In de herfst schieten ze soms in kringen uit de bodem. Paddestoelen zijn zowel gelukssymbolen als onheilspellende verklikkers van demonische krachten.

PIET DE MOOR

Oostenrijkers, Hongaren, Tsjechen, Russen, Fransen en Italianen trekken er elke nazomer op uit om paddestoelen te verzamelen, want die zijn een zeer gewaardeerd onderdeel van het menu en op de lokale markten worden die vers getrokken zwammen te koop aangeboden. Wekenlang heerst er een soort paddestoelenkoorts, schrijft Ton Lemaire in Godenspijs of duivelsbrood, een lezenswaardige en knap geschreven cultuurgeschiedenis van de paddestoel. In verschillende streken worden zelfs zwamgebeden opgezegd in de hoop dat dit de oogst bevordert. Bij het vinden van een eerste champignon bidden de plukkers in Gascogne : ? Champignon, petit champignon, fais-moi trouver ton compagnon.” In Stiermarken kijken ze uit of er op 4 juli, St.-Procopus, regen valt. Is dat het geval, dan is dat een goed teken voor een voorspoedige zwammenvondst. De lokale volksoverlevering vertelt dat je veel paddestoelen vindt als je ongewassen en halfgekleed op zoek gaat, als je blootsvoets bent en een schort omgekeerd aanbindt. Ook wie niet gedoopt is, is de getipte man om te oogsten. Omdat de plukker heidens is, zijn de zwamgeesten, die per definitie van het christendom niets moeten hebben, hem gunstig gezind.

Bij de noordelijke volken, die ietwat nuchterder zijn, staat de paddestoel minder hoog in aanzien. Daar heerst meer angst dat de paddestoelen die in de wilde natuur zijn geplukt, giftig zouden zijn. Maar eigenlijk valt dat wel mee. Van de dertig- tot honderdduizend soorten die in de hele wereld groeien, zijn er slechts een twaalftal die werkelijk dodelijk zijn, waaronder enkele soorten van het geslacht amaniet. Het is dus eigenlijk niet fair dat paddestoelen tot in de dialecten toe zulke onuitstaanbare namen dragen als judasoor, heksenei, spoken- en duivelsbrood. Die demonisering is ook om een andere reden niet correct, want heel wat paddestoelen worden ten onrechte giftig genoemd terwijl ze alleen maar hallucinogeen zijn. Wellicht zijn paddestoelen de oudste drugs die de mens ooit genuttigd heeft. En toch is het soms oppassen geblazen. Paddestoelvergiftigingen zijn van alle tijden. Keizer Claudius ging eraan dood, allicht omdat zijn echtgenote Agrippina hem giftige zwammen had voorgeschoteld. Maar ook keizer Karel VI, paus Clemens VII en ten slotte niemand minder dan Boeddha werden het slachtoffer van hun paddestoelenzucht.

Omdat ze geen chlorofyl bevatten, zijn paddestoelen erop aangewezen zich te voeden met de rottende resten van andere planten. Soms zijn het echte parasieten die rechtstreeks op levende planten groeien, waardoor we ze aantreffen op allerlei boomstammen. Ze komen het meest voor in de nazomer en in de herfst, vooral na een periode van regen. Ze schieten soms pijlsnel uit de grond en genieten een kortstondig leven, waarna ze indien ze tenminste niet worden geplukt in weinig dagen weer wegrotten, aangetast door slakken, kevers en andere insecten. Wat we boven de grond zien verschijnen, is als het ware het ?fruit” van de zwam, want het eigenlijke paddestoellichaam of mycelium bevindt zich ondergronds. In tegenstelling tot de vruchtlichamen blijft het mycelium verschillende jaren leven. Het heeft de neiging om in de rondte te groeien, zodat het voorkomt dat de vruchtlichamen een hele of een halve kring gaan vormen. Volgens het volksgeloof zouden op die plekken de heksen komen dansen. Merkwaardig genoeg heeft men het bestaan en de groei van het mycelium pas vorige eeuw ontdekt.

De mycologie of paddestoelenkunde heeft veel te danken aan het echtpaar Wasson dat begin deze eeuw op dat terrein baanbrekend werk heeft verricht. In zijn boek vertelt Ton Lemaire in een grappige anekdote hoe die samenwerking tot stand is gekomen. Gordon Wasson was een Amerikaan die in 1927 trouwde met de Russische Valentina Pavlovna. Hun wittebroodsweken brachten ze door in de fraaie Catskills-heuvels in de staat New York. Toen ze aan het wandelen waren, ontdekte Valentina plots een groepje paddestoelen en snelde erheen. Ze was verrukt daar paddestoelen aan te treffen, want die herinnerden haar aan haar jeugd in Rusland en aan de gewoonte om paddestoelen te verzamelen. Valentina boog zich opgetogen over de zwammen, begon er tegen te praten en plukte ze omdat ze er een maaltijd wilde van bereiden. Maar haar Amerikaanse man, die paddestoelen griezelig vond, was geërgerd en wilde ’s avonds helemaal geen zwammen eten. Die avond hadden ze hun eerste huwelijkscrisis. Het was deze botsing van Angelsakische angst voor de paddestoelen en Slavische liefde voor de zwam die het koppel attent maakte op de culturele dimensie van onze houding tegenover paddestoelen. Ze werden de grondleggers van een wetenschap die etnomycologie wordt genoemd omdat ze in hun studies en publicaties waaraan ze de rest van hun leven zouden besteden, onderzochten op welke manier de volken met de paddestoel zijn omgegaan.

Voor velen van ons is het woord paddestoel een synoniem voor de vliegenzwam. Iedereen kent deze rode paddestoel met witte stippen uit de illustraties van kinderboeken en misschien ook wel van oude wenskaarten. Het is precies deze paddestoel die in Lemaires verhaal de hoofdrol speelt. In grote delen van Europa was het een gangbare gewoonte om deze zwam te gebruiken als vliegenverdelger. Hij werd in een schoteltje met melk gelegd zodat de hoed op de vloeistof dreef. De vliegen die ervan dronken, behoorden dood te gaan, maar in de praktijk werden ze alleen maar verdoofd. Ook de vliegenzwam behoort immers tot de soorten paddestoelen die niet echt giftig zijn, maar wel hallucinogeen. De naam ?gekke paddestoel” die vroeger in Europa werd gebruikt, sloeg waarschijnlijk op de vliegenzwam. Wanneer iemand vreemd gaat doen, wordt in verschillende streken van zo iemand gezegd dat hij ?geraakt is door de paddestoel”.

De oudste waarneming met betrekking tot de vliegenzwam is afkomstig van de Pool Kamiénski die in 1658 in West-Siberië de Ostjaken observeerde. Volgens zijn beschrijvingen werd de zwam gedroogd gegeten. Droog is hij immers niet alleen beter maar ook langer bewaarbaar. De vliegenzwam had een grote waarde. In sommige gebieden bedroeg de prijs voor een zwam zelfs een heel rendier. Vaak werd de paddestoel eerst door vrouwen gekauwd en dan door een man opgegeten. Om de smaak te verbeteren werd het sap van de rijsbes of van het wilgenroosje toegevoegd. Meestal werden er drie of zeven stuks (heilige getallen) tegelijk gegeten. Vaak ging het om zwammen waarvan de hoeden zelf zeven stippen telden.

Volgens Kamiénski traden er na een half tot twee uur onwillekeurige spierbewegingen op, kreeg men rillingen en moest men soms overgeven. Na verloop van verschillende uren waarin men afwisselend slaperig en hyperactief was, viel de gebruiker in een diepe slaap waaruit hij zonder nadelige bijverschijnselen ontwaakte. Gedurende de hele tijd dat men onder invloed was, had men de prettigste gevoelens en beelden, vooral tijdens de periode van de slaap.

Lemaire vertelt dat enkele waarnemers melding maken van de uitzonderlijke kracht waarover mensen beschikken die van de vliegenzwam hebben gegeten. Zo kon iemand een zak van zestig kilo tien mijl ver dragen en anderen waren onvermoeibaar in het achtervolgen van rendieren. Het was verder een opmerkelijke gewoonte onder de meeste Siberische volken om de urine te drinken van iemand die vliegenzammen had gegeten. Bij onderzoek is namelijk gebleken dat de werkzame stoffen van de zwam volledig in de urine aanwezig blijven en zelfs nog een sterkere uitwerking hebben dan bij directe consumptie. De urine van een vliegenzwamgebruiker werd dan ook meestal opgevangen en gedronken, zeker in gebieden of seizoenen waarin de paddestoelen schaars waren. Het kwam voor dat de uitwerking van de paddestoel tot vijfmaal toe werd gerekt door herhaaldelijk de urine te drinken. Het gebeurde ook dat de gebruiker zijn eigen urine dronk en er op die manier in slaagde de trance verscheidene dagen te verlengen.

In Mexico heeft Wasson baanbrekend onderzoek verricht naar de bewustzijnsverruimende rol van paddestoelen. Het was al langer bekend dat de sjamanen er paddestoelen of vlees van de goden aten om in trance te komen, maar het duurde tot 1938 voor westerse geleerden er een nachtelijke paddestoelenceremonie (een velada) konden meemaken. In 1957 publiceerde Wasson daarover een artikel in het Amerikaanse blad Life onder de titel : Seeking the Magic Mushroom. Het gevolg was dat hele horden jongeren zich naar de Mexicaanse gebieden repten waar deze paddestoelen nog groeiden.

Uit de Spaanse kronieken die in de zestiende eeuw door missionarissen werden bijgehouden, blijkt ook dat de zendelingen hun uiterste best hebben gedaan om deze duivelse gebruiken met wortel en tak uit te roeien. Lemaire : ?Dit is hen zo goed gelukt dat vier eeuwen lang de paddestoelcultus volstrekt onbekend was voor de buitenwereld.” De indianen zetten hun nachtelijke sessies in het geheim verder, ook al werden christelijke gebruiken in de oude rituelen opgenomen.

In De heilige paddestoel en het kruis (1971) heeft John M. Allegro, een geleerde die soms fantastische sprongen maakte, erop gewezen dat de vliegenzwam een centrale rol speelde in de vruchtbaarheidscultus van joden- en christendom. Dat komt door zijn vermogen om via hallucinaties toegang te verlenen tot de wereld van het onbekende alsook wegens zijn associaties met penis en vagina. Lemaire vertaalt het zo : ?Paddestoelen in het algemeen zouden dragers zijn van een krachtige seksuele symboliek. Vooral het plotse opkomen van de zwammen, hun snelle groei en weer verdwijnen, hun ontluiken uit een eivormig begin tenminste bij de amanieten en zeker hun fallische vorm, zouden aanleiding zijn geweest voor hun grote rol in vruchtbaarheidscultussen.” Sporen daarvan zijn aan te treffen op vele wenskaarten die begin deze eeuw afbeeldingen tonen van soms grote paddestoelen waaronder huwbare vrouwen zitten te lezen. Op een van die prenten wordt ze benaderd door een man met een wandelstok die nogal wat belangstelling heeft voor het meisje. Soms wordt die seksuele geladenheid versterkt door andere symbolen en afbeeldingen zoals het gelukbrengend hoefijzer, de hoorn des overvloeds of gewoon een paar zakken die uitpuilen van de goudstukken. Lemaire vindt er niet meteen een verklaring voor dat deze wenskaarten in de eerste helft van de eeuw zo populair waren, maar na de oorlog haast helemaal verdwenen.

De associatie tussen paddestoel, levenbrengend vocht en het leven zelf is al altijd heel sterk geweest. In oude verhalen ontstaan paddestoelen uit het speeksel van goden of in het geval van de vliegenzwam uit het witrode schuim dat uit de muil van goddelijke paarden druipt. In de Metamorfosen van Ovidius wordt zelfs gesuggereerd dat de eerste mens uit een paddestoel geboren is.

Wie het over paddestoelen heeft, ontkomt niet aan de kabouter. Het woord heeft een interessante etymologische sleutel. Het bestaat uit de onderdelen ?kuba” en ?walta” wat zoveel betekent als huisbewaarder of huisbeheerder. Kabouters zijn kleine wezentjes die handvaardig en heel knap in het smeden zijn. Soms zijn ze wat plaagziek, maar zelden kwaadaardig. Ze zijn de mensen meestal gunstig gezind (als die mensen hen maar niet bespieden, want dan worden ze nijdig). Veel kabouters zijn sinds de opkomst van het christendom weggevlucht, aldus de volksoverlevering. Ze kunnen immers het luiden van de klokken niet verdragen, wat zoveel betekent dat de kabouters heidens zijn en zeker behoren tot een heidens verleden. Je kan ze een plezier doen door ze een schoteltje melk, wat rijstepap en soms ook honing voor te zetten als ze ’s nachts je huis een beurt hebben gegeven. Op dat soort van voedsel zijn ze namelijk dol. In dit verband wijst Lemaire erop dat kabouters waarschijnlijk vooroudersgeesten belichamen. Ze wonen niet zelden op plekken waar urnenvelden en grafheuvels uit de prehistorie werden aangetroffen. Eigenlijk zijn het zielen die niet veel plaats nodig hebben en die daarom de vorm van een verkleinde mens hebben aangenomen. Maar wat hebben die kabouters toch met paddestoelen ? Misschien voelen ze zich ermee verwant. Volgens Siberische overleveringen kunnen ook geesten door paddestoelen belichaamd worden. In Stiermarken spreekt men nog altijd van Schwammgeister waarvan de aanwezigheid een gunstig effect heeft op de groei en de hoeveelheid van de zwammen en die men daarom te vriend moet houden.

Wel wijst Lemaire erop dat de ons zo vertrouwde associatie van kabouters met paddestoelen niet zozeer in de traditie te vinden is als wel in de kinderboeken en dat de kabouters slechts laat in die kinderboeken zijn terechtgekomen : ?In ongeveer dezelfde periode waarin de wereld der volwassenen onttoverd raakt als gevolg van de gecombineerde effecten van Verlichting en industriële revolutie, vinden kabouters en reuzen, heksen en elfen een toevluchtsoord in de nieuwe ruimte van de kinderwereld.”

Ton Lemaire, Godenspijs of duivelsbrood – Op het spoor van de vliegenzwam, Ambo, 191 pag., 790 fr.

Wenskaarten uit de eerste helft van deze eeuw : seksuele geladenheid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content