Van een hellende weide maakte Henri Peeters een bergrivierlandschap met kleine waterpartijen, helemaal overwoekerd door planten.

Al mijn gewroet werd ruimschoots beloond.” Kijkend naar foto’s van zijn tuin geeft Henri Peeters geamuseerd commentaar op zijn weelderig groeiende vaste planten. In augustus, wanneer de geel, oranje en rood verkleurende bladeren de herfst al aankondigen, zijn die op hun hoogtepunt. Darmera peltata bijvoorbeeld, een forse moerasplant, of Rodgersia tabularis, door de botanisten onlangs nog omgedoopt tot Astilboides tabularis, ook een vochtliefhebber.

Henri Peeters had in het begin van de jaren zeventig veel verbeelding nodig om wat te maken van dat hellende perceel. Aan de voet ervan bouwde hij zijn woning. Een omslag van het Franse tijdschrift Mon Jardin, Ma Maison bracht hem op een idee. Op de foto stond een heel bijzondere tuin: een rivier die naar een vallei leek te vloeien, waarvan de bedding bijna helemaal overwoekerd was door planten.

“Ik wist meteen dat ik ook zoiets wou. Ik schreef zelfs naar het blad omdat ik die inspirerende plek met eigen ogen wilde zien. Ik kreeg als antwoord dat ze het beeld van een fotoagentschap hadden overgenomen, ze konden niet achterhalen wie de eigenaar van de tuin was.”

Wie Henri Peeters gekend heeft als kind, weet dat hij in de tuin van zijn ouders in Diest een eigen sierperkje had aangelegd. De studenten geneeskunde die met hem in Leuven op kot zaten, herinneren zich zeker de lange bank onder het raam aan de zuidkant, met daarop een honderdtal cactussen.

Dat hij groene vingers had, kon hij echt bewijzen toen hij zich in Waals-Brabant ging vestigen. Het eerste wat de jonge dokter kocht, was niet toevallig een spade. Enkele jaren later ging hij op zoek naar bouwgrond en kocht dit perceel omdat het niet te ver van het dorpscentrum lag – een belangrijk detail voor een huisarts.

In het begin kreeg ik advies van de tuinman van mijn ouders”, herinnert Peeters zich. “Ik wou struiken, het liefst grote, én harsachtigen, vooral coniferen voor een rotstuin: van klein formaat dus. Joost mag weten waarom de meeste zo groot geworden zijn in deze kleiachtige grond. Achteraf bekeken, heb ik mijn twijfels over de kwaliteit van de jonge planten die de tuinman toen had uitgekozen. Gelukkig zijn enkele daarvan heel mooi geworden, zoals de Parrotia persica.”

Iedere tuinier evolueert. Vaak zegt men dat een echte in zijn leven verscheidene tuinen aanlegt en dat de tuin van zijn oude dagen in niets gelijkt op die uit zijn jonge jaren. Dat geldt ook voor Henri Peeters. Eerst kwamen de coniferen, getuigen van zijn passie voor alpiene planten. Daarna kwamen planten voor een zurig milieu, die houden van turf en stilstaand water. Maar de natuur drijft vaak de spot met de plannen van de mens. Omdat de struiken en de coniferen aan de westelijke grens groeiden, zorgden ze voor schaduw, wat een andere wereld opende. Daar, onder die struiken, op plekjes waar alleen verwoede liefhebbers gaan zoeken, groeien varens en andere plantensoorten die weinig licht nodig hebben. Echte wondertjes, waarvan het verhaal nog lang niet ten einde is.

Alles heeft natuurlijk een begin. Zoals elke tuinier die van zeldzame planten houdt, interesseerde Henri Peeters zich eerst en vooral voor alpiene planten. Niet alleen zijn het planten met karakter en een mooie bloei, ze stimuleren ook de creativiteit. Alpiene planten kan men zich immers alleen maar voorstellen in een ecosysteem dat het hunne is, de rotstuin. “In die tijd kon men bij de steenhouwers rotskruinen kopen voor een appel en een ei. Dat zijn rotsklompen die zich net onder de laag akkergrond bevinden. Omdat die niet geschikt zijn om te verzagen, waren de steenhouwers allang blij dat ze er vanaf raakten. Nu is dat anders, omdat tuinieren zo populair is geworden. Maar toen werden ze geleverd per vrachtwagen, een boer uit de buurt hielp me ze te plaatsen.” Om nog sporen van die herculeswerken te vinden, moet je een echte expert zijn. De stenen zijn voor tweederde in de aarde verdwenen om het berglandschap te reconstrueren.

“In die tijd kocht ik mijn alpiene planten in Waver, bij Jean-Marie Jurdant, die kwekerij bestaat nu niet meer. Jurdant was een baanbreker en begon zich te interesseren voor waterplanten. Ik had het met hem over de vallei die ik wilde graven en over de moeilijkheden die beton en andere zware materialen zouden meebrengen. Toen vertelde hij mij over de voordelen van polyester.” Jurdant realiseerde de eerste waterpartijen in polyester en de aanzet van de bergrivier, die over de helft van het perceel loopt ( zo’n vijftig meter).

Sindsdien is er wel een en ander veranderd. Henri Peeters is zelf een expert geworden in het plaatsen van polyester.

“Jurdant plaatste de schelp meteen op een bed van gestabiliseerd zand, maar ik leg eerst een laag roofing voor een grotere dichtheid en dan afwisselend de lagen glasvezel en polyester. Met een penseel. Daarna komt er kleur in de massa. Dat kost me tegenwoordig 800 fr. per vierkante meter, werkuren uiteraard niet meegeteld.”

Het waternetwerk wordt elk jaar groter. Henri Peeters wil het nog wat uitbreiden met enkele reservoirs of aftakkingen van de hoofdloop. Maar de grootste ingreep was de hoofdvijver bovenaan. Bedoeld voor planten met verschillende behoeften, is hij op sommige plaatsten 1,80 meter diep. Omdat het perceel in de Dijlevallei niet alleen uit een dunne laag kleigrond bestaat, maar ook een onderlaag van schiefer heeft, kwam er een graafmachine aan te pas. Er werden zes vrachtwagens aarde en keien verwijderd, alleen de bewerkbare grond werd over de rest van de tuin uitgespreid.

De vijver is omringd met weelderig groeiende vaste planten en struiken en bevat een mooi assortiment waterplanten. Waterlelies uiteraard, maar ook Calla palustris (slangewortel, uit de aronskelkfamilie), Butomus umbellatus (zwanebloem), Acorus variegatus (kalmoes) en in de zomer ook Alocasia (een exotische plant die in de winter beschermd dient te worden), waarvan de bladeren lijken op grote waaiers die zich ontvouwen boven het wateroppervlak.

Om het even waar je staat, nergens bespeur je in deze watertuin de synthetische materialen die erin verwerkt werden. Je merkt ook niets van het pompsysteem, dat met een debiet van 12 kubieke meter water per uur voor een lichte stroming zorgt, hier en daar hoor je die klateren tegen een steen of bij een klein watervalletje. De watervoorraad bestaat hoofdzakelijk uit regenwater dat wordt opgevangen in grote tanks vlak bij het huis.

Omdat Henri Peeters het natuurlijke milieu zo getrouw mogelijk wou nabootsen, boorde hij gaatjes in enkele polyesterschelpen. De waterdruppels die daaruit ontsnappen, bevochtigen de lager gelegen grond, waar bijvoorbeeld veenplanten en zelfs Japanse irissen gedijen.

Wat nog het meest verbaast, is de helderheid van het water, of het nu stroomt of stilstaat. Daar is een dubbele verklaring voor: enerzijds zorgt de lichte stroming voor een permanente zuurstofaanvoer en anderzijds doen de talloze waterplanten dienst als biologische zuivering. “Ik heb alles bij elkaar ook weinig vissen. Water dat vuil of troebel is, bevat vaak te veel vissen.”

De tuin van Henri Peeters is het universum van een verzamelaar en een liefhebber van weelderige bladergroei. Hij is in alle seizoenen interessant, maar vooral van de lente tot de herfst. Zodra de eerste lentedagen aanbreken, zie je al sleutelbloempjes en bolgewassen. De watervegetatie komt tot leven met de bloemscheden van twee Lysichitums: de grootste van de twee is L. americanum met gele bloemen, iets kleiner en fijner is de L. camtschatcense met witte bloemen. Wat later breken andere bladeren door en nemen al snel enige omvang aan. Dan komt het moment dat de jonge varenscheuten zich ontrollen. Ook de pluimvormige bloei van de Rodgersia-collectie (voornamelijk pinnata en aesculifolia) biedt een prachtig schouwspel.

Wie aandachtig toekijkt, vindt ook talrijke alpiene soorten of zelfs een vleesetende plant. Hier en daar zorgen grote vaste planten, zoals Delphinium (ridderspoor), voor kleur.

Terwijl veel tuinen na de eerste week van juli al aan het kwijnen gaan, begint deze aan een nieuw leven. Daar zorgen de bloemen voor. Astilbes (vaak verward met Spiraea-soorten) hebben hier een bijzonder plaatsje gekregen: ze vormen een tapijt in camaïeutinten, een lust voor het oog. In de vijvers staan de waterlelies in bloei, op voorwaarde dat hun bladeren niet de hard woekeren. Toch moet deze tuin het vooral hebben van een weelderige bladergroei, zowel van varens als van klassieke vaste planten ( Darmera peltata, Rodgersia, Bergenia of schoenlappersplant…), coniferen en de struiken die dertig jaar geleden werden aangeplant en nu volwassen zijn geworden ( Parrotia, Liquidambar of amberboom, Liriodendron of tulpenboom).

Liefhebbers van het exotische vinden ook hun gading. Aan de westkant van het perceel staan drie jonge bananenbomen te pronken, een cadeau van een vriend uit het dorp, die de achtergrond vormen voor een massa vuurrode Calla‘s. Wat verder, een Sequoia giganteum van 15 meter hoog, gekweekt uit zaad dat zijn ouders ooit hebben meegebracht uit Californië.

De tuin van Henri Peeters gaat nu al een generatie mee, maar hij zal nog evolueren. “Ik heb altijd twee, drie jaar nodig om iets te beslissen. Maar op een mooie dag neem ik toch mijn zaag en verwijder een boom of een struik die te groot is geworden. Onlangs nog stond ik op een hoge ladder en keek ik uit op mijn rivier. Veel zag ik er niet van, want ze is tamelijk overwoekerd. Uiteraard ga ik haar ook nog eens aanpakken. Ik zou ze zo’n vier of vijf jaar jonger willen maken. Maar voor een collectioneur zijn dat altijd moeilijke beslissingen. Je haalt planten weg die tijd gekost hebben om ze te vinden of om ze te leren kennen.”

Maar als onze verwoede tuinier planten weghaalt, begint er een nieuw verhaal. De vrijgekomen ruimte is bestemd voor struiken. “Ik heb geen plaats genoeg voor bomen, dus kies ik voor struiken en heesters die minder omvangrijk worden. Ik hou van Cornus (kornoelje) en Viburnum. In Nederland heb ik zopas een Disanthus cercidifolius gekocht. Die heeft heel mooie bladeren, een beetje zoals de judasboom. In feite denk ik nu al aan de komende decennia, tegen de tijd dat ik met pensioen ga. Dan zullen de struiken die ik nu plant, een prachtig landschap vormen. Doordat ze het licht filteren, zal ik mijn passie voor schaduwplanten kunnen uitleven. Maar dat vergt nog wat voorbereidende werken, zoals de aanleg van nieuwe waterpartijen en raised beds, maar dat laatste is vooral een karweitje voor de winter.

Een collectioneur verlangt altijd naar meer en betreurt ook wel eens iets. Henri Peeters had natuurlijk liever een groter stuk grond gehad, nog een halve hectare bijvoorbeeld. Hij zou dan een serre kunnen bouwen voor zaaigoed en het overwinteren van sommige planten.

Maar zijn grote droom is “enkele hectaren in Frankrijk, waar ik bomen en struiken zou planten. Louter voor de teelt en met minder vaste planten, zodat het onderhoud voor één man overzichtelijk blijft.”

De tuin van Henri Peeters is toegankelijk voor het publiek in het kader van Open Tuinen. Bezoek volgens afspraak.

De gids met alle aangesloten tuinen is verkrijgbaar bij de vereniging Open Tuinen, Vleurgatsesteenweg 108, 1000 Brussel. Tel. en fax: 02-646 97 36, of door storting van 500 fr. op rekeningnummer 320-0701993-74.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content