De bijzonderste interieuraccessoires van de lente zijn een eindeloze boomstam en een oorspronkelijk voor campings bedoeld krukje. Zullen we van onze woonkamer een tuin maken ?

Waar begint de tuin en waar eindigt de woonkamer ? Waar ligt de grens tussen binnen en buiten ? Idealiter : nergens. Helaas wil het in onze streken al eens vriezen en het regent bovendien veel vaker dan goed is voor ons gemoed. We zijn dus verplicht, uitgezonderd een handvol zomerdagen (met wat geluk), ons te barricaderen achter baksteen, isolatieschuim en dubbele beglazing. Er staat met andere woorden wel degelijk een muur tussen binnen en buiten, letterlijk en figuurlijk. Een huis is geen tuin, wat bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat we in onze woningen ander meubilair gebruiken dan op onze gazons en terrassen, al was het maar om praktische redenen. Een gestoffeerde fauteuil houdt het buiten geen week vol en een gazon in de slaapkamer vergt zware inspanningen met de gieter : het is al moeilijk genoeg om een kamerplant in leven te houden.

De designsector doet nochtans hardnekkige pogingen om de natuur naar binnen te halen. Het fenomeen is niet nieuw. Toen Verner Panton eregast was van Interieur, in 1978, bedacht hij een interieur op basis van hooi. En de Franse groep Luxlab, onder leiding van de sindsdien erg succesvol geworden designer Jean-Marie Massaud, ontwierp vijf jaar geleden een lichtjes glooiend, zeer spectaculair grasperk voor binnengebruik. Het meest gegeerde woonaccessoire van deze lente is een boomstam, middels schragen te transformeren tot een meterslange zitbank. Het idee komt van de designers Andrea Branzi en Ronan en ErwanBouroullec, die in januari tijdens de meubelbeurs van Keulen een fel opgemerkte installatie creëerden, waarvan een dergelijke dertig meter lange boomstam het hart was.

De drie geciteerde voorbeelden zijn niet veel meer dan concepten, ideeën, suggesties. In het werkelijke leven halen we niet zozeer de tuin naar binnen, als wel tuinmeubilair. Laten we even stilstaan bij wat wellicht het schoolvoorbeeld is van die decoratiestrategie : de Tam Tam, een plastic krukje van Franse makelij, dat de voorbije maanden een opgemerkte comeback heeft gemaakt. Henry Massonnet, de ontwerper en fabrikant, schat dat hij de voorbije vijfendertig jaar meer dan twaalf miljoen exemplaren heeft verkocht van zijn ontwerp. De entrepreneur, die tachtig is, groeide op in Oyonnax, een stad in de aanloop van de Alpen waar verschillende plasticfabrieken zijn gevestigd. Zijn familie deed in kammen. Zelf werd hij, via enkele omwegen, ook fabrikant. Hij kapte vroegtijdig met school, schilderde houten knopen, lanceerde zich vervolgens in de breinaaldensector, en begon eind de jaren veertig in Nurieux zijn eigen bedrijf, Stamp, dat aanvankelijk gespecialiseerd was in plastic huishoudwaren. De Tam Tam dateert van 1968. Stamp maakte op dat ogenblik hoofdzakelijk plastic containers voor industrieel gebruik. “Ik had een systeem ontwikkeld,” zei Massonnet onlangs tijdens een gesprek in zijn kantoor, “waarmee we ongezien grote voorwerpen konden produceren ; dat patent heb ik aan Japan verkocht.”

Bij Stamp werd in die periode nog slechts één voor particulieren bestemde lijn gemaakt : draagbare koelboxen, bestemd voor de camping.

“Op een dag heb ik besloten een stoeltje te maken dat bij die koelboxen zou passen. Ik heb het zelf ontworpen. Ik wou dat het stoeltje uit twee identieke helften zou bestaan, die makkelijk konden worden samengebracht. Erg veel mogelijkheden heb je dan niet. De Tam Tam heeft een wiskundige vorm. Research ? Dat was niet nodig. Het was allemaal heel simpel. Moe ben ik er niet van geworden.”

“Ik heb gedurende een jaar nauwelijks een Tam Tam verkocht. De mensen hielden er niet van. Ze vroegen : ‘Wat is die jojo ?’ ” Redding kwam in de persoon van Brigitte Bardot. Het vooraanstaande Franse woonblad Maison & Jardin, dat niet meer bestaat, publiceerde een fotoreportage over de beroemde villa van Bardot, La Madrague. In het midden van haar woonkamer prijkte fier een exemplaar van Massonnets campingkrukje. “Toen is alles veranderd.” Stamp kon de vraag nauwelijks bijhouden ; in de fabriek werden honderd stoeltjes per uur gemaakt, een half miljoen per jaar. In een waslijst van kleuren, van wit tot amarillo over gechromeerd groen. Er kwamen ook varianten, zoals een Tam Tam met ingebouwde asbak, of met een draaiend plateau, maar erg succesvol waren die niet. In tegenstelling tot een latere reeks plastic tuinstoelen, waarvan vier tot vijf miljoen stuks werden verkocht.

Massonnet verkocht zijn bedrijf in 1988, aan de zakenman François Pinault. Het werd later eigendom van een Zweedse groep, die vooral geïnteresseerd was in de plastic containerbusiness. De Tam Tam werd aan zijn lot overgelaten, vergeten. Van een half miljoen exemplaren per jaar zakte de productie naar vijfduizend exemplaren per jaar. “De voorbije jaren vroegen mensen me vaak waar ze een Tam Tam konden vinden. Dan zei ik : ‘Geen idee, maar u kunt altijd naar Nurieux komen.’ ”

Vorig jaar bestelde Habitat een groot aantal stoeltjes bij de fabriek ; ze worden verkocht voor negen euro, in zwart, wit en rood. Brannex, een obscuur designmerk, overspoelt de markt sinds enige tijd met Tam Tams in tientallen kleuren en afwerkingen, aan twintig euro. Het campingmeubel wordt nog nauwelijks buiten gebruikt, wel in woon-, slaap- en badkamers (zelf vond ik enkele maanden geleden twee oude, rode exemplaren bij het afval op straat ; in mijn woonkamer staat ook een replica van een voor de tuin bestemde schommelstoel van de Zwitserse designer Willy Guhl – in de jaren vijftig werd die uitgevoerd in asbest, maar mijn versie is volgens de verkoper gemaakt van een materiaal dat de gezondheid geen schade toebrengt). Hedendaags tuinmeubilair kost wellicht iets meer dan de Tam Tam, maar past net zo goed, zoniet beter, in een modern interieur. Buiten, in parken en tuinen, waarvoor ze in feite bestemd zijn, maken deze meubels meer indruk dan de zoveelste karakter- en kleurloze houten bank in Britse stijl. n

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content