Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Hij lacht nog net zo luid, is nog even uitbundig en spontaan, maar minder bereid om diplomatisch te zijn. ?Zonder pretentie, maar met het nodige zelfrespect : er is maar één haute couturier in België : Gerald Watelet.? Een jaar na het neerleggen van de boeken, acht jaar na de eerste haute-couturecollectie, volgt nu luxe prêt-à-porter : ?Almost Couture?. Maar wel ?Totally Watelet?.

Lene Kemps

Bitter is hij er niet van geworden, dat ligt niet in zijn natuur. En zelfs al is hij enkele illusies armer, het idealisme blijft. ?Heel even ben ik boos geweest op België. Ik kan maar niet begrijpen dat er hier zo weinig belangsteling is voor haute couture. We leven in een land waar men respect heeft voor kwaliteit, aandacht voor het artisanale en een voorkeur voor degelijke duurzaamheid. Het geld is er, het niveau is er, maar de cultuur laat op zich wachten. Belgen investeren in solide zaken als auto’s en bakstenen. Vrouwen zijn bang van iets ?frivools? als haute couture. Toch blijf ik volhouden. Ik ga niet zitten wenen omdat niemand mijn jurken koopt. Ik ben ervan overtuigd dat er een potentieel is en ik geef mezelf niet zo snel gewonnen.?

In september ’96 zette het huis Watelet alle activiteiten stop en werd het faillissement uitgesproken. ?Een aantal zaken hebben we achteraf gezien slecht gepland?, zegt Gerald Watelet. ?We hadden meteen in prêt-à-porter moeten investeren, dat zie ik nu duidelijk. We hadden van bij het eerste defilé in Parijs ginder ook een klein salon moeten openen. We hadden, we hadden. Maar al betreur ik een aantal gemiste kansen, ik heb in elk geval geen spijt van de dingen die we wel hebben gedaan. Mensen zeggen me : je had nooit moeten defileren in Rome, Parijs en Moskou ; je had nooit dat huis op de Louizalaan moeten nemen, al dat geld ! Mijn reactie is altijd dezelfde : als ik dat niet had gedaan, dan was ik nooit Gerald Watelet geworden. Dan was ik het zoveelste couture-winkeltje zoals er zoveel zijn.?

Een curator werd aangesteld met de bedoeling een overnemer te vinden. Maar een Belgische Jean-Louis Dumas (van Hermès), Bernard Arnault (baas van Dior, Givenchy, Lacroix enz.), of zelfs een tweede Norbert Norman (Watelets vroegere vennoot) bleken moeilijk te vinden. ?Niemand begreep het?, zegt Watelet. ?Ik kreeg ministers over de vloer die zeiden : hoe kan dat nu ? Een Belgisch huis, dat zelfs aan de koningin verkoopt, dat voor uitstraling tot over de grenzen zorgt en niemand is geïnteresseerd ! In Parijs of Rome zou er iemand opstaan die zegt : de naam is gekend, het grote werk is gedaan, het kost niet te veel : daar kunnen we iets van maken. Hier is het altijd hetzelfde. Als ik geen vijftig kandidaat-overnemers heb ontmoet, dan heb ik er geen enkele gezien. En altijd dezelfde vragen : bent u wel genoeg gekend, zal u wel voldoende kopen ? En altijd dezelfde reactie : kost een collectie zoveel ! Maar ook : en wanneer brengen we dan een parfum uit ? Want dat brengt geld op, dat weten ze.?

Uiteindelijk werd de bvba Geryvo gecreëerd, waarin Watelets vader en drie andere partijen als geldschieters zijn opgenomen. De haute-couture-afdeling verhuist naar de eerste verdieping van het huis op de Louizalaan en op het gelijkvloers wordt de prêt-à-porter ondergebracht. Pure confectie is het uiteraard niet. Het is Almost Couture, een lijn die tussen haute couture en prêt-à-porter zweeft.

Als ik je hoor praten, is het duidelijk waar je hart ligt : op de eerste verdieping en niet op het gelijkvloers.

Gerald Watelet : Haute couture, dat is een passie. De Almost Couture collectie maak ik met evenveel enthousiasme en inzet, maar het spreekt vanzelf dat ik daar geen uren kan besteden aan een mouwinzet of borstneep. Elke vrouw is anders gebouwd en bij haute couture is dat essentieel. Bij prêt-à-porter moet je op een bepaald moment zeggen : die neep zet ik daar en die naad loopt zo en dat moet dan maar voor iedereen passen.

Met Almost heb ik voor een tussenvorm gezorgd. Ik zal bijvoorbeeld geen enkele zoom vastnaaien, zodat de klant de lengte van broeken en rokken zelf kan kiezen. Ik zet geen knopen op de mouwen, zodat de mouwlengte kan aangepast worden. Het zijn kleine details, maar ik wil nog steeds een service leveren die toelaat een couture spirit te handhaven in een prêt-à-porter collectie.

Confectie vraagt een heel andere aanpak dan couture. Was het makkelijk om die omschakeling te maken ?

Prêt-à-porter is veel conceptueler dan haute couture. Het vraagt om een eigen winkel, een merkenimago, een draagtas, een logo ; het is een totaalpakket. Haute couture is eigenlijk een vrij primaire bezigheid, het is veel meer louter kleren maken, terwijl prêt-à-porter om een inkadering vraagt.

Haute couture hoeft zich van trends niets aan te trekken. Prêt-à-porter wel. Hoe zie je dat ?

Monsieur Mode ben ik nooit geweest en zal ik nooit worden. Woorden als chic, elegantie en stijl zijn voor mij veel belangrijker. Ook in de prêt-à-porter.

En wat de creatie betreft ? Was dat anders ?

Ik dacht dat ik totaal anders was vertrokken, maar uiteindelijk bleek mijn concept nog te couture. Ik heb alles moeten versimpelen. Je moet geen acht verschillende jasjes maken, maar je moet twee jasjes in vijf verschillende stoffen leveren. Ik dacht in ensembles, maar je moet onderling combineerbare stukken brengen.

Ik heb tailleurs, met een rok of broek. Zijden bloezes, maar ook mouwloze T-shirts. Eenvoudige jersey jurkjes, maar ook jasjes in taffetas. Prijzen gaan van vijfduizend tot zestigduizend frank. Voor we de collectie lanceerden, hebben we ze uitgetest op verschillende vrouwen, en hun reacties zijn erg leerrijk geweest. Soms vernietigend of kwetsend, ook grappig en complimenteus ; maar altijd interessant.

Laat me raden. Ze zeiden : dit is veel te duur.

Dat was een vaak gehoorde opmerking. Het is opvallend dat mensen compleet geen idee hebben hoeveel het kost om iets te produceren, ze weten niet waarom de ene stof duurder is dan de andere of waarom een bepaalde afwerking meer kost. Ze beseffen niet hoe je tot een bepaalde prijs komt, en dat is logisch want het is ook hun probleem niet.

Maar zelfs als je hen uitlegt dat het om exclusieve stoffen gaat, om bedrukkingen speciaal voor ons gemaakt, om een artisanale afwerking en heel kleine series ; dan nog willen ze het niet snappen. Wat me een beetje ergert, is dat het een nationaal tijdverdrijf is geworden : alles te duur vinden, afpingelen, marchanderen. Wij zijn een volk van commerçanten, niks aan te doen.

Ik koop ook prijsbewust.

Ben je daar zeker van ? Is dat echt zo ? Als het werkelijk waar is, dan feliciteer ik je van ganser harte. Maar ik heb de test al met veel vriendinnen gedaan. Ze kopen niet bij mij, want Waletet vinden ze véél te duur. En dan beginnen we te tellen : wat heb je dit seizoen gekocht en hoeveel keer heb je het gedragen ? Verlegen worden ze dan. Want de rekensom valt bijna altijd in hun nadeel uit. ?Ach ja, dat jasje dat ik in zeven haasten heb gekocht omdat ik naar een feestje moest en iets nieuws wilde. Ik zocht eigenlijk eentje dat een beetje korter was, en ik had ook liever een andere kleur gehad, maar enfin, ik vond niks anders.? Awel, dat jasje wordt dan enkele keren gedragen en belandt in de kast. Samen met een broek en een jurk die op dezelfde manier zijn gekocht. Voor het bedrag dat je aan dat soort halve miskopen of overhaaste aankopen spendeert, heb je bij mij iets goeds. Iets waar we samen over praten en over nadenken. Iets dat we aan jouw smaak en jouw lichaam aanpassen en dat in jouw garderobe past.

In principe ben ik overtuigd, maar ik ken mezelf. Ik winkel gewoon graag.

Ik veronderstel dat winkelen een tijdverdrijf als een ander is. De meeste vrouwen trekken zaterdag de stad in om te shoppen en soms zijn ze triest als ze terugkomen want : ?Pfff, we hebben niks gevonden.? Ik zou liever hebben dat mensen wat minder en beredeneerder kochten, maar goed, consumeren mag voor mijn part een hobby zijn. Wat me wel stoort, is dat diezelfde vrouwen mijn klanten beschouwen als frivole wezens die het geld uit de ramen gooien. ?Die kleedt zich bij Watelet, dat zal wel een fortuin kosten.? Terwijl de aankopen bij ons veel doordachter en gestructureerder gebeuren. Wat heb je aan die truitjes en T-shirts die je maar enkele keren draagt ? Investeer dan in één stuk dat jarenlang meegaat.

Speelt drempelvrees niet mee ? Zelf loop ik ook makkelijker in een winkel in de Dansaertstraat binnen dan bij Watelet op de Louizalaan.

Die drempelvrees heb ik onderschat. Er zijn inderdaad nog veel vrouwen die hier gewoon niet durven binnenkomen. Of laat ik het anders formuleren : er zijn nog veel dames die hier niet durven buitengaan. De Belgische vrouw voelt een soort gêne tegenover luxe. Ze wil niet te veel opvallen, zeker niet met haar kleding. Misschien wil ze wel investeren in een juweel of zo, maar in een couture jurk, nee. Wat zullen de buren denken ?

Almost is vriendelijker van uitstraling en kan daardoor meer vrouwen aanspreken. Ik hoop dat Almost de couture-angst een beetje wegneemt.

Bij haute couture heb je een dialoog met de klant. Prêt-à-porter is een monoloog, de visie van een ontwerper op een vrouw. Weet jij wat vrouwen willen ?

Ik denk dat ik weet wat ze willen : comfort. Elegantie ook, maar niet in de eerste plaats. Vrouwelijkheid. Eenvoud. Tijdloosheid. Ongecompliceerde kleding.

Annemie Neyts kleedt zich in Watelet. Ze kwam hier onlangs aan in een marineblauwe jurk van vier jaar geleden. Die jurk was nog net even mooi als toen. Ze zei : ik trek die ’s morgens aan en hoef er dan de hele dag niet meer aan te denken. Dat is toch uiteindelijk de ware luxe : een kledingstuk waarin je je in alle omstandigheden zo goed voelt dat je het volledig kan vergeten. En dat soort kleren wil ik maken. Daarom wil ik Almost uitsluitend in een eigen winkel verkopen. Ik wil zelf zien hoe vrouwen reageren. Ik wil weten welk effect mijn kleding veroorzaakt. Ik wil die dialoog in stand houden.

Maar eigenlijk wil ik je vraag omdraaien. Als ontwerper moet ik weten wat vrouwen willen. Maar weten vrouwen zelf wat ze willen ? Weet jij wat je wil ? En jaagt haute couture je angst aan, omdat je eigenlijk niet weet wat je zoekt ?

Euh…

Volgens mij heeft dat er veel mee te maken. Als je voor de spiegel staat, ben je alleen met jezelf. De meeste vrouwen die winkelen, willen op iemand anders lijken : op een foto in een tijdschrift, op een vriendin. Dat kan bij mij niet. Je moet je lichaam kennen, je moet weten wat je past. Niks label-om-te-hebben of hype-van-het-seizoen. De confrontatie met jezelf : wat wil ik.

Mijn beste klanten zijn erg uitgesproken. Ik heb een zeventigjarige dame die een waslijst van eisen heeft : altijd haar hals bedekt, nooit een ceintuur, als het kan de onderbenen bloot want die zijn nog erg mooi, het liefst een rechte broek, nooit bedrukkingen, altijd een sobere kleur… Ooit liet ze een rok zo strak spelden dat de naaister zei : maar mevrouw, daar kan u zelfs niet in zitten. Ze antwoordde : eh bien, dan wordt het een ensemble om in recht te staan. Ik ben dol op die vrouw.

Mijn favoriete couture anecdote is hoe Wallis Simpson bij Dior zonder enige gêne de twee zakken van een zijden jas rukte. Want ze gebruikte die toch nooit. Dat is de essentie van couture. Als je geen zakken nodig hebt, moeten er geen opstaan. Dat is heel verfijnd en individualistisch en langs de andere kant bijna grof, primair, basic.

Het herinnert me aan een uitspraak van iemand die Onassis niet kende, maar hem in een restaurant zag en zei : zo eet alleen een koning of een boer.

Precies. Dat zouden wij allemaal wat meer kunnen gebruiken. Wat boerenverstand. En wat koninklijke allure. Op een natuurlijke manier onze eigen regels maken.

Wat ik zo beu ben, is die typische Belgische uitspraak : dat hoort niet, ça ne se fait pas. Onzin. Alles kan. Het hangt af van het moment, van de persoon in kwestie en van de manier waarop. Nu zoekt iedereen la petite robe noire, maar voor Chanel het droeg om naar de opera te gaan, werd het beschouwd als uiterst ordinair, kleding voor werkvrouwen of weduwes.

Ik verlang naar de dag waarop er hier iemand binnenstapt die de zakken van haar jasje rukt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content