‘Totale uitverkoop’, staat er op zijn raam, met dansende cijfers die kortingen van dertig, veertig en meer procenten beloven. De winkel, met slechts hier en daar nog brillen op de schappen, heeft die merkwaardige sfeer van het nakende einde, aarzelend tussen het walhalla en de kreet van uitgestorven mammoeten.

Hij ontvangt mij in zijn stofjas en kijkt alsof hij mij al langer verwacht had. Hij heeft nog al zijn grijze haren en lijkt een jaar of zestig. Maar hij zegt mij met gepaste trots dat hij er 78 is, en dat hij 58 jaar op deze zelfde straathoek zijn zaak heeft gedreven.

58 jaar, dat is sinds 1957. Nog voor het Atomium en Expo 58. Het jaar waarin Guust Flater ten tonele is verschenen. Het jaar waarin de Spoetnik gelanceerd werd, met aan boord het hondje Laika. Marilyn Monroe en Elvis Presley waren toen groot en de Friese Bond van Vogelwachters organiseerde de eerste jaarlijkse kampioenschappen Fierljeppen.

Al de tijd die ons daarvan scheidt, heeft die man hier winkel gehouden, onafgebroken, ook op de dag dat ik werd geboren en de dag waarop Martin Luther King vermoord is. Dat is een lange periode om brillen te verkopen. Hij heeft nog meegemaakt dat de retromodellen en cat eye-brillen die nu weer in de etalage liggen, voor de eerste keer opkwamen. Zoiets is van aard mijn ontzag op te wekken.

Bij twee dingen moet ik ervoor uitkijken ze niet op te hemelen : het vrouwelijk geslacht en het verleden. Ik hou van de manier waarop mensen op jaren over vroeger praten. Die heeft vaak iets verhevens, alsof ze engelen in grotten hebben zien verschijnen maar de woorden niet meer vinden om te zeggen hoe glorieus dat eruitzag. Ik hou van de blauwe waterachtigheid waarmee ze in onbestemde verten staren, waar tafelaanstekers de feestdis sierden en roken de gezondheid nog niet schaadde.

Hij zegt dat hij graag nog wat langer had willen werken. Dat klinkt raar, in een tijd waarin iedereen als de dood is langer te zullen moéten werken. Maar zijn vrouw heeft een zware operatie ondergaan en hij wil voor haar zorgen. “Het heeft toch geen pas dat zij ziek thuis zit en dat ik mij hier amuseer met mijn brillen”, glimlacht hij zachtaardig. “Echt rijk of echt arm zal ik nu toch wel niet meer worden.”

In die 58 jaar heeft hij veel zien veranderen. Ik vraag wat hem van alle dingen zowat het meest is opgevallen. Hij aarzelt, schuift met de wijsvinger zijn bril op zijn neusrug naar boven. “De teloorgang van de kwaliteit”, zegt hij dan trefzeker.

Het is niet het antwoord dat ik verwachtte, maar ik vind het geen slechte analyse. Toen hij jong was had je mooie, degelijke dingen, die ontworpen waren om een eeuwigheid mee te gaan en telkens opnieuw gerepareerd konden worden. Wegwerp is de weg waarvoor wij sindsdien hebben gekozen, bij spullen zowel als bij de betrekkingen tussen de mensen. Weg van de buurtwinkel, richting winkelstraten die er overal hetzelfde uitzien. Richting consumptietempels als Uplace, een belevingscentrum – was uw mond met ossengalzeep nadat u het woord hebt uitgesproken – vol pret made in China. Richting Zalando, waar je gezellig kan shoppen zonder oogcontact met de werknemers die het keihard uitbuit.

Het wordt mij benauwd te moede als ik bedenk wat er straks in de plaats zal komen van deze pure brillenwinkel op de straathoek. Iets glads ongetwijfeld, of anders wel iets morsigs, met verko(o)p(st)ers die ongeïnteresseerd zijn in het verkochte. Een tent waar ze cheesy bacon bombs verkopen, een telecomzaak die naar de naam Allo luistert of een plek waar je pakjes kan afhalen zonder het pad van andere levende zielen te moeten kruisen.

Bij voorkeur begeven we ons daarheen met oortjes in de oren, die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie in een nabije toekomst 1,1 miljard jongeren vroegtijdig doof kunnen maken.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Bij twee dingen moet ik ervoor uitkijken ze niet op

te hemelen : het verleden

en het vrouwelijk geslacht

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content