We lachen uitbundig, ik iets te. Dat ik een goeie west-fluut ben, heeft ze net geschouderklopt. ” Getter andr’ uuk. Mijn schoonmoeder bijvoorbeeld. Maar gij, mijn kind, gij zijt een goei.

Mijn buurvrouw. Een Gentse, een echte. Heeft het over een keu als ze een paardenstaart bedoelt, noemt een gekleurde medemens een muur (van ‘moor’, ontcijferde ik nadien), en eist van haar gesprekspartners een parate kennis van het Gentse stratenplan. En, bij voorkeur, ook van de bijbehorende bewoners. Van nu én vroeger. ” Marietje, ge weet wel, van deLuzeveessersstroate.”

Elf jaar woon ik er nu. En au fond ben ik nog steeds een inwijkeling. Een West-Gentenaar. Samen met duizenden anderen. Waarom ik na mijn studie niet teruggekeerd was, vroeg de provincie West-Vlaanderen me ooit, in een lijvige enquête. De vraag brak mijn hart. Met een gevoel van landverraad heb ik antwoorden gezocht. Helaas, ik heb er geen pasklaar gevonden.

Alleen dit : dat ik mijn hart heb verloren aan de Arteveldestad. Al zal de slokdarmdiepe huig-r nooit de mijne zijn. En zal ik me nooit met het zwart-witte stropje mogen behangen tijdens die tiendaagse rapsodie, die straks weer begint.

Ik heb getwijfeld, dat wel. Even toch. Of Brussel niet meer in zijn mars had. Leuven? Antwerpen misschien ? En moest ik niet terug naar het groen ?

Maar toen kwam die ene zondagmorgen die alles duidelijk maakte. De lucht popelde. Er was een schalkse zon. Er was die accordeonist in de oksel van de Sint-Niklaaskerk die het bitterzoete mineurregister van The Godfather aansneed. Er was een Graslei die glimlachte. Een bloemenmarkt die schaterde. Een Belfort en een Sint-Baafskathedraal die ouderlijk knipoogden. Een Gravensteen dat geruststelde. Een Jacob Van Artevelde die de weg wees. En stonden die eik en die linde daar altijd al naast elkaar, in het Baudelopark ? Dankzij de mythe van Filemon en Baukis (oude geliefden die na hun dood tot een linde en een eik uitgroeien en zo verder samenleven), altijd goed voor een ontroerde surplace.

Er gebeurde niks die ochtend, maar plots was het helemaal duidelijk. Ten huize Claeys blies de schoorsteen witte rook. Habemus urbem.

Eerlijk. Ik had het eerder ook al eens in Rome gejubeld. En in Parijs. Ook in Sevilla, ooit. Maar dat was, vermoed ik, esthetische overweldiging die voor verwarring zorgde. Het lotsbestemmende gevoel die zondagmorgen was anders. “Hier kan ik ongelukkig zijn”, kiest een man zijn thuis in Dimitri Verhulsts Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Ziedaar, de kern van de heimatzaak.

Een tip nog : kies bij valavond een bankje aan de Lievekaai. Laat die immense treurwilg u over de bol aaien. Voel de blikken van het Gravensteen links van u. Die van Gents mooiste brugje rechts van u. Blijf even zitten. En luister naar wat Gent u te vertellen heeft.

Hemels. Wordt zelfs een Nederlander stil van.

(En vlug. Want zaterdag snelt de stilte de stad uit voor tien dagen Gentse Feesten.)

guinevere.claeys@knack.be

Guinevere Claeys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content