Street art (voorheen : graffiti) is van oorsprong een rebels medium. Straatmuren en metrostellen bekladden, echt niet netjes. Maar hoe blijf je rebels als je werk op T-shirts en joggingbroeken van grote kledingketens staat ?

Keith Haring, van wie de erfgenamen licentie-overeenkomsten aangingen met Uniqlo en Forever 21, was tijdens zijn leven al niet bang van commercie. Haring had in New York zijn Pop Shop, waar hij kleren, badges en andere producten verkocht met zijn tekeningen. “Ik wilde een plek waar niet alleen verzamelaars naartoe konden komen, maar ook kids uit de Bronx”, zei Haring, die overleed in 1990.

Tijdgenoot Jean-Michel Basquiat leeft net als Haring verder bij zowel Uniqlo als Forever 21, maar ook bij Reebok, New Era en Supreme. Voor elk wat wils. Basquiat en Haring zijn de Walt Disneys van hun generatie, de geestelijke vaders van schattige figuurtjes, gestript van hun sociale en politieke context.

Voor de straatkunstenaars van nu ligt de situatie anders. Vooral omdat ze zelf moeten beslissen hoe waardevol de band met een groot industrieel bedrijf kan zijn. Sommige gevestigde waarden als Banksy en JR weigeren hun naam te koppelen aan merken, maar voor de doorsneegraffitispuiter is de verleiding groot. In de eerste plaats omdat ze er geld mee verdienen. Je wordt nu eenmaal niet rijk door het beschilderen van metrotunnels. “Van lucht en water kun je niet leven”, zegt pionier Jonone. Maar ook omdat ze er een groot publiek mee kunnen bereiken. Street art is in wezen anti-elitair, zelfs populair : de muur vervangt de kunstgalerie, en iedereen mag meedoen (eventuele Gas-boetes zijn op eigen risico). “Ik schilder vooral op muren, maar in feite kan alles dienen als canvas”, zegt de Japanse Sasu.

Graffitikunstenaars kunnen merken een jonger, stedelijker imago geven. Dat geldt voor streetwear, maar ook voor de luxesector. Marc Jacobs gaf Louis Vuitton destijds de nodige street attitude met de graffitiprints van ontwerper Stephen Sprouse. Kenzo werkte met de Brit Kid Acne aan de packaging van het parfum Flower Tag, en Agnès B toont in haar galerie al jarenlang werk van pioniers en jonge helden, onder wie André, Fafi en Zeus. En zowel Dries Van Noten als Manish Arora lieten de voorbije jaren de muren van hun catwalkshows live verfraaien (bij de laatste strompelden we misselijk naar buiten).

Tegelijk zijn er nog rebelse kunstenaars die eens goed lachen met het machtsvertoon van de luxegroepen. Zoals Kidult, de Fransman die zich wreekt op luxemerken die de codes van de street art uitmelken. Zo bekladde hij in Brussel de winkel van Maison Martin Margiela, na een samenwerking van dat label met Jok, een andere Franse graffeur. Uitverkoop vond Kidult, niet onterecht.

Prikwaterfabrikant Perrier, die dit najaar zijn blikjes en flesjes onder handen laat nemen door Fransman Jonone, Braziliaan Kobra en de Japanse Sasu, hoopt allicht de jeugd te verleiden, maar trekt tegelijk een lijn naar het eigen verleden. Perrier deed immers wel vaker een beroep op kunstenaars, zoals voor een legendarische campagne met Andy Warhol. “Ik vond het interessant om met dit project collega’s uit de rest van de wereld te ontmoeten”, zei Kobra onlangs in Parijs. “Maar ik wilde ook aantonen dat street art heel divers is, minder stereotiep dan je zou kunnen verwachten.”

JESSE BROUNS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content