Dieren die een onderkomen vinden in huishoudtoestellen op een sluikstort en robots die de ijskast leegzuipen. Welkom in de wondere fantasie van Grandaddy. Een rockgroep die met een grap de waarheid vertelt.

G randaddy is vrij uniek. De breekbare, zoete stem van Jason Lytle kun je met een beetje goede wil klasseren tussen de falsetto van Neil Young en het keelgeluid van Brian Wilson, maar puur muzikaal is de rockgroep met vrijwel niemand te vergelijken. Sparklehorse komt wellicht nog het dichtst in de buurt.

Lytle heeft als auteur respect voor klassieke songstructuren, maar laat er zich allerminst door beperken. Uit zijn pen en gitaar vloeit popmuziek die veelgelaagd, mysterieus en speels is. Zijn liedjes zijn intelligent in elkaar gezet, maar tegelijk deinst Grandaddy niet terug voor catchy melodieën en refreinen die zonder omwegen naar de keel grijpen.

In wezen een gitaargroep, rotzooit het gezelschap ook graag met tapes en elektro. Ongestoord en geduldig kunnen de heren in hun huisstudio Little Portugal, ondergebracht in een verlaten huis op het platteland van het Californische Modesto, de klankexperimenten tot een organisch geheel smeden. Zij hebben geen grootstad als New York nodig om spannende muziek te maken.

Over The Sophtware Slump, officieel pas hun tweede full-cd, hangt een futuristische waas. Het album heeft iets van de sfeer van de Mad Max-films, maar wat milder en vooral absurder van toon. Jason Lytle stelt vragen bij het moderne leven en portretteert mensen die op de dool zijn in dit computertijdperk. Hij schetst rake, vaak bizarre beelden, zoals naast de weg gedumpt zwerfvuil waarin dieren een onderkomen vinden ( Broken Household Appliance National Forest). De cd-titel The Sophtware Slump werd hem ingegeven door de troosteloze aanblik van afgedankte pc’s in een kringloopwinkel. Verval in de consumptiemaatschappij, daar draait het om op deze plaat.

Het lijkt een zwaar thema, maar de ironie maakt de plaat uiterst genietbaar. Wat te denken van het verhaal van een huisrobot die de ijskast leegzuipt wanneer de familie de deur uit is en voor hij de geest laat nog een gedicht schrijft ( Jed The Humanoid).

De vijf van Grandaddy zijn notoire drinkers en skaters, maar voor de rest zijn ze, naar rocknormen toch, watjes. Frontman Jason Lytle en gitarist (en enig baardloos groepslid) Jim Fairchild maken een ronduit schuchtere indruk. Af en toe, op momenten dat ze net op dreef lijken te komen, durft hun uitleg abrupt te stokken. Dan kijken ze me aan met een blik van: wij weten het ook niet, hoor.

Met “The Sophtware Slump” hebben jullie een nieuw soort conceptalbum gemaakt, eentje met een knipoog.

Fairchild: Het is zeker geen conceptalbum zoals The Wall van Pink Floyd dat was. Er zit geen lineair verhaal in The Sophtware Slump. Maar een aantal thema’s keert geregeld terug, dat klopt. Dat zijn nu eenmaal de dingen die Jason bezighouden. Het materialisme in deze moderne tijden is zo’n stokpaardje.

Lytle: Zeker. De songs zijn geschreven vanuit het standpunt van iemand die in verwarring wordt gebracht door de wereld rondom hem, een wereld waar extreem veel belang wordt gehecht aan materiële zaken. Maar het is mijn stijl niet om die plaat dan Character At Odds With Materialism te dopen, snap je? Zo dik wil ik het er niet opleggen.

Ik ben op enkele websites gaan kijken wat fans over jullie denken. Daarbij botste ik op enkele interessante stellingen.

Lytle: Jezus, ik hou mijn hart vast.

De ene beweerde: “Grandaddy vertaalt de dichotomie van de maatschappij perfect.” Een andere zag in de single “The Crystal Lake” de boodschap: vergeet nooit je roots. Wat vinden jullie ervan dat mensen jullie werk zo nuchter analyseren? Gaan ze niet voorbij aan het element fun, dat toch onmiskenbaar in Grandaddy zit?

Lytle: Ik beschouw de diepere betekenis van de songs als een bonus. Dat fun-element zorgt ervoor dat je er bij de eerste beluisteringen om kunt lachen. Maar als de lol eraf is, blijft er toch nog iets substantieels over. We brengen het beste van twee werelden samen. Dat is ook de reden waarom instrumentale groepen nooit tot mijn favorieten behoren. Ik apprecieer een goeie tekst. Iets om over na te denken. Voor mij is dat het menselijke aspect aan muziek. Je kunt het vergelijken met landschappen. Een shot van een uitgestrekte vlakte kan best mooi zijn. Maar staat er ergens op zo’n natuurfoto ook nog een mens, dan krijg je meteen een totaal ander beeld. Een beeld waar ik meer bij zal voelen.

Jullie doen in zekere zin wat Charlie Chaplin deed: met een grap de waarheid zeggen.

Lytle: Mooi compliment. We zijn trouwens grote Chaplin-fans.

Hij had geen woorden nodig.

Lytle: Ik hou enorm van zijn film The Gold Rush. Toen ik die zag, stond ik er versteld van hoe iemand met een stille prent zoveel emoties kan evoceren. Onvoorstelbaar.

Mag ik je omschrijven als een ouderwetse songschrijver die nieuwe muziek ambieert?

Lytle: Ik vind het moeilijk om daar zelf over te oordelen. Maar ik begrijp wat je bedoelt. Ik kan niet ontkennen dat ik zowel oude als nieuwe dingen naar waarde weet te schatten. Opwindende, frisse elementen aan de fundamentele, simpele songschrijfkunst koppelen was altijd een streefdoel. De juiste balans vinden, dat is mijn ultieme ambitie. Het evenwicht tussen eenvoudig en gesofisticeerd. Tussen mens en machine. Tussen hoop en wanhoop ook. Dat is nodig om een eerlijke plaat te maken. Ja, in dat opzicht ben ik ouderwets. Ik vind dat je als songschrijver een zekere verantwoordelijkheid hebt. Je intenties moeten nobel en oprecht zijn.

Ben je die nuances pas gaan zoeken toen een tweede gitarist en een toetsenman de rangen kwamen versterken? Of had je die experimenteerdrang al toen Grandaddy nog een trio was?

Lytle: Toen we rond ’92 debuteerden, zat de poppunk in Amerika fameus in de lift. Onze allereerste songs pasten in dat tijdbeeld. Ze waren heel energiek, hoewel de nadruk op dat moment al sterk op de melodie en de weidsheid lag. We deden op compositorisch vlak echt alles wat binnen onze mogelijkheden lag als trio. Hoe populairder de punkmuziek werd, hoe meer wij geneigd waren onze songs een traag tempo mee te geven en de volumeknop terug te draaien. Daardoor stelden we aardig wat fans van het eerste uur teleur. Dat is voor mij echter altijd een duidelijke keuze geweest. Ik wil niet doen wat iedereen al doet. Een muzikantenbestaan lijkt mij volstrekt zinloos als je alleen aan de verwachtingen voldoet. Als je op voorspelbaarheid uit bent, kun je net zo goed een baan zoeken in een hamburgertent of in de ambtenarij. Wij hebben een creatief beroep, dus is het logisch dat je je hersenen gebruikt, toch? Mijn grootste zorg is dat Grandaddy zich blijft onderscheiden van de rest.

Vandaar dat je drie jaar geleden verklaarde dat Radiohead je het geloof in de rockmuziek teruggaf? Zij durven ook hun nek uit te steken.

Lytle: Ja. O.K. Computer had me van m’n sokken geblazen. Wat ik daarvoor in de rockmuziek miste, was grandeur.

Fairchild: O.K. Computer was een inspirerend album. Het gaf ons een push. Want bekijk eens welke evolutie Radiohead heeft ondergaan. Een vrij zwakke eerste plaat, ondanks de hit Creep, vervolgens het goeie The Bends en dan O.K. Computer, een mijlpaal.

Wat hun nu trouwens parten speelt. De lancering van de volgende cd is al enkele keren uitgesteld. Ik hoor van mensen van hun platenfirma EMI dat ze ten prooi zijn aan faalangst.

Lytle: Tja, succes snijdt aan twee kanten. En hoe langer je aan een plaat werkt, hoe groter de twijfels kunnen worden. Het gevaar bestaat dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Maar toch, ik ben razend benieuwd. Ik kan nauwelijks wachten op hun nieuwe werk. Ik heb er het volste vertrouwen in dat ze weer met iets strafs zullen uitpakken.

Maffe geluiden en rare kronkels kunnen rockmuziek dan wel boeiender maken, maar soms hoor je een groep té hard proberen “weird” te zijn en komt het pretentieus over. Bij Grandaddy werkt het nooit storend. Wat is jullie geheim?

Fairchild: Dé vraag is natuurlijk waarom je rare geluiden in een song wilt integreren. Ze moeten functioneel zijn. Je hoort inderdaad soms dat een groep een leuke vondst heeft gedaan en die dan maar over het hele album uitsmeert. Zo werkt het uiteraard niet.

Hoe groeit bij jullie een idee voor een nummer? Kun je dat met een voorbeeld illustreren?

Lytle: Neem Underneath The Weeping Willow. Ik reed, na een nachtje stappen, met m’n fiets huiswaarts over een landweg. Ik zag eucalyptusbomen die me aan treurwilgen deden denken. Plots en zonder aanwijsbare reden voelde ik een zwaarmoedigheid opkomen. Op dat ogenblik viel me een gedicht te binnen. Ik fantaseerde dat als ik onder een treurwilg ging slapen, dat down-gevoel verdwenen zou zijn als ik weer wakker werd. Dat die boom, met zijn natuurlijke kracht, in mijn plaats zou treuren en mijn tranen zou doen verdwijnen. Dat vond ik zo’n mooie gedachte dat ik er een song rond bouwde. Ik gebruikte in het nummer tinkelende geluiden om de link naar de vallende druppels te leggen. Een truc die ik van Beethoven geleerd heb. Kijk, je moet zoiets song per song bekijken. Er is geen standaardprocedure.

Waar komt die vrouwelijke stem in “Miner At The Dial-a-view” vandaan?

Fairchild: Dat is de vrouw van Tim, onze toetsenman. ( krijgt, omdat hij dit verklapte, een kwaaie blik toegeworpen door Lytle) Goed, dan zal ik voortaan leugens vertellen.

Lytle: Ik kwam op het verhaal van die song toen ik een bericht las over bedrijven die mijnbouwtoestellen en personeel de ruimte insturen om in manen en meteoren te graven. Om de mensen te verstrooien, zijn er bars gebouwd waar ze iets kunnen drinken en videogames spelen. Er staat ook een apparaat waarop ze beelden kunnen oproepen van de aarde. Miner At The Dial-a-view gaat dus over zo’n arbeider die last heeft van heimwee en op zoek gaat naar het huis van z’n lief.

Dat nummer bracht mijn verbeelding een beetje op hol. Ik dacht: misschien komt ooit de dag dat je als stadsmens op internet kunt inbellen voor natuurfoto’s, als je zin hebt om wat groen te zien.

Fairchild: Of vanuit Amerika beelden van Parijs op je scherm toveren om de indruk te wekken dat je op reis bent: moet kunnen. Niets lijkt me nog te gek. Computers kunnen nu al stemmen herkennen. De volgende stap is: via digitale weg geuren waarnemen.

Je creëert, net als je grote voorbeeld Jeff Lynne van Electric Light Orchestra, muziek die het best tot haar recht komt door een hoofdtelefoon.

Lytle: Ik denk dat je er op die manier inderdaad het meest van geniet. Zo ontsnapt geen enkel detail aan je aandacht.

Een hoofdtelefoon opzetten, is bijna een asociaal statement. Je sluit je echt van de buitenwereld af.

Lytle: Dat maakt het nòg aantrekkelijker, ja.

Fairchild: Onze vlucht naar Brussel gisteren had vertraging. We moesten lang wachten op de luchthaven. Terwijl iedereen rond mij zich zenuwachtig begon te maken, zette ik m’n hoofdtelefoon op om naar de nieuwe cd van Elliott Murphy te luisteren. Ik deed m’n ogen dicht en werd een tijdje uit die stresssituatie weggetrokken.

Escapisme, is het jullie daar om te doen?

Lytle: Voor mij maakt dat 72 procent van de drive uit. De rest is het rockaspect, het kwijtraken van agressie.

Rock-‘n-roll, zeg je. Na de vorige tournee vertelde je dat je de indruk had een wereldvreemde groep te zijn. Omdat je had kunnen observeren hoe andere rockbands met elkaar omgingen.

Lytle: Je botst overal op grote ego’s en stoere attitudes. De rockwereld is eigenlijk een luchtbel. Ik vind het ongezond om daar te fel in op te gaan. Veel rockbands geloven nog altijd in die schijnwereld en dat maakt hen arrogant. Ze denken dat ze ongenaakbaar zijn. Wanneer die droom voorbij is, moet dat hard aankomen voor die kerels.

Fairchild: Neil Finn van Crowded House beweerde ooit dat heel wat muzikanten in staat waren om te doen wat hij deed. Misschien dat ze het zelfs nog beter konden, vermoedde hij. Maar hij concentreert zich op de essentie, terwijl de anderen zich in bijkomstigheden verliezen. Popmuziek is iets vluchtigs. Als je dat beseft, kan er je weinig overkomen.

Jullie zijn bescheiden, timide zelfs. Enkele maanden voor “The Sophtware Slump” officieel werd uitgebracht, werd de plaat echter al getipt als een van de toppers van het jaar. Schrikt het grote succes jullie af?

Fairchild: Ik realiseer me dat we vaak aan de mouw getrokken zullen worden. Dat we veel voorstellen zullen krijgen. Iedereen zal naar onze aandacht hengelen. Maar alleen op de aanbiedingen die ons zinvol lijken, gaan we in. Tegen alle shit zeggen we ‘nee’. Zolang we onze integriteit intact houden, overleven we het wel.

Wat versta je onder “shitty” voorstellen? Waar ben je precies voor beducht?

Fairchild: Toen enkele singles uit onze vorige cd Under The Western Freeway aardig geboerd hadden, wou de platenfirma dat album opnieuw uitbrengen met de ep-collectie The Broken Down Comforter Collection als bonus. Daar hebben we ons heftig tegen verzet. We vonden het niet fair tegenover de fans die Under The Western Freeway al hadden gekocht. Ik twijfel er niet aan dat die verkooptruc gelukt zou zijn, maar ik wil het geld niet uit de zakken kloppen. We zijn daar nogal principieel in. We willen best poen verdienen, maar dan op een eerlijke manier.

“The Sophtware Slump” van Grandaddy is uit bij V2.

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content