Perm, in het sovjettijdperk een Verboden Stad, geldt als de poort van de Oeral. Het sneeuwtoerisme staat er nog in zijn pioniersschoenen. Bij Siberische temperaturen vinden avontuurlijke langlaufers op de grens van Europa en Azië ongerepte sneeuw, ‘banja’ en wodka.

Rond 11 uur drinken we onze eerste wodka van de dag. Dat komt zo : iemand geeft bij het ontbijt een stuk Belgische chocolade aan een medereiziger op de trein van Moskou naar Vladivostok. Uit dankbaarheid opent de Rus een van de flessen die hij meezeult om 9000 kilometer monotonie te verlichten. Een tunnel van eindeloze berken- en dennenbossen, met hier en daar een ondergesneeuwd dorp van enkele huizen, vormen zeven dagen lang het decor. In dit blanke niets is het al een belevenis als aan de rand van een stad torenflats opdoemen, als voorbodes van grauwe spoorwegemplacementen. Voor buitenlandse bezoekers maakt de trans-Siberiëreiziger dus graag tijd. Slapen, eten en drinken – in willekeurige volgorde – zijn de bondgenoten van de Rossiya-reiziger. En omdat weigeren onbeleefd is, maken we binnen de kortste keren een fles wodka soldaat met de grensbewaker op verlof. Onze kameraad spreekt slechts enkele woorden Duits, maar kent de internationale gebarentaal der drinkebroers : enthousiast klinken, snel drinken, voldaan met de lippen smakken, zeggen hoe lekker dat toch is en bijvullen.

Terwijl de Rus zijn roes uitslaapt – hij heeft enkele flessen voorsprong – slenter ik naar de restauratiewagon. Het personeel zit werkloos aan een lege tafel : deze trein zit propvol frigoboxtoeristen. Hele families, vrienden, collega’s of wildvreemden kamperen in de vierpersoonscoupé die ze delen. Voortdurend verschijnen zelfgemaakte picknickpakketten en snacks op tafel, of gepekelde vis en aardappelgerechten die bejaarde vrouwtjes op het perron verkopen. Voor soep, koffie of thee tank ik heet water uit de samowaar, een waterketel die de provodnik (kaart-jesknipster/koffiedame) met steenkool stookt. De samowaar, een propere vloer en de behouden aankomst van de passagiers, daar-over waakt de provodnik, een forse vrouw in een donkere jas. Twintig uren na ons vertrek uit Moskou stappen we uit in de vijfde halte. Perm, de meest oostelijke stad van Europa, is onze uitvalsbasis voor een verkenning van de Oeral.

Opera in de Oeral

Bij een brug over de bevroren Kama bemerk ik zwarte stippen, midden op de kilometers brede rivier. “IJsvissers”, verklaart gids Ludmilla. “Ze vissen op zalmforel, forel of karper. Het rivierengebied van Prikamye staat in Rusland bekend als het beste gebied om te vissen en om te jagen op beren, vossen, wolven, lynxen, rendieren, zwijnen en fazanten. De meeste Russische toeristen bezoeken deze streek in de zomer. Je kunt hier op ruim veertig waterlopen raften. In de winter is vooral ijsvissen populair.” Andere wintersporten staan in Perm nog in hun kinderschoenen, maar als ik mijn gids mag geloven, zal daar snel verandering in komen. Het vertrouwen in boomend Perm is groot. De nieuwbouwtorenflats zijn peperduur ; nu moet de infrastructuur volgen. “We hebben bergen en massa’s sneeuw, dus we kunnen skiën en langlaufen. Het wintertoerisme verdubbelt elk jaar. Maar de slechte wegen zijn ons grootste probleem. Tijdens de dooi veranderen ze in een modderbad.”

Het ondergesneeuwde Perm lijkt een doorsneeprovinciestad, maar dat is buiten mijn enthousiaste gids gerekend. “Tsjaikovski en Boris Pasternak zijn hier geboren. Het lokale houtsnijwerk behoort tot het werelderfgoed. En Perm is de enige stad waarnaar een geologisch tijdvak genoemd is ( de jongste periode van het paleozoïcum), ongeveer 290 tot 245 miljoen jaar geleden.”

Aan zijn bodemschatten dankt Perm, een van de snelst groeiende steden in Rusland, zijn welstand. “Op initiatief van Peter de Grote, en op zoek naar grondstoffen in de Oeral, werd Perm aan het begin van de achttiende eeuw gesticht. De gunstige ligging aan de bevaarbare Kamarivier maakte van Perm een kruispunt tussen vijf zeeën, van de Zwarte Zee tot de Baltische”, doceert de charmante Ludmilla. “Met de komst van de trans-Siberische spoorweg werd Perm definitief de poort tot de Oeral, maar voor westerlingen bleef het lange tijd een Verboden Stad. Tot 1991 was Perm, atelier van Sojoezruimtetuigen en Migmotoren, een geheime vesting. De stad stond op geen enkele Russische landkaart.”

In de wijk Motoviliga bezoeken we een openluchtmuseum, een verzameling ballistische raketten, artilleriegeschut, kanonnen en tanks. Het is vreemd om wapentuig te bewonderen dat ooit op ons gericht stond. Of staat, want van sommige kanonnen weet Ludmilla dat ze als succesnummers nog steeds dienen.

In de Sibirskayastraat pronken de trotse negentiende-eeuwse huizen van rijke handelaren en reders. De riante stadsvilla van een prominente theehandelaar inspireerde Boris Pasternak tot het “huis met de figuren” uit Dokter Zjivago. Romantiek is in Rusland nooit ver weg. Maar waarom Ludmilla en haar leeftijdsgenoten zich op torenhoge naaldhakken op de spiegelgladde straten begeven, is mij een raadsel. “Al sinds de Tweede Wereldoorlog hebben we hier te weinig mannen, dus wij doen ons best”, antwoordt ze nuchter.

Beklijvend is het panorama over de bevroren Kama, vanaf de voormalige kathedraal op het hoogste punt van de stad. Hier kijken koppeltjes naar de idyllische bossen op de andere oever, met buitenverblijven en datsja’s, in de schaduw van witte rook brakende schoorstenen.

Voor we naar ons afgelegen winterkamp vertrekken, snuiven we cultuur op. De Academische Opera, de derde van Rusland na Moskou en Sint-Petersburg, is de trots van Perm. “De communisten stelden vast dat een cultureel geschoolde arbeider gelukkiger en productiever was”, zegt Ludmilla zonder een vleugje ironie. In de provincie, ver van metropool Moskou, leeft Lenins erfenis verder. Nog altijd verwelkomt een standbeeld van de ideoloog de – vooral vrouwelijke – concertgangers. Kaartjes kosten amper 150 roebel (4,25 euro). “Waarom zouden we die oude standbeelden verwijderen ?” vraagt Ludmilla verontwaardigd. “Het communisme behoort tot onze geschiedenis.” Al voor de derde keer geniet ze met haar vriendinnen van de Barbier van Sevilla, Russische versie.

IJsvissen in de goelag

In een 4×4-busje, van het type waarmee het Rode Leger door Siberië ploetert, rijden we naar het oosten. Aan de benzinewalm in het voertuig, misschien een gevolg van het gemiddelde verbruik van achttien liter, moet ik even wennen. Op weg naar ons skioord op het platteland verandert de modderige dooi van de stad in maagdelijk witte uitgestrektheid. Na enkele uren hotsen houden we halt in het gehucht Kutchino, aan het einde van een doodlopende bosweg.

Goelag Perm 36 is het enige strafkamp voor de “vijanden van de staat” dat overbleef na de val van de Sovjet-Unie. “Stelselmatig vernietigden de geheime diensten de dwangarbeiderskampen tot op de grond”, aldus Nina Nikotaevna. Als bij wonder bleef Perm 36 gedeeltelijk bewaard. Vrijwilligers restaureren de gebouwen en de omheining. “Een houten schutting als buitenste schil verhinderde dat de buitenwereld wist wat hier gaande was. Rond de barakken voor de gevangenen en hun werkterritorium lagen nog vier rijen prikkeldraad onder stroom en patrouillepaden voor honden en bewakers. Dwangarbeiders maakten hier dertien soorten onderdelen voor strijkijzers. Wie niet voldeed, verdween in de cel.”

Hete zomers en lange koude winters maken de leefomstandigheden in de goelag tot een hel, weinig overlevenden kunnen het navertellen. Ondanks de bijtende wind midden maart is het volgens Nina nog niet echt koud. “Het is amper min 12°. Het kan hier veel harder vriezen”. De piepkleine cellen van het ‘Speciaal Regimekamp’ liggen in een ijzige zee van prikkeldraad. “Vanaf 1972 bevolkten nog enkel politieke gevangenen, dikwijls wetenschappers, advocaten of schrijvers, de strafkampen”, verklaart de gids. Na een rondleiding door het lugubere museum eten we in de officierenmess koolsalade en een stevige borsjtsj (rodebietensoep) met brood. De sfeer is sereen, als bij een retraite in een klooster. Voor de maaltijd toosten we op de repressieslachtoffers en slaan in stilte een glas wodka binnen.

Op weg naar de grensobelisk tussen Europa en Azië ontdooit chauffeur Mikhael, die meer Engels blijkt te spreken dan hij voorhoudt. Zijn vader, een partijbonze die ooit een foute grap maakte, zat tot 1948 gevangen in een kamp. Een jaar later werd Mikhael geboren. Langs de kant van de weg markeert een witte baken de grens tussen de continenten, de waterscheiding van de Oeral. Maar het busje raakt de besneeuwde helling naar de grenspaal niet op. Regen op de westelijke flanken van de Oeral vloeit naar Europa, aan de andere kant begint de Aziatische steppe. Om het panorama niet te missen klimmen we door dichte dennenbossen naar de top van de Kolpaki, achthonderd meter hoog. De berg dankt zijn naam aan de rotsformaties die doen denken aan dwergen, uitkijkend over het besneeuwde plateau. In de Oeral, een van de oudste gebergten op aarde, zijn de bergpieken al lang geërodeerd tot stompe heuvels. Net voor ze ondergaat, breekt de laatavondzon door de wolken en kleurt het sneeuwlandschap goudgeel.

Met een houthakker in de sauna

Diep in het bos verwelkomt houthakker Nikolai ons in basiskamp Ustj-Koiva. De blokhutten met vijf bedden op de oever van de Koiva vallen onder de noemer basic, maar de houtkachel knettert. De toiletten zijn rudimentair : een houten hok met een gat in de vloer boven een enorme piramide, een bevroren zwarte stalagmiet. Gelukkig vriest het dat het kraakt. Sneeuwzeker is de Oeral, de geheimtip voor wintersporters op zoek naar unieke ervaringen. Maar voor luxe of glamoureuze après-ski is dit het verkeerde adres. Russische jetsets trekken naar de mondaine Alpen, avontuurlijke westerlingen naar de bevroren taiga.

“Super sauna”, grijnst Nikolai, rood als een kreeft. In een wolk van stoom gaat hij meer brandhout halen. Nog dichter bij de rivier bouwt de reus een nieuwe banja, ook met drie ruimten. De kachel in de eerste kamer is niet aan, die in de afkoelruimte knettert zacht en in het saunagedeelte heerst een broeierige, vochtige hitte. Hier zijn geen twee banja’s gelijk, met een houtkachel waaraan hete waterreservoirs gelast zijn volgens de inspiratie van het moment. Voor verkoeling zorgen emmers en tonnen vol ijskoud rivierwater. In de banja ranselt Nikolai met groene berkentwijgjes hete lucht naar het lichaam van zijn slachtoffers. Om het hoofd koel te houden draagt hij een vilten muts. Sparrentakken, gestoomd in de damp die sist op de gloeiende rivierkeien, geven een fris aroma. Van zoveel hitte krijg je dorst, zodat de actie geleidelijk van de banja naar de verkoelingsruimte verschuift, af en toe onderbroken door een nieuw hittebad of een frisse neus in de sneeuw. Onderduiken in een wak in de ijskoude Koiva, tientallen centimeters dik bevroren, doe ik één keer. Maar niet te lang, want dan bevriest mijn haar. Uitgeteld strompel ik de trap langs de oever terug op, om te liggen met een biertje.

De volgende ochtend zitten even buiten het dorp Ustj-Koiva zes mannen te vissen, met een lijntje door een gat in het ijs. Hun vangst lijkt minimaal, hun drankconsumptie optimaal. Voor het eerst binden we onze houten ski’s aan en volgen de bevroren rivier, kronkelend tussen steile kliffen. Hier moeten wintersporters geen geprepareerde pistes verwachten, maar ongerepte diepsneeuw in een idyllisch winters landschap. We langlaufen tot aan de Tasarskaya Vorota, de mooi gelegen Tsarenpoort, een natuurlijke triomfboog in de karstrots. De winnaar van het klimwedstrijdje op de gladde helling mag zich even Tsaar noemen en een wens doen. Aan een bron vullen we onze waterflessen. De provincie Prikamye telt honderden bronnen en rivieren, van de imposante Kama tot anonieme bergbeekjes. In een klein zijdal bewonderen we een bevroren waterval, een momentopname van de stroom. Terug in ons kamp organiseert Nikolai een wedstrijdje hout klieven, dat hij vanzelfsprekend en met glans wint van de westerse stadsmensen. Zittend in een tractorbinnenband glijden we langs de steile oever naar de bevroren Koiva. Primitieve winterpret, zo eerlijk als een slok wodka en een boterham met boerenworst.

De langste dagtocht leidt langs beboste hellingen naar de grotten van Chudesnitsa, de wonderfee. Het kantwerk van de dennenbomen, met hun takken loodzwaar gebukt onder de sneeuw, vormt het sprookjesachtige decor. De stilte is absoluut. We vertrekken op onze langlaufski’s, maar amper een vijfde van ons tienkoppige gezelschap zal op de latten terugkeren. Neen, geen Russisch drama vol beren en passie. Maar de ene na de andere houten ski barst of verliest zijn bindingen in de sneeuw. Het heuvelachtige parcours vraagt te veel van die museumstukken aan onze voeten. Ludmilla’s bergen nodigen dan wel uit om te skiën, maar het materiaal wil niet mee. Zonder ski’s zak ik bij elke stap tot aan mijn lies in de sneeuw. Tijd voor een slok. Op een rots die uitkijkt over de vallei klinken we op het einde van de winter. En op de Belgisch-Russische vriendschap. En op de banja. De gebroken ski’s laat hij achter. Nikolai plukt alvast verse sparrentakken, voor vanavond.

Tekst en foto’s Jo Fransen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content