GÖTEBORG

Lilla Bommen, het havengedeelte waar de cruises vertrekken, met rechts de kantoortoren Skanskaskrapan, bijgenaamd 'de lipstick'. © IMAGESELECT

Als de zee er ooit een godenstatus krijgt, heeft de tweede Zweedse stad alvast haar Viskerk. We proeven links en rechts in Göteborg, raken als laatste aan boord voor een Archipelago-rondvaart en proberen niet te struikelen over de ä, å of ö.

Om de paar minuten klinkt de doodskreet van de roekelozen. Gedempt door vensterglas, maar toch. Het raam van mijn hotelkamer, 22 hoog in Göteborgs Gothia Towers, biedt uitzicht over Liseberg, het populairste pretpark van Scandinavië. En daar, vanop een attractie die 120 meter in de hoogte reikt, stort met vaste regelmaat een zitbank vol sensatiezoekers de diepte in, om te verdwijnen in een dampende kuil. En dan gillen ze natuurlijk.

De Gothia Towers zijn ook een attractie, zij het van een iets andere aard. De drie kloeke torens, de ene telkens een tikkeltje hoger dan de andere, bieden plaats aan 1200 kamers, vijf restaurants, tal van conferentiezalen en een evenementenhal. Twee verdiepingen onder de mijne hangt er een zwembad tegen de gevel ; het heeft een doorzichtige bodem. Als je in het blauw duikt met een zwembril, zie je beneden, in een waterige waas, de voetgangers en de auto’s zich voorthaasten. “Er komen nog twee torens bij”, zegt Marcus Eriksson Nordlund, op wiens naambordje Guest Relations staat, “en we zullen tot 35 verdiepingen gaan.” De torens lijken wel staafdiagrammen die de economische ambities illustreren van Göteborg, Zwedens grootste stad na Stockholm. Hoe zou Marcus het verschil omschrijven ? “Göteborg is persoonlijker, je vindt er makkelijker je draai, de mensen zijn hier socialer dan in Stockholm.” Dat zal ik de komende dagen nog horen. Nu zal elke antropoloog bevestigen dat wereldwijd élke oerwoudstam zichzelf sympathieker vindt dan die voorbij de bocht in de rivier, maar in dit geval vallen er objectieve feiten in te roepen. Göteborg heeft vijfhonderdduizend inwoners, Stockholm bijna het dubbele, de ene stad is minder duur en minder druk, de andere is hectisch en bewust van haar macht. Niettegenstaande alle toekomstaspiraties gunt Göteborg zijn ambtenaren de dertigurenweek. Is Marcus trouwens geboortig van Göteborg ? “Nee,” zegt hij met een scheef glimlachje, “ik kom uit Stockholm. Maar ik ben verliefd geworden op deze stad.”

TWIST AND SHOUT

Aan het begin van de Avenyn, Göteborgs hoofdboulevard, staat een Poseidon van brons. In de ene hand heeft hij een vis, in de andere een schelp. Je kunt je afvragen wat een Middellandse Zeegod hier in het noorden verloren heeft, en inderdaad, die ongezonde wallen onder zijn ogen voorspellen weinig goeds. Maar ergens houdt het steek. Göteborg is doordrongen van de zee. Letterlijk, om te beginnen. De ondergrond is hier zo drassig, verneem ik van een gids, dat er nooit een metro is aangelegd – het is lastig boren in modder. Toen Bruce Springsteen optrad in 1985, ging zijn publiek zo uit de bol, dat het stadion Ullevi dreigde scheef te zakken. Dat is geen stadslegende ; er is zelfs geboekstaafd tijdens welk nummer dat gebeurde , namelijk Twist and shout.

Doordrongen van de zee : Göteborg ontleent zijn identiteit grotendeels aan de haven. Die is een draaischijf van internationale handel en het is de plek waar de vissen aan land komen. Je eet ze bijgevolg overal. Uit de hand, aan een foodtruck of in een van de vele exquise visrestaurants. Een emblematische plaats is de Viskerk, een markthal die alles aanbiedt wat schelpen, scharen of vinnen heeft. De vissen liggen in landschappen van verbrijzeld ijs en citroenen, verwerkt tot filets, in grote hompen gesneden, of met hun verbaasde koppen er nog aan.

In Göteborgs kreukelzone tussen land en water heeft zich een archipel gevormd, die je op rondvaarten kunt bezichtigen. Dus monster ik aan op de St. Erik, die een drie uur durende tocht belooft langs eilandjes met veel deeltekens : Styrsö, Brannö, Donsö, Köpstadsö… In de tussentijd wordt er een copieus visbuffet geserveerd. Je vaart boven de biotoop van wat je opeet, dat is zowat het idee.

Op de kaai begin ik, geheel ongevraagd, een praatje met twee medepassagiers. Marylou is van Rio en op bezoek bij haar hartsvriendin Jacqueline, ingezetene van Göteborg. Jacqueline leerde haar Zweedse man kennen op de Braziliaanse VN-missie in Libanon. “De dag dat we trouwden, viel Israël binnen.”

De St. Erik zit afgeladen vol, ik kan er net nog bij, dat zal me leren, zonder reservering op te stappen. Jacqueline : “Man, kom toch gewoon bij ons aan tafel zitten.” De trossen gaan los. Styr-, Don- en Kopstadsö schuiven voorbij, op hun oevers versierd met schattige houten optrekjes met oranje pannendaken. We peuzelen aan grote garnalen en vullen ons bord met zalmen in diverse verschijningsvormen, waaronder de onvermijdelijke Zweedse gravlax – zalm in een zoet mosterdsausje met veel dille. Intussen zingt een gitaartroubadour over meisjes die hij liever niet ziet wenen. We vragen bossanova, we vragen Twist and shout, maar die partituren heeft hij niet bij zich. Nou Jacqueline, Göteborg of Stockholm ? “Göteborg. Compacter. Behapbaarder. Nodigt meer uit.”

IN DE OLIE

“Meneer, waarom heet uw café Olierepubliek ?” De ober – sportoutfit, baard, getatoeëerde kuit – snapt mijn vraag niet. Café Ölrepubliken schrijft zijn naam in nepsovjetletters en de drankenkaart is ondertekend en uitgevaardigd door een ‘ministerie van Propaganda’. Het logo toont een gezonnebrilde juntageneraal.

Het publiek ziet er nochtans heel divers en niet gepolitiseerd uit, en Deep Purple zorgt vandaag voor de soundtrack. Een geschikte eindhalte voor wie een wandeling uitstippelt door hip Göteborg. Die kan beginnen in Haga, een opgewaardeerde oude buurt, compleet met kasseien en mooi opgepoetste huizen. Er wordt vooral gewoond in Haga, maar er zijn tal van kleine neringdoeners : echt een plek om vintage speelgoed te kopen, of een hoed of tweedehandskledij. Het logisch vervolg is dan de Magasinsgatan in te slaan, een straat die is bespikkeld met boetieks, restaurants, koffiebars ; ze heeft een allercharmantst pleintje waar foodtrucks parkeren, en alwaar tijdens lunchtijd en na het werk de sexy people elkaar komen bekijken. De rondgang kan ten slotte uitmonden in Ölrepubliken, waar, als je nog de puf hebt, een internationale selectie aan bieren staat te wachten. Orval, Kwak en Chimay kan ik thuis ook drinken, meld ik de ober, dus bestel ik op goed geluk iets Scandinavisch. Maar waarom het café Olierepubliek heet, wilde ik dus weten. “Bedoel je olie, zoals petroleum ? Dat is het niet echt. Öl betekent ‘bier’ in het Zweeds. Bierrepubliek, dat houdt al meer steek, nee ?” Dat heb ik nu vaak in Zweden. Je denkt dat je het herkent, maar het is toch net altijd iets anders.

Stockholm lijkt de evidente keuze voor een citytrip in Zweden, maar aan de westkust ligt er een waardig alternatief : Göteborg. De naam uitspreken alleen al ! Een zomer lang focust Knack Weekend op de intiemere versies van de hoofdsteden.

Tekst en foto’s Filip Huysegems

“Göteborg is persoonlijker, je vindt er makkelijker je draai, de mensen zijn hier socialer dan in Stockholm”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content