Kurt Cobain op alle covers, afgewassen houthakkershemden op de catwalk, Naomi ‘X’ Wolf als akela: grunge is klaarblijkelijk terug, omdat de huidige alternatieven, zo zegt men, te klinisch en te geconditioneerd zijn geworden.

In de vroege jaren negentig waren vuile vingernagels een must in de modefotostudio maar niet aan tafel, en dat was niet eens een van de meer frappante tegenstrijdigheden die de grungehysterie met zich meebracht. De rest van de media had het evenmin makkelijk. Nieuwsreporters gingen op zoek naar de belijders van Generation X, maar vonden alleen vooringelichte cynici. Muziekrecensenten lieten gelijk welk geluid vanuit grungehoofdstad Seattle overvliegen, en kregen vooral rammelende derivaten van Neil Young te horen, in de meeste gevallen speciaal voor de gelegenheid, of erger, voor de grap opgenomen.

Neen, het hoofdstuk van de grunge werd niet moeiteloos geschreven. Allereerst was er die onwelluidende soortnaam die zich maar niet fatsoenlijk liet uitspreken: zelfs cultuurfilosofen en trendwichelaars hadden moeite met de articulatie, toch een eerste vereiste voor dossierkennis. (Voor de goede orde: ‘grunge’ rijmt perfect met ‘brunch’.)

Ten tweede wou geen levende ziel zich onder de noemer ‘grunge’ laten onderbrengen: men mocht de indertijd geviseerde pop- en rockgroepen, schrijvers en modemakers bestempelen als wat dan ook, zolang het g-woord maar niet viel. Want grunge, zo luidde het verweer, was een antibeweging, een expressie ingegeven door onvrede en frustratie, en die liet zich niet catalogiseren als alweer een fait divers.

Het grungefenomeen was geen samenzwering, en precies daarom zo kwetsbaar, om niet te zeggen efemeer. Het was een haast toevallige ontmoeting van muziek, mode en een onbezoedelde maar ook onbeholpen ideologie; grunge gromde, maar dan eerder op zeurderige toon dan dreigend. Zoals bij zovele popculturele schisma’s ging het de grungebeweging om het verwerpen van het voorafgaande tijdperk, in casu de jaren tachtig, die op een ziektebeeld leken, toch voor een nieuwe generatie in wasdom. De eighties waren vals en plastic en kil geweest, en hadden iedereen gehersenspoeld. De yuppie moest naar de slachtbank, dat stond vast, maar nog eerder wilde wie jong was in de vroege nineties terug naar vroegere, meer alternatieve idealen, naar die van de hippies bijvoorbeeld, of naar die van de huizenkrakende punks. De economie haperde en de meer alerte tieners gingen zich weer interesseren voor ecologie en individualisme, waarvoor een strijd moest geleverd worden. Wie de algemene stijltijdschriften van toen terug ter hand neemt, kan lezen over de toenmalige populariteit van psychedelische drugs, designerklompen, de socialistische klaag-alles-aandrama’s van Hanif Kureishi ( The Buddha Of Suburbia) en de Nieuwe Nomaden, die in tenten en caravans leefden en aan te leggen snelwegen blokkeerden. Terug naar de natuur, terug naar de realiteit, terug naar het gevoel: als er toen nog meer slogans nodig waren, dan konden die (mits een turbovertaling) zo op een zelfgebreide trui.

De echte ontsluiting kwam evenwel uit de hoek van de rock-‘n’roll. Grunge werd geboren op het moment dat Nirvana, drie etters uit Seattle, USA, een platencontract tekende, hoewel geen enkele partij weet had van wat zou volgen. Tegen zowat ieders verwachting in katapulteerde de luidruchtige en neurotische muziek van Nirvana zich zowat overal in de wereld naar de nummer 1-plaats, volgens cultuurgeschiedschrijvers het ultieme bewijs dat de underground de jaren negentig al van bij de start had overgenomen. Kurt Cobain, van in de wieg al een beetje beschadigd, werd aldus de Messias en zijn thematiek de toonaard.

Angst, zelfanalyse, desillusie, gespletenheid, ironie en anticonformisme: het zat ook allemaal verwerkt in de aanstormende literatuur ( Douglas Coupland, Dennis Cooper), cinema ( Gus Van Sant, Richard Linklater) en zelfs comedy ( The Simpsons). In Modeland was het schenenschoppen tezelfdertijd begonnen, met een nieuwe lichting fotografen ( Corinne Day, David Sims) en stylisten ( Melanie Ward). Die haalden bleke jongens en schichtige meisjes van straat en stopten hen in een verschoten tweedehandsplunje, of in witte singlets.

Gebroken vogeltjes in de modebladen, apathische hoofdrolspelers in de bioscoop, mistige protagonisten in de romans, onzekere helden op de rockpodia: willekeurig samengevoegd, achteloos geschud en bam!, grunge had een cast. Op geheel postmoderne wijze voelde het internationale marketingwezen zich dan ook verplicht de grungeboodschap uit te dragen, met enkel pijnlijke gevolgen (genrefilms als Singles, de terreur van de ‘rebelse’ ringbaardjes, spaarrekeningadvertenties met groezelige grafiek à la David Carson).

Tegen de tijd dat de mediamachine haar werk had gedaan, kon nog steeds niemand het g-woord uitspreken, maar men wist wel hoe de stijl eruitzag. Toch bij benadering. Want toen de rauwe, mistroostige modebeelden al te veel gingen circuleren, nam zelfs president Clinton de term heroin chic afkeurend in de mond. Marc Jacobs, sterontwerper te New York, imiteerde de door elkaar geklutste rommelmarktstijl van grunge op een chique catwalk, en hij werd prompt ontslagen door Perry Ellis, zijn broodheer in de tijd. En, een tweede bam!, Cobain schoot zichzelf voor het hoofd, in een klimaat dat de muziekpers meer over het harddruggebruik dan over de platen van de grungegroepen kon vertellen. Nauwelijks een paar jaar na de hoerastemming kreeg grunge niet eens een begrafenis, ook al omdat de minimale zenbeweging en de neogotische garde aan de trenddeurbel kwamen trekken. Grunge haalde de helft van de nineties niet eens, wat achteraf bekeken misschien niet eens zo verwonderlijk is. Het hele genre was allesbehalve op vooruitgang gebrand: wie de grunge-ethiek aanhing, haatte house en techno wegens ’te onpersoonlijk’, had schrik van computers omdat die ‘afstompend’ waren, beschimpte de gezondheidsrage uit ‘principiële overtuiging’, en vond elke vorm van entertainment ‘Orwelliaans’. In feite schuilde in elke overtuigde grunger (m/v) een oud besje. Met vuile vingernagels, dat wel.

Vandaag de dag is grunge aan een herdenking toe, toch volgens de Vogues en de MTV‘s. Veel vroeger dan in het draaiboek der revivals staat eigenlijk, maar de nood is te groot. Modeland heeft een indigestie overgehouden aan haar zelfgecreëerde back to the eighties-hype en heeft een afdoende pil nodig. De rockwereld staakt even het sowieso weggegooide applaus voor nu-metal en viert, gekleed in het obligate houthakkershemd, de tiende verjaardag van Nevermind, de nog steeds essentiële succeslangspeler van Cobain & co. De recente roep om grunge dient vooral om de balans enigszins te herstellen. Fashionista’s schreeuwen weer om wat vuil en wat trash, want hun dure luxelogo’s zijn gaan vervelen, en zijn uitgehold. Rockpuristen hebben weer nood aan Diepgang, omdat die van Britney en Beyoncé te complex is voor hun oren. Dus doet men gewichtig over verfrommelde gitaarbands als The Strokes of The White Stripes, of over Staind en System Of A Down, die sikken op hun kinnen hebben. Op de catwalks is weer kapotgescheurde en opgelapte jeans te zien, afgetrapte legerbottines, en ook werkmanshemden (met capuchon bij John Galliano, vervaardigd uit zijde bij Céline). De modellen in de reclames van Calvin Klein Jeans hangen lamlendig rond, en op de promotiefoto’s voor de tassenlijn van Marc Jacobs is über-slacker en rockverschoppeling Stephen Malkmus het uithangbord. De sweaters van Raf Simons zitten vol gaten en de mannenkleren van Martin Margiela zijn afgekeken van vrachtwagenchauffeurs. Larry Clark, tegen wil en dank de mentor van de eerste grungegolf, is terug met twee grauwe films vol verlopen jeugd, en Corinne Day mag weer getruceerde blauwe plekken voor de stijlbladen fotograferen. Jongens mogen weer snorren en lange haren hebben, zoals boerenknechten, en niet voor niets zijn de rustieke maar harde beelden van Walker Evans weer in. Van Thom Yorke en Naomi Klein valt maar geen nieuwe Kurt & Courtney te maken, vooral om praktische redenen, en de antiglobalisten hebben te weinig interesse voor muziek en mode, maar alleen al hun aanwezigheid zet de toon. Terug naar de natuur, terug naar de realiteit, terug naar het gevoel van ’91.

De neogrunge is geen trend op zich, wel het waspoeder dat de vorige excessen moet wegspoelen. Dus zolang de trommel draait, kunnen we de kwaliteiten van grunge bezingen. Dan, tegen het volgende seizoen, volgt het vergelijkend warenonderzoek.

Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content