In de fleur van hun leven én op het punt van doorbraak : vier beloftevolle jonge tuinarchitecten van bij ons, over Belgische wansmaak, doe-tuintjes en botanische psychologie.

BJORN GIELEN (29) – Ik ontwerp tuinen om te gebruiken, niet om te pronken

Werk : “Ik doe zowel publieke als privé-opdrachten. Ze verrijken elkaar. Wat ik op grote schaal leer over ruimtegebruik, komt mij op tuinniveau goed van pas. En omgekeerd. Ik heb ervoor gekozen om niet eerst bij een groot bureau te werken, omdat je daar het handschrift van je werkgever overneemt. Zo heb ik afstand kunnen nemen van de klassieke villatuinarchitectuur. Ik heb het geluk gehad om al snel te kunnen werken met kwalitatieve bureaus waar architectuur en tuinarchitectuur op elkaar afgestemd zijn. De old school-tuinarchitect komt vaak pas in actie als het te laat is.”

Visie : “Mijn klanten willen een tuin om te gebruiken, niet om te pronken. Hij moet in de eerste plaats praktisch zijn. Daarom werk ik vooral met vrij groeiende plantensoorten, die evolueren met de seizoenen en die weinig snoei vragen. Veel mensen werken niet graag in de tuin, omdat ze niet weten hoe.”

Stijl : “Mijn ontwerpen zijn pragmatisch : ik zoek naar de beste inhoudelijke en ruimtelijke oplossing voor de vraag. Ik werk vooral met streekeigen beplanting en duurzame materialen. De communicatie met de klant, de omgeving, en de oriëntatie zijn mijn belangrijkste inspiratiebronnen.”

Trends : “Ik sta nogal sceptisch tegenover de rage van de ‘verticale tuin’. Voor mij is dat een dure en geforceerde kunstgreep die volledig uit zijn context is gerukt. We hebben genoeg groene ruimte op de grond, zowel in de stad als op de buiten. We moeten ze alleen efficiënter inrichten. Een trend die ik wel met plezier zie opkomen, zijn moestuintjes. Jonge mensen hebben weer een gezonde interesse in het kweken van eigen groenten en kruiden.”

Trots : “Voor de binnenkoer van mijn bureau heb ik een klein binnentuintje ontworpen : negen bomen, wat grind en dertig varens. Zeer eenvoudig, zeer goedkoop en zeer geslaagd. Zulke kleine projecten doe ik graag naast de grote opdrachten waaraan ik werk. (Semi)publieke ruimten vergen vaak jaren voorbereiding. Het Ursulinenplein in Brussel is het eerste afgewerkte plein waaraan ik meewerkte en waarover ik erg opgetogen ben. De plek was verlaten en ongebruikt. Vandaag bruist het er van de skaters en andere gebruikers.”

Inspiratie : “Het parkje aan de Kleine Zavel in Brussel vind ik heel bijzonder, net als de tuin van de Zoo van Antwerpen. Ook de Jardin du Luxembourg in Parijs is een schoolvoorbeeld van hoe eenvoudig een goed werkend park kan zijn. Bij tuinen geldt hetzelfde principe. Eerst de ruimte en de functies, dan het beeld en de materialen.”

Bjorn Gielen, Landinzicht, Rouppeplein 27 b25, 1000 Brussel. www.landinzicht.org.

PEPIJN VERHEYEN (33) – Uit het gezinsprofiel leid ik de stijl van de tuin af

Werk : “Ik werk per dag aan twee of drie plannen. Moet wel, omdat mijn schetsen gratis zijn. Door zoveel tekeningen te maken, leer je snel werken. Er zijn tuinarchitecten die maar vijf plannen per jaar tekenen. Hoe kun je dan doorgroeien naar een bepaald niveau ? Sowieso werk ik één nacht per week door. Alleen zo krijg ik al mijn offertes rond. Ik heb twee kindjes, voor hen wil ik ook nog genoeg tijd vrijmaken.”

Stijl : “Ik heb geen eigen stijl. Sober, minimalistisch, klassiek, modern : ik pas de tuin aan de wensen van de klant aan. Elk project is anders en strikt individueel. Ik zou het niet zien zitten om mijn hele leven in dezelfde stijl te moeten werken.”

Methode : “Een tuinontwerp ontstaat uit de beperkingen die de klant me voorlegt. Ik werk niet met een fotoboek dat ik ter kennismaking voorleg. Ik stap naar de klant met een uitgebreide vragenlijst, kleuren- en geurentest. Ik vraag bijvoorbeeld ook welke hun lievelingsfilm is of met welke wagen ze rijden. Op basis daarvan maak ik samen met mijn vrouw, die gezinspsychologe is, een profiel van de familie. Daaruit leid ik de kleuren, planten, indeling en stijl van de tuin af. Die aanpak is bij mijn weten volstrekt uniek.”

Populair : “De populaire planten en bomen van het moment zijn platanen en Amerikaanse hulst, omdat ze niet ziektegevoelig zijn. Ook oleanders, vijgen- en olijfbomen en steeneik worden veel gebruikt.”

Inspiratie : “Ik inspireer me op artiesten die wiskundige elementen op een harmonieuze wijze in hun kunst verwerken. Het werk van mensen als Da Vinci, Le Corbusier of Mondriaan is mathematisch en esthetisch tegelijk. Zelf zoek ik ook naar dat evenwicht in een tuin. Interessant is dat de natuur, hoe wild ook, uit zichzelf streeft naar een soort orde. Dat is ook het ideeëngoed van Fibonacci ( Italiaanse wiskundige rond 1200, nvdr.).”

Trends : ” Poolhouses en berging worden veel gevraagd. Halfverharding, zoals kiezel en grind, komt weer op. Blauwe steen, porfier, graniet en basalt zijn blijvers. En er is een trend naar ruimtelijkheid : tuinarchitecten werken met volumes, zelfs verticaal.”

Info : Pepijn Verheyen, Hortulus Tuin-architectuur, Sollevelden 54, 2590 Berlaar. www.hortulus1.com.

BRAM DELFOSSE (25) – Mijn tuinen evolueren met een mensenleven

Cliché : “De typische Belgische tuin heeft smalle buxus- of taxushaagjes, een grasmat, wat bolcatalpa’s, een partij hortensia’s, wat pachysandra (sierheester) als bodembedekker en boomschors op de kale plekken. Denk daar nog een rij sparren en een smeedijzeren hek bij en het plaatje is rond. Zulke tuinen teken ik niet. Daar zijn andere mensen voor.”

Stijl : “Mijn tuinen zijn vrij strak. Ik hou van kleine stadstuinen, omdat het uitdagende projecten zijn waar de beperkingen in troeven moeten worden omgezet. Een kleine tuin moet je niet forceren tot een landschap.”

Eigenheid : “Mijn tuinen evolueren met de seizoenen en met een mensenleven. Een zandbak is leuk voor kleine kinderen, maar als ze opgroeien moet die plek om te bouwen zijn tot vijver. Gezien ons Belgische weer, besteden we, strikt genomen, weinig tijd buiten. Dus moet een tuin visueel aantrekkelijk zijn als je van binnen naar buiten kijkt. Hij is een pronkstuk, waar je niet zomaar met iedereen in wandelt, een intiem gedeelte van je woonplek.”

Materialen : “Ik kies graag voor vaste planten. De meeste mensen willen immers veel bloei en weinig werk. Ik gebruik graag vals gras, omdat het onderhoudsvriendelijk is. Er bestaan nu al soorten die er heel echt uitzien en lang meegaan. Ik experimenteer ook met composiet-materiaal als houtvervanger : het is duurzaam, ecologisch, splintert niet en wordt niet glad.”

Trends : “Verticale groenelementen zijn in opmars. Wie een klein tuintje heeft, kan met een verticale tuin de buitenruimte groter doen lijken. Steeds meer mensen vragen ook naar een doe-tuintje, een zone waar ze groenten en bloemen kunnen planten, knippen, zaaien en plukken. Tuinarchitecten die de markt wat voor willen zijn, werken niet meer met olijfbomen, maar met andere karakterbomen, zoals meerstammigen.”

Trots : “Een mijlpaal in mijn carrière is de overwinning op een ontwerpwedstrijd van de beurs Sfeer. Ik ben ook trots op de stadstuin in Wakken : daar maakte ik op een langwerpig perceel het betonterras langer met stapstenen. Door schuine elementen krijgt de tuin een dynamische look.”

Info : Bram Delfosse, Oude Weg 133, 9870 Zulte, www.b-conceptual.net.

KARLIEN HEREMANS (26) – Ik werk sculpturaal maar altijd met een knipoog

Inspiratie : “Ik bewonder het werk van RCR-arquitectes uit Spanje. Ze werken met minder voor de hand liggende materialen en experimenteren met volumes en vormentaal. Ze werken heel sculpturaal en planten hun projecten in met groot respect voor het landschap. Ook kleinere bureaus, zoals Nu architectuuratelier, Dieter Kienast en Jan Bleys, hebben diezelfde brede kijk op architectuur, vormgeving, landschap en tuinontwerp. Ze blijven niet vastzitten in hun vakgebied, durven verder te kijken. Tuinarchitectuur is meer dan nadenken over plantjes en vormpjes.”

Werk : “Een jaar geleden heb ik mijn eigen bureau opgericht. Het is hard werken, ook ’s avonds en in het weekend. Dat kan, nu ik nog jong ben en geen gezin heb. Mijn projecten gaan van tuin over landschap tot interieur. Projecten waar de binnen- en buitenruimte op elkaar afgestemd worden, bieden een grote meerwaarde. De indeling is logischer en de materialen kunnen doorlopen, zodat huis en tuin in elkaar overvloeien. Ik wil niet altijd op mijn eentje blijven werken. Ik droom ervan later met een architect een bureau te beginnen, om totaalprojecten te kunnen doen. Als je kunt overleggen, kom je tot betere resultaten.”

Stijl : “Mijn stijl is sculpturaal en architecturaal : volumes, indeling en vlakken vormen de basis van een tuin. Ik zoek in mijn ontwerp naar een sobere eenheid en werk graag met eerlijke materialen als leisteen, beton en hout. Maar altijd voeg ik er een speelse, hedendaagse knipoog aan toe. Ontwerpen betekent voor mij creatief bezig zijn en buiten de bestaande lijnen durven denken.”

Keuzes : “Ik werk bewust met grote plantenvolumes, waarin weinig soorten voorkomen. Zo komt elke plantensoort beter tot zijn recht. Als het even kan, kies ik voor inheemse planten, bijvoorbeeld Amelanchier (krentenboompje) en wilg. Soms verwerk ik ook een bloemenweide in de tuin. De speelfactor is belangrijk. Standaardzandbakken of -klimrekken vermijd ik door in het ontwerp spontaan spel uit te lokken. Dat kun je door functies te combineren : een pergola waar je op kunt klimmen, een vijver of miniriviertje waar je dammen in kunt bouwen.”

Trots : “Mijn favoriete project is een multifunctionele, ‘zintuiglijke’ tuin in Grobbendonk. Hij hoort bij Nooz, een bijzonder wellnesscenter met overnachtingsmogelijkheden in een bosrijk gebied. Er zijn glazen designpaviljoenen, een bosdouche, buitensauna, een sterrenhemel en een blotevoetenpad in leisteen. Een unieke ervaring voor de zintuigen. Het project heeft voor mij vele deuren geopend.”

Karlien Heremans, Camille Huysmanslaan 42, 2020 Antwerpen. www.karlienheremans.be.

Door Thijs Demeulemeester Foto’s Diego Franssens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content