het getransformeerd tot iets wat echt van hen is. Uiteraard heeft de Cubaanse muziek afro-roots, maar als een band uit Havana rumba speelt, denk ik niet aan Zaïre, maar aan Cuba.”

Afrikaanse muzikanten, zoals N’Faly Kouyaté van Afro Celt Sound System, luiden regelmatig de alarmklok. Ze stellen dat de griot-cultuur bedreigd wordt. In de steden hebben de jongeren geen voeling meer met de orale traditie. Griots kunnen niet langer op mecenassen terugvallen. Vroeger fungeerde de rijke adel als opdrachtgever, tegenwoordig zijn deze troubadours afhankelijk van de westerse platenfirma’s. De druk van de commercie en de veramerikanisering weegt door.

“Vele griots programmeren hun muziek op de computer, omdat dat het werk vereenvoudigt”, geeft Koité toe. “Het is ook een pak goedkoper: de meesten hebben niet de middelen om een uitgebreide groep in de studio uit te nodigen. Live gebruiken ze echter wel nog authentieke instrumenten als ngoni, kora, talking drum en djembé. Ik vrees niet dat die zullen uitsterven. Ik zie nog genoeg collega’s die voor de akoestische aanpak kiezen. De drummachine zal de percussionisten nooit kunnen vervangen.”

De Afrikaanse muziek kan op uiteenlopende manieren gemoderniseerd worden. Je hebt artiesten die traditionele melodieën en ritmes volledig op hedendaagse apparatuur spelen. Anderen spuiten enkel een laagje synthesizer over de etnische kern. Iemand als Habib Koité kiest voor de derde weg en giet de traditie in moderne songstructuren. “Ik heb bijna vijftien jaar in clubs gespeeld. Het systeem was: u vraagt, wij draaien. Alles stond op mijn repertoire toen: jazz, variété, funk, Europese pop, afro, enzovoorts. Het gevolg is: wanneer ik nu eigen nummers creëer, komen die diverse invloeden die ik toen absorbeerde spontaan weer bovendrijven.”

De westerse, contemporaine injecties zijn bij Koité subtieler dan bij een Mory Kante, die niet vies is van dominante elektronica. “Misschien dat ik op een dag capituleer, maar op dit moment zie ik geen heil in de synthesizer. Niet dat ik tegen technologie ben. Het mengpaneel dat we voor Baro gebruikt hebben, was immers pure hightech. Enkele keren heeft de technicus een delay– of chorus-effect op mijn gitaar gezet. Toegegeven, zoiets klinkt aangenaam in de oren. Zolang de sound naturel en de spirit ongeschonden blijft: niets op tegen.”

Op Kumbin, een nummer op zijn vorige cd Ma Ya, maakte de Malinees zijn haat-liefdeverhouding tegenover de spitstechnologie al duidelijk. “Ik hou van de moderne communicatiemiddelen, van multimedia, fax en internet. Maar tegelijk heb ik enig voorbehoud. We moeten erop toezien dat de enorme vooruitgang de natuur niet schaadt. In Afrika is er een totaal gebrek aan ecologische bewustwording. De mensen staan er niet bij stil dat de natuur kan verdwijnen als we geen moeite doen om haar te conserveren. In Kumbin vraag ik hen aan later te denken. Ik wil de evolutie niet tegenhouden maar vraag aandacht voor het milieu.”

Het lijkt alsof de songschrijver met de jaren introspectiever wordt. Huppelende, tot dansen nopende nummers à la Kunfe Ta uit zijn beginperiode maakt hij haast niet meer. “Het is logisch dan mijn muziek nu anders klinkt. Mijn debuut, waarop Kunfe Ta stond, werd in twee dagen opgenomen. Er is sindsdien meer maturiteit en reflectie in mijn platen geslopen. Ik reis nu al vijf à zes jaar de wereld rond. Mijn leven is daardoor ingrijpend veranderd. Mijn perceptie is navenant. Tijdens die tournees zit mijn hoofd vol ideeën die ik niet meteen kan uitvoeren. Ik moet echt tijd vrijmaken om die uit te werken. Automatisch ga je dan bewuster en gedisciplineerder met het creatieve proces om. Vandaar wellicht dat mijn liedjes een introspectiever, kalmer karakter krijgen. Toch staan er meer dansnummers op Baro dan op de tweede cd Ma Ya, zoals bijvoorbeeld Tere en Takamba.”

Vorige herfst doorkruiste Koité samen met diva Oumou Sangare de Verenigde Staten. Als Voices Of Mali brachten ze een dubbelconcert. Sangare is een verwante ziel. Net als Koité is zij een geëngageerde artiest die het idee verwerpt dat muziek voor de griot-kaste gereserveerd moet zijn. “Oumou is uit dezelfde buurt afkomstig als ik. We wonen twee kilometer van elkaar vandaan. Zo verschrikkelijk close zijn we nu echter ook weer niet. Ze is een getrouwde vrouw, om te beginnen. We zijn allebei drukbezet, maar voelen toch enige affiniteit met elkaar. Haar man, die tevens haar management verzorgt, geeft me soms zakelijk advies. Er is dus duidelijk een binding. Ik heb haar trouwens graag. We hebben ons goed geamuseerd op die Amerikaanse tournee.”

Sangare behoort tot de nieuwe, rebelse generatie Afrikaanse vrouwen die openlijk over lief en leed van het huwelijk zingen. Ze schrikken er niet voor terug om in liedjes te praten over de pijn die voortspruit uit de polygamie. “Ik begrijp haar standpunt volkomen”, zegt Koité. “Ik heb zelf in het nieuwe nummer Sinamaw Denw de vinger op de wonde gelegd. Beeld je de situatie eens in: een man heeft verscheidene vrouwen en bij elk van hen heeft hij kinderen. Die dreumesen hebben enkel hun vader gemeen. Als zij dezelfde twee ouders hadden, zou de onderlinge band veel hechter en steviger zijn. Met meerdere echtgenotes in één huis komt er vroeg of laat ruzie. De kinderen kiezen automatisch partij voor hun mama. Dat zorgt voor een schisma, voor verdeeldheid in het gezin. Die verwarrende situaties thuis zaaien enkel vertwijfeling. Het gebeurt vaak dat één van de echtgenotes plots haar koffers pakt. Niet dat het tot een echtscheiding komt. Nee, als zij er genoeg van heeft, gaat ze voor een maand weer bij haar ouders wonen. De kleintjes neemt ze mee, de grote kinderen blijven bij hun vader. Het kan toch niet anders dan dat zoiets je als kind tekent. Komt daarbij het probleem van de ongelijkheid. De man onderhoudt de vrouw. In deze harde tijden weegt de polygamie economisch zwaar door. Als je drie vrouwen hebt, heb je minstens negen kinderen. Kun je nagaan hoeveel geld zo’n groot gezin je kost.”

De vrouwen zijn belangrijk in het oeuvre van Habib Koité. Hij bezingt vaak hun schoonheid. In Wassiye bijvoorbeeld uitte hij zijn blijdschap toen bleek dat zijn dochter een spiegelbeeld werd van zijn mooie echtgenote. Evengoed geeft hij kritiek op zwarte vrouwen die met smeersels hun huid minder donker willen maken. De andere sekse is een inspiratiebron waaraan hij zich al te graag laaft. Hij wordt, ter verantwoording, bijna filosofisch: “Materiële waarden nemen steeds meer plaats in het leven van de mensen in. De menselijke waarden blijken ze stilaan te vergeten. Als songschrijver is het mijn taak om hen daaraan te herinneren. Die diepere, emotionele waarden voel je nog het sterkst bij de vrouwen: de intieme relatie die ze hebben met hun kind, hoe ze hun kroost beschermen ook. Vrouwen kennen het geheim van de liefde. Zij koesteren de liefde.”

Hoewel Youssou N’Dour en Baaba Maal deuren hebben geopend voor jongere Afrikanen als Habib Koité, hebben die twee baanbrekers het niet onder de markt gehad. Zij werden bij de start van hun carrière ontmoedigd door hun omgeving. Hun vaders tekenden aanvankelijk bezwaar aan tegen hun beroepskeuze. Een probleem waarmee Koité zich nooit geconfronteerd zag. “Mijn grootvader speelde ngoni om den brode. Daarmee voedde hij zijn drie vrouwen en zijn omvangrijke kroost. Mijn vader was lange tijd gitarist en accordeonist bij een aantal orkesten, tot zijn schoolloopbaan dat niet langer toeliet. Omdat er niettemin altijd gitaren rondslingerden in ons huis, pakten mijn broers en ik die spontaan vast. Bovendien zong mijn moeder traditionele liederen op huwelijken.”

Toch had hij destijds een alerte oom nodig om zijn weg te vinden naar het Institut National des Arts. “Ik wist niet eens van het bestaan van dat instituut af. Ik ging naar een basisschool in ons dorp in de jungle. Na de eindtesten moest je daar een fiche invullen. Om verder te studeren moest je een keuze maken uit drie op de fiche vermelde scholen. Daar stond geen kunstschool tussen. Er leek voor mij een toekomst als ingenieur weggelegd. Mijn moeder had me gezegd dat ik zwaar zou moeten blokken en dat ik het gitaarspelen maar uit mijn hoofd moest zetten. Een oom, die ik nauwelijks kende, was inspecteur in het onderwijs en kreeg mijn papieren onder ogen. Hij wist via een andere oom dat ik graag gitarist wilde worden en heeft ervoor gezorgd dat ik toch nog op het Institut National des Arts ben terechtgekomen. Zo leerde ik het paradijs kennen (lacht). Ik zag daar alles waar ik stilletjes van had gedroomd: gitaren, versterkers, repetitieruimten. Ik oefende van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Als ik dan uiteindelijk toch thuiskwam, vroeg mijn moeder wantrouwig waar ik had uitgehangen. Ze geloofde natuurlijk niet dat ik zo lang op school was gebleven (lacht).”

Na amper drie maanden schopte Koité het al tot leider van de schoolband. “De andere muzikanten over wie ik de leiding had, waren veel ouder dan ik. Toch accepteerden ze mij omdat ze de honger in mij voelden en beseften dat ik een goed inzicht had in de materie. Ik begon al snel arrangementen te schrijven.”

Na de luitenant te zijn geweest van Keletigui en Toumani Diabate ging Koité in ’88 voor eigen rekening werken en richtte hij de groep Bamada op. Het zou nog tot ’95 duren voor hij zijn cd-debuut Muso Ko afleverde. “Het was helemaal niet mijn bedoeling om platen te maken. Ik verdiende voldoende geld in de clubs. Mensen die naar me kwamen kijken, moedigden mij dikwijls aan: je moet een plaat of een cassette opnemen. Zoetjesaan groeide het verlangen om mijn liedjes vast te leggen. In ’92 bracht ik mijn eerste cassette met twee songs uit in Mali. Er werden videoclips van die nummers gemaakt. Ik kwam op tv en de mensen zeiden: ‘Er is een nieuwe ster geboren.’ Ik had plots veel succes, zeker bij de jeugd. Vanaf dat moment ben ik de muziek serieuzer en professioneler gaan bekijken. Ineens viel alles op zijn plaats. Ik was er klaar voor.”

Baro is uit bij Putumayo / Culture Records. We geven vijf exemplaren van het album weg. Habib Koité concerteert op 11 mei in CC Dendermonde en op 12 mei in het Zuiderpershuis in Antwerpen. Voor dat laatste optreden hebben we ook vijf keer twee vrijkaarten. Deelnemen kan door een e-mail te sturen naar weekend@knack.be of een gele briefkaart naar Weekend Knack, Raketstraat 50 (bus 3), 1130 Brussel, met de vermelding ‘Habib Koité’.

Peter Van Dyck / Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content