Een huis op wielen, een Le Corbusier, een high concept car, of toch maar een studiereis naar de supermarkt? Beknopte handleiding voor de design- en architectuurtentoonstellingen van deze zomer.

Ons overzicht van de meest tot de verbeelding sprekende tentoonstellingen over design, steden, architecten en gebouwen is, behalve een parcours door Europa, ook een trek door de moderne geschiedenis, van de jaren ’20 tot 2000.

Glasgow, door de Britse overheid uitgeroepen tot hoofdstad van design en architectuur, heeft het drukste programma, met onder meer tentoonstellingen over de invloed van design op onze eetgewoontes en over architect Ludwig Mies Van der Rohe. De mooiste locatie bevindt zich aan de Côte d’Azur, in Hyères. In Stockholm is een volledige, geheel fictieve stad nagebouwd. In Weil am Rhein, vlakbij Basel, worden de pro’s en contra’s van de auto onderzocht. Veel dichter bij huis, in Rotterdam, staat architectuur voor vissen tentoongesteld.

stockholm: collage city

De onzichtbare stad, in het Architektur Museet, simuleert een gestroomlijnde megalopolis waar elk gebouw de signatuur draagt van een beroemde architect, van Le Corbusier tot Coop Himmelbau. De verzameling schaalmodellen waarmee in Stockholm een miniatuurstad is gebouwd, zijn geleend van het Centre Georges Pompidou. Die Parijse instelling is nog tot 1 januari volgend jaar gesloten wegens renovatiewerken, en intussen zijn de collecties op wereldtournee gestuurd. De maquettes, van nooit uitgevoerde projecten tot klassiekers uit de moderne architectuurgeschiedenis, zijn in vele gevallen adembenemend, en dan zeker in de vorm van een museale Collage City, zoals commissaris Chantal Béret haar tentoonstelling samenvat. Van de jaren ’60 zijn er hallucinante ontwerpen van Archigram, Archizoom en Hans Hollein. De jaren ’80 zijn vertegenwoordigd door stukken van onder anderen Frank Gehry, Norman Foster, Rem Koolhaas, Daniel Libeskind, Christian de Portzamparc en Jean Nouvel. Het spectaculairste ontwerp van laatstgenoemde is de nooit uitgevoerde Tour sans fins, een 400 meter hoge toren die was bedoeld voor de Parijse zakenwijk La Défense. Zelf zijn we gefascineerd door de schaalmodellen van twee buiten de Franse grenzen volstrekt onbekende architecten. Edouard Albert bouwde in de jaren ’50 de eerste wolkenkrabber van de lichtstad, en was ook de architect van de prachtige, zij het controversiële universiteitscampus van Jussieu, in het vijfde arrondissement van Parijs. André Bruyère kon slechts een klein gedeelte van zijn ideeën uitvoeren. De architect van de meteorologische basis van de Kerguelen-eilanden, het hotel La Caravelle in Guadaloupe en een appartement voor acteur Michel Piccoli, was geobsedeerd door eieren. Zijn inzending voor het Centre Georges Pompidou, een reusachtig betonnen paasei, haalde de eindstreep niet, en toen hij enkele jaren later een eivormig kantoorgebouw mocht bouwen voor de modernistische zakenwijk La Défense, sprak president Mitterrand himself zijn veto uit.

Een onzichtbare stad: maquettes uit de architectuurcollectie van het Centre Georges Pompidou, tot 15 augustus in het Architektur Museet, Skeppsholmen, Stockholm. Tel. (00-46) 8/587.270.00. In september reist de tentoonstelling verder naar de Triënnalegebouwen in Milaan.

zürich: ieder zijn eigen hemel

De Amerikaan Richard Buckminster Fuller, officier bij de marine tijdens de Eerste Wereldoorlog, werkte als piloot, cartograaf, uitvinder, auteur, universiteitsprofessor en filosoof. In 1927 bedacht hij het Dymaxion House, een vijfhoekige structuur die via een systeem van stalen kabels in het luchtledige zweefde. Hij ontwierp ook een gemotoriseerde versie van de woning, en een Dymaxion-badkamer, die precies 191 kilo woog. Na de Tweede Wereldoorlog werd zijn woonmachine ook echt gebouwd, in Wichita, Kansas, zij het met de nodige aanpassingen. De bouwheer was een luchtvaartconstructeur, Beech Aircraft. Fullers grootste passie: de Geodesic Dome, een koepelvormige structuur bestaande uit gestandaardiseerde, driehoekige elementen van metaal, plastic of karton, waarmee enorme oppervlaktes konden worden overtrokken. Het procédé was eenvoudig, licht en solide. En werd voor de eerste keer toegepast bij de bouw van een restaurant in Massachussets, in 1952. Die koepel was slechts 16 vierkante meter groot. Fullers eerste volwaardige domes werden gebouwd in opdracht van de Ford Motor Company, in Dearborn, Illinois, en voor een pretpark in Hawaï. Fuller was een dromer: hij wilde bijvoorbeeld maar al te graag een enorme koepel bouwen over het centrum van Manhattan, een stolp met een diameter van 3,5 kilometer. Hij moest uiteindelijk genoegen nemen met het Amerikaanse paviljoen op de Wereldtentoonstelling van Montréal, in 1967: een enorme cactus die later als model diende voor constructies over de hele wereld.

Your Private Sky: R. Buckminster Fuller: The Art of Design Science, Museum für Gestaltung, Zürich, tot 12 september.

weil am rhein: vroem, vroem

Automobiliteit betekent zelfbeweging, maar het woord doet natuurlijk onmiddellijk denken aan de automobiel: de machine die we gebruiken om ons te laten voortbewegen, terwijl stappen of fietsen in feite veel gezonder is.

Automobility, groots opgezette tentoonstelling van het Vitra Design Museum in Weil am Rhein, vlakbij Basel, is gewijd aan verleden, heden en toekomst van individuele mobiliteit, en aan onze passie voor beweging. We willen zelf kunnen beslissen waar, wanneer, hoe en of we ons verplaatsen: geen wonder dat de auto de 20ste eeuw heeft gedomineerd, in tegenstelling tot de trein, het skateboard of de ledematen. Auto’s zijn schadelijk voor de gezondheid, net als sigaretten en straks misschien mobiele telefoontoestellen, maar ze staan anderzijds wel symbool voor vrijheid, onafhankelijkheid, autonomie. Onze auto’s zijn als luchtbellen, pantsers die ons afschermen van de buitenwereld, en perfecte recipiënten voor onze dromen, van Ford T tot Audi TT. In het Vitra Design Museum ligt de nadruk op de wisselwerking tussen techniek, sociologie, urbanisme en verlangen – parameters die de auto zijn definitieve vorm gaven. De tentoonstelling, die wordt aangekondigd als multimediaal en interactief, opent met een sectie geschiedenis, van het rad tot de auto. Tot de blikvangers behoren reconstructies van antieke karren, met of zonder pedalen, plus miniatuurmodellen van de beroemde wagen van Leonardo Da Vinci, de eerste stoomauto’s, en een aantal visionaire ontwerpen uit de 19de eeuw. Het tweede luik van Automobility staat in het teken van het volk, met een reeks goedkope, historische modellen die de massa aan het stuur hebben geholpen, zoals de eerste, gebrevetteerde auto (met motor) van Carl Benz, een Fiat Topolino, een Fiat 500, een Goggomobil, een BMW Isetta, of nog de Austin Mini. Het interessantste luik documenteert de verkeersvraagstukken van vandaag, geïllustreerd aan de hand van een aantal interessante studies en projecten, en met de alternatieven die de grote merken trachten uit te werken. De Smart, Mini in de versie van Mercedes, is het bekendste voorbeeld, maar in Weil am Rhein staan ook prototypes van de BMW C1 en de Renault Zoom tentoongesteld. Aan de basis van Automobility liggen (al dan niet geslaagde) constructieve ideeën: een relativerende aanpak van Koning Auto die zowel voor- als tegenstanders kan bekoren.

Automobility, tot 9 januari 2000 in het Vitra Museum, Charles-Eames Strasse 1, Weil am Rhein, Duitsland. Tel. (00-49) 76/21.702.3200.

glasgow: de supermarkt als museum

Glasgow is in 1999 UK City of Architecture and Design. Food: Design and Culture wordt wellicht een van de publiekstrekkers deze zomer. Onderwerp van de tentoonstelling is het toenemende belang van design in de food-sector. Het ontwerpen van een pak muesli of een fles water vergt evenveel research en ontwikkeling als een nieuwe auto of een game voor Sony Playstation. Designers bepalen hoe we eten, wat we eten, waarmee we eten en waar we eten. Om nog te zwijgen over hun invloed op de plek waar we onze maaltijden bereiden. In Glasgow wordt de impact van design bewezen aan de hand van vier case studies. Designing a Diet gaat over de toename van het aantal mogelijkheden om design en voedsel te koppelen. Moderne tijden vereisen nu eenmaal modern voedsel: vliegtuigmaaltijden, high performance foods, diëten met een minimum aan calorieën, maaltijden voor cosmonauten (de pillen en pasta’s uit sciencefiction). Met een hoofdstuk over genetisch gemanipuleerde tomaten wordt de invloed van technologie op ons dagelijks voedsel onderzocht. Interessante vraag: in hoeverre zijn we als consumenten zelf verantwoordelijk voor die manipulatie? Cathedrals of Choice gaat over de supermarkt, en in het bijzonder de mechanismen en designtoepassingen die almaar subtieler worden – en almaar belangrijker. Interessante vraag, bis: beïnvloeden architectuur en design de manier waarop we shoppen? Het antwoord, dat voor de hand ligt, luidt: ja, natuurlijk. We kijken ook uit naar het foto-essay van de gevierde fotograaf Martin Parr, over de lokale voedselcultuur.

Food: Design and Culture, tot 22 augustus, Art Gallery and Museum, Kelvingrove, Glasgow – www.glasgow1999.co.uk

parijs: tussen hollywood en club med

Casablanca wordt in de meeste reisgidsen niet gespaard, net als veel andere, relatief recente steden. Dat is een vorm van kortzichtigheid die laat vermoeden dat de redacteuren van Lonely Planet of Le Guide du Routard uiteindelijk minder avontuurlijk zijn dan verwacht kan worden. Het economisch zenuwcentrum van Marokko, waarvan de mythe grotendeels berust op de film met Humphrey Bogart, is dus een resoluut moderne stad, een laboratorium van moderne stedenbouwkundige formules en architectuur: tot ver in de jaren ’60 was Casablanca een kladversie van de stad van morgen. Monique Eleb en Jean-Louis Cohen, specialisten inzake Franse architectuur, hebben tien jaar gewijd aan de studie van Casablanca. Hun bevindingen werden onlangs in boekvorm gegoten ( Casablanca: Mythes et figures d’une aventure urbaine, uitgegeven door Hazan in Parijs) en zijn nu ook het onderwerp van een tentoonstelling die tot midden juli in Parijs is te zien. Sceptici besparen zich de prijs van een reis naar Marokko, terwijl architectuurliefhebbers de tentoonstelling kunnen beschouwen als de voorbereiding op een latere studiereis. Eleb en Cohen noemen Casablanca een geslaagde moderne stad, in tegenstelling met veel andere villes nouvelles van de 20ste eeuw (de fundamenten van Casablanca dateren van de 11de eeuw, maar midden vorige eeuw was de stad praktisch van de kaart geveegd). Toen de Fransen de scepter zwaaiden over Marokko, tussen 1912 en 1956, kon in Casablanca wat in Parijs niet door de beugel kon, en dus verkozen veel Franse architecten het protectoraat voor hun experimenten in de bouwkunde. Individuele woningen werden gebouwd naar Provençaals of Spaans model, terwijl veel appartementsgebouwen aanvankelijk uit de lichtstad leken te zijn geïmporteerd, maar later meer naar Hollywood neigden: wit, hoekig, luchtig. In de bouwstijlen van de villa’s is een gelijkaardige evolutie te beschouwen, van Club Med naar Scandinavische en Californische invloeden.

Casablanca, naissance d’une ville moderne sur le sol africain, tot 18 juli, Espace Electra, 6 rue Récamier, Parijs. Tel. (00-33) 1/42.84.23.60. Elders in Parijs worden de hele zomer lang andere aspecten van de Marokkaanse cultuur belicht.

glasgow, bis: ludwig mies van der rohe

Mies Van der Rohe: Architecture and Design in Stuttgart, Barcelona, Brno is in Glasgow de tweede tentoonstelling van een prestigieus drieluik. Frank Lloyd Wright kwam al eerder aan de beurt en eind augustus volgt nog een luik over de Finse modernist Alvar Aalto. De tentoonstelling focust op de Europese periode van Ludwig Mies Van der Rohe, die zijn markantste werk, torens van glas en staal, in de Verenigde Staten uitvoerde. Uit ’s mans oeuvre werden drie projecten gekozen: het Weissenhoff-gebouw in Stuttgart (1926), het beroemde, extreem eenvoudige tentoonstellingspaviljoen in Barcelona (1929), alsook de zeer geslaagde Villa Tugendhat, die ietwat verloren ligt in de heuvels rond de Slowaakse provinciestad Brno (1928-1930). Mies Van der Rohe ontwierp natuurlijk ook meubilair: zijn Barcelona-zetel is zelfs een van de grote designklassiekers van de 20ste eeuw, en is niet meer weg te denken uit de hoofdzetels van bankinstellingen, ministeries en andere dure interieurs. In Glasgow wordt van elk gebouw ook het bijbehorende meubilair getoond. Interessant, omdat Mies Van der Rohes Europese periode samenvalt met zijn activiteiten als meubelontwerper: na 1932 wijdde hij zich uitsluitend aan architectuur. Op de tentoonstelling zijn van de drie gebouwen telkens twee schaalmodellen te zien. Het ene toont de volledige, afgewerkte constructie, het andere houdt het bij enkele details van de interieurs, meubilair inbegrepen. Verder zijn er foto’s, plannen, tekeningen en oude brochures.

Ludwig Mies Van der Rohe, tot 29 augustus, The Burrell Collection, Pollok Country Park, Glasgow.

rotterdam: architectuur voor vissen

Een groot gedeelte van de Nederlandse bevolking leeft en werkt onder zeeniveau. De uit Duitsland afkomstige kunstenaar Stefan Gross is gefascineerd door het paradoxale van dat droge verblijf onder de zeespiegel. Als de Nederlanders onder water leven, dan horen de vissen volgens hem eigenlijk boven water te leven. Om de vissen een kans te geven hun aan de Nederlanders verloren gebied te heroveren, ontwierp de kunstenaar een fishboat. Die drijft de hele zomer lang in de vijver van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam. De fishboat bestaat uit een schijfvormige bak van gehard glas die aan de onderzijde open is. Door de opwaartse druk vult de bak zich met water. De ervaring met eerdere, kleine modellen, leert dat de vissen na enige gewenning uit zichzelf de schijf binnenzwemmen en de wereld boven de waterspiegel verkennen. Vissen en mensen bevinden zich dan op gelijke hoogte – “een situatie waar normaal een nat pak of een stormvloed voor nodig is”, preciseert het NAi.

Aquanaut, Architectuur voor vissen, tot 20 augustus, Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam.

hyères: l’union des artistes modernes

Tijdens het interbellum kon creatief Frankrijk (architecten, grafici, meubelontwerpers, decorateurs) worden gesplitst in twee stijlfamilies. Enerzijds: de liefhebbers van art deco, een stijl die werd gemarkeerd door het gebruik van dure materialen, artisanale technieken en historische referenties. Anderzijds: de fanatici van het modernisme, die gepassioneerd waren door purisme, en dus een afkeer hadden van decor en ornament. Een aantal modernisten, onder wie architect Robert Mallet-Stevens en Charlotte Perriand, begonnen in 1929 L’Union des Artistes Modernes ( UAM), een groep die ijverde voor ‘werkelijk sociale’ kunst). Het daaropvolgende decennium betaalden Fernand Léger, Le Corbusier, Jean Prouvé, Eileen Gray, Pierre Chareau en Sonia Delaunay keurig hun lidgeld. Een selectie meubelontwerpen van het UAM, geput uit de collectie van het Centre Georges Pompidou, staan de hele zomer tentoongesteld in wat wellicht de indrukwekkendste woning is van de Azurenkust: Villa Noailles, een ontwerp van Mallet-Stevens.

L’Union des Artistes Modernes 1929-1939, tot 5 september in de Villa Noailles, Montée de Noailles, Parc Saint-Bernard, Hyères. Tel. (00-33) 4/94.65.22.72. In de buurt: Charlotte Perriand, Fernand Léger, Une Connivence, tot 27 september 1999, Musée National Fernand Léger, Chemin du Val-de-Pome, Biot.

londen: verner panton

“Je zit gemakkelijker op je favoriete kleur”, vond Verner Panton, die zelf absoluut niet van wit hield. De tentoonstelling die het Londense Design Museum deze zomer wijdt aan de vorig jaar overleden Deense ontwerper, staat in het teken van licht en kleur: Panton geloofde dat kleur, net als muziek, echo’s in de ziel kon opwekken. Zijn eigen palet was beperkt. Panton gebruikte alleen eenvoudige kleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw en violet, plus magenta en turkoois.

In het Design Museum, dat dit jaar zijn 10de verjaardag viert, is onder meer een reconstructie te zien van Pantons laatste opdracht: een installatie voor het Trapholt Museum in Denemarken. Acht zalen liggen uitgestrekt op een lijn, en elke zaal heeft haar eigen kleur, van vloer tot plafond. In die zalen waren ook de tentoongestelde voorwerpen per kleur gerangschikt (in tegenstelling tot een indeling volgens periode, stijl of materiaal). Panton ontwierp al monochrome interieurs in de jaren ’50. Een van zijn eerste grote opdrachten, de renovatie van een herberg in Denemarken, was reeds opgevat volgens hetzelfde idee. Hij begon zijn carrière als assistent van Arne Jacobsen, en in de vroege jaren ’60 ontwierp hij de allereerste plastic stoel uit een stuk. Zijn bekendste stoel, de Panton, wordt dit jaar heruitgebracht in lichtjes gewijzigde versie. Net als zijn spectaculairste meubel, de Living Tower uit 1969: een heuse zitsculptuur met vloeibare, afgeronde vormen, het geheel gekaderd in een perfect vierkant. Panton was ook een vooraanstaand binnenhuisarchitect. Voor hem was ruimte geen afwezigheid van vorm, maar een positief architecturaal element. Hij liet vormen en kleuren versmelten, en de grenzen tussen vloeren, muren en plafonds vervagen: een psychedelische manier van leven.

Verner Panton: Light and Colour, tot 10 oktober, Design Museum, Londen. Tel. (00-44) 171.378.6055.

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content