De tentoonstelling ‘Airworld’ brengt de esthetiek van de luchtvaart voor het voetlicht : kortgerokte stewardessen, aanlokkelijke affiches en futuristische luchthavens.

:: ‘Airworld’, van 18 maart tot 19 juni in het Designmuseum, Jan Breydelstraat 5, 9000 Gent, 09 267 99 99. Website : design.museum.gent.be. De catalogus is alleen beschikbaar in het Engels of het Duits en kost 59,90 euro.

Een scène in The Aviator zal mij altijd bijblijven : hoe Howard Hughes û de man van de Hughes Aircraft Company en de drijvende kracht achter TWA in de jaren vijftig en zestig, vertolkt door Leonardo Di Caprio û de romp van een vliegtuig streelt. “Dieper”, klinkt het hard, “de klinknagels moeten dieper in het metaal zitten. Doe het.” Zijn technici zijn de wanhoop nabij. Enkele scènes later staat Hughes opnieuw naast datzelfde vliegtuig. Langzaam en met een geconcentreerde blik in de ogen vlinderen zijn handen over het metaal. Muisstil is het in de hangar, terwijl de bouwers gespannen wachten op het oordeel. Met een glimlach geeft hij zijn goedkeuring. The Aviator is één groot eerbetoon aan een man die bezeten was van vliegen en vliegtuigen (hij leed ook aan smetvrees en werd langzaam gek), maar de film geeft ook een goed beeld van de explosiviteit waarmee de luchtvaart zich in de jaren vijftig en zestig ontwikkelde. Een geschiedenis die zich laat schrijven in overtreffende trappen : groot groter grootst moesten de toestellen zijn. Snel sneller snelst en hoog hoger hoogst om ver verder verst te vliegen. En het liefst met veel meer meest mensen aan boord.

Honderd jaar geleden hadden de gebroeders Wright het niet durven dromen : dat je in 24 uur naar Australië zou kunnen vliegen, helemaal naar de tegenvoeters. Vandaag zijn we gewend geraakt aan de luxe om snel even naar een ander continent te reizen. Een dag onderweg vinden we al te lang en te vermoeiend. Hoe anders moeten die eerste transcontinentale vluchten zijn geweest : het kostte Lufthansa in 1938 vier dagen om van Berlijn naar Kaboel te vliegen, met tussenlandingen in Athene, Bagdad en Teheran – om maar een idee te geven. Vertragingen van enkele uren, soms dagen waren heel gewoon. Het lijkt geen tijd om naar terug te verlangen. En toch. Oude foto’s en films als The Aviator doen ons nostalgisch zwijmelen : hoe heroïsch moet het zijn geweest ! Avontuurlijk in de ware zin van het woord. Luchthavens die nauwelijks meer zijn dan een bushokje en Spartaans ingerichte vliegtuigen. Dat veranderde echter snel : al vóór de Tweede Wereldoorlog werden hangars en bushokjes vervangen door echte luchthavengebouwen en kregen vliegtuigen een luxueus interieur, geïnspireerd op de treincoupés : stoelen tegenover elkaar met een tafeltje ertussenin. Een setting die indien nodig, net als in de slaaptreinen, snel omgebouwd kon worden tot slaapplaatsen.

Die veranderingen qua look en de-sign vormen het onderwerp van de tentoonstelling Airworld, de laatste in de rij tentoonstellingen van het Vitra Design Museum die het afgelopen jaar in ons land te zien waren. De cosy salonnetjes van de beginjaren worden immers vervangen door lange rijen stoelen achter elkaar. De rotanzetels hebben snel afgedaan : ze wegen te veel en men kiest voor aluminium of de superlichte hightech materialen zoals in de spacy aandoende ontwerpen van Ross Lovegrove en Marc Newson. Worden aanvankelijk de maaltijden aan boord gekookt, de kok moet plaatsmaken voor de catering, terwijl het porseleinen servies en het zilveren bestek vervangen worden door plastic trays. De luchthavens kunnen de vliegtuigen nauwelijks slikken : voortdurend moet er worden uitgebreid en het ene gebouw is al geslaagder dan het andere. Een van de opmerkelijkste is de TWA-terminal van Eero Saarinen (1956), met zijn zwevende dak nog altijd een van de meest futuristische gebouwen (zie ook p.127).

Aan de hand van foto’s, historische films en maquettes van vliegtuigen, maar vooral van tientallen voorwerpen (van oude stoelen en vaatwerk tot posters en uniformen) vertelt de tentoonstelling het designverhaal van de luchtvaart, samengebald in vier hoofd- stukken : ticket office, airport, depar-ture en arrival. Als er één gedachte boven komt drijven, dan wel dat luchtvaartmaatschappijen zich al vroeg bewust waren van hun uitstraling en er alles aan deden om die magie in stand te houden. Imagebuilding heet dat tegenwoordig.

Je kunt ook stellen dat de luchtvaart het corporate design heeft uitgevonden en daarvoor ook gespecialiseerde krachten aantrok. Het Amerikaanse TWA engageerde bijvoorbeeld Raymond Loewy, industrieel designer avant la lettre, die in de periode rond 1960 het complete corporate design van de maatschappij tekende : van de vliegtuiginterieurs tot en met de tickets en de uniformen. Gio Ponti, Tapio Wirkkala, Joe Colombo, Charlotte Perriand, Arne Jacobsen, Gerrit Rietveld, Tyler Brûlé… het zijn maar enkele grote namen die door de een of andere maatschappij gesolliciteerd werden. Het beeld moest compleet zijn : van het kleinste glas aan boord tot de kussens, van de boardingpass tot het logo én het sjaaltje in het stewardessenuniform.

De catwalk boven de wolken

Ach, de air hostess. Welk meisje heeft niet gedroomd van een carrière hoog in de lucht ? Spannend en avontuurlijk, altijd op weg naar exotische bestemmingen. Het heeft vrij lang geduurd voor de eerste vrouw als crew member werd aangeworven. United Airlines beet de spits af en nam in 1930 acht vrouwen in dienst, alle acht verpleegster : zij moesten de passagiers een veilig gevoel geven. De heren die toen de dienst uitmaakten, moesten nog echt overtuigd worden van het nut daarvan. Tot ze beseften dat ze met de stewardessen de ideale troef in handen hadden. Reclamecampagnes van toen verraadden welke rol men de stewardess toedichtte : zij was de ideale huisvrouw, die alle wensen van de passagiers met de glimlach tegemoetkwam. Altijd mooi en blij, altijd zorgend en bovendien ongehuwd (tot begin jaren zeventig namen luchtvaartmaatschappijen uitsluitend ongehuwde vrouwen in dienst). Hoeft het te verbazen dat de lucht zwanger raakte van romantiek ?

Opvallend is dat de opvattingen over stewardessen en hun rol, weerspiegeld wordt in de uniformen. De vertrouwenwekkende verpleegster van de jaren dertig gaat gehuld in een haast militair outfit. De gesofisticeerde huisvrouw van de jaren vijftig draagt een even gesofisticeerd mantelpakje. In de jaren zestig, het decennium van de seksuele revolutie, wordt de stewardess een modebewuste vrouw die niet bang is om uit te dagen. Vanaf 1970 verandert het imago opnieuw en wordt het uniform gekenmerkt door een nieuwe zakelijkheid. Vandaag accentueert men graag het professionele karakter van het cabinepersoneel.

Precies omdat de stewardess een centrale rol speelt in de reclamecampagnes en het imago van de maatschappijen werd, wordt ongelooflijk veel belang gehecht aan het uniform. Daarom worden al in de jaren vijftig modeontwerpers gevraagd om de maatschappij vestimentair te laten scoren. Talrijk zijn de namen uit de haute couture die zich eraan gewaagd hebben. Air France deed een beroep op onder andere Dior, Balenciaga en Nina Ricci ; Alitalia ging bij Armani aankloppen ; Pierre Cardin tekende een uniform voor Pakistan International Airlines ; SAS vroeg Calvin Klein. Absoluut hoogtepunt zijn de flambloyante uniformen die Pucci ontwierp voor Braniff International : kleurrijke minirokjes en nauwsluitende leggings ; strepen en bollen in alle mogelijke combinaties ; en als fi-nishing touch een stijlvolle mantel en een bolle hoed die zo uit een sciencefictionfilm lijkt te komen. Ze waren revolutionair en nooit gezien. In één klap maakte Pucci de luchtvaart en haar uniformen tot trendsetters in plaats van trendvolgers.

Vandaag kun je dat nog moeilijk hard maken. Maar de uniformen van de meeste luchtvaartmaatschappijen blijven wel fashionable en worden getekend door modeontwerpers. De Sabena-uniformen van de jaren negentig werden bijvoorbeeld getekend door de Brusselse ontwerper Olivier Strelli. En het cabinepersoneel van het nieuwe SN Brussels Airlines vliegt in Xandres en Scapa, minder haute couture, maar wel twee gerespecteerde Belgische modehuizen.

Het mag duidelijk zijn dat over de-sign en luchtvaartmaatschappijen nog lang niet alles verteld is. Ook de tentoonstelling Airworld en zelfs de catalogus (een turf van zo’n 300 bladzijden) zijn bijlange niet exhaustief. Er zijn ook zovele kanten aan dit verhaal en bovendien zijn er almaar meer luchtvaartmaatschappijen… Airworld geeft echter een mooi beeld van de nieuwe industrie die vorige eeuw revolutionair maakte. In Gent wordt er bovendien een nationaal extraatje aangebreid met enkele stukken die het ter ziele gegane Sabena in herinnering brengen.

Tekst Hilde Verbiest

Groot groter grootst en snel sneller snelst.

De hostess en haar uniform werden almaar belangrijker voor het imago.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content