“De gereserveerde plaatsen voor de groep VTI bevinden zich in het zesde rijtuig.” Raar hoe zo’n ene zin meteen die onvergankelijke wereld oproept van testosteron en tweetaktbrommers. Ik heb mijn trein gemist, de verandering van spoor werd te laat aangekondigd. Samen met een kransje dames sta ik hem na te staren. De vrouwen doen hun beklag bij een toevallige kaartjesknipper op het perron, die eruitziet als een kruisbestuiving tussen Kapitein Iglo en Gandalf uit Lord of the Rings. “Als je rap bent, kun je nog op die daar springen”, zegt hij, en knikt naar een roestige goederentrein twee sporen verder. “Maar volgens mij bolt die de andere kant op.”

Je zou het grof kunnen noemen, maar hij zegt het met uitgestreken gezicht en ik hou wel van droge humor. Je moet het tenslotte maar volhouden, de kwakkels van hogergeplaatsten verduren in dat dunne uniform, met een oranje feestlint rond je kepie, een plastron vol dansende NMBS-logo’s en op een badge op je borst : ticket control team, terwijl je daar alleen staat met de kwade reiziger. Meer dan voor cheffen en managers voel ik respect voor de mensen die het werk doen, elke dag, van de machinist tot de vroedvrouw.

Naast mij, op de volgende trein richting hoofdstad, zit een vrouw die met een stem als een steekmug zeurt in een dialect dat nog platter is dan het mijne, klagerig en wereldwijs tegelijk, over haar troubles bij de helpdesk. Mocht men ooit de verzamelde gesprekken van de wereld uitgeven, bijvoorbeeld op een handige usb-stick, dan zou ik deze passage met plezier skippen en mij toespitsen op de slaapkamergesprekken op zomerse avonden, als buiten de rechtvleugelige insecten sjirpen terwijl zich aan de horizon de maan verheft met de geelheid van op kindertekeningen. Het ergste is de vanzelfsprekendheid waarmee deze vrouw de stilte vervuilt, die doet denken aan het gemak waarmee chemische fabrieken rookpluimen uitspuwen boven raffinaderijen in Chinese industriegebieden.

De treinwagon spuwt ons gelukkig uit in Brussel, waar de daklozen die op pallets slapen nu een permanente situatie zijn geworden. Je hoort er alleen maar van in de winter, als de temperaturen het vriespunt naderen en ze weer even het voorwerp worden van een verplicht rondje verontwaardiging van journalistiek en beleid. Onder een groezelige deken zie ik een peper-en-zoutkleurige baard uitsteken. Rond de man zijn attributen verzameld zoals een klakje koud geworden koffie en het afgeknaagde klokhuis van een appel. En altijd weer die plastic zakken met stevige oren van goedkope supermarkten, die evenzeer des zwervers zijn als de muur van stank. Ik probeer mij voor te stellen hoe een mens hier terechtkomt door een bizarre combinatie van genetische mankementen, maatschappelijke mechanismen en wat al eens genoemd wordt : brute pech. Het blijft mij verbazen, het grillige spel van geluk en tegenslag dat zo ongeveer met alles te maken lijkt te hebben behalve met rechtvaardigheid, hoewel wij graag geloven dat wij verdienen wat ons overkomt.

Een duif heeft een dodelijke smak gemaakt tegen het paaltje van de dienstregeling der bussen, de wind speelt in haar veren met de frivoliteit van het macabere. Tegen haar opvallend roze poot ligt, om het stilleven af te maken, een sigarettenpeuk waarvan de filter is uiteengerafeld. Sissend en stuiterend baant bus 272 zich even later een weg door de hoofdstad, waarbij we onder meer langs het café passeren met de naam Au rendez-vous des sportsmen. Accu’s. Banden. Velgen, staat op een groezelige garage.

De hoofdstad trekt aan mij voorbij, als een grillig en dystopisch toekomstvisioen. Als blanke, tamelijk hoog opgeleide en somtijds bange man, betrap ik mij met korter wordende tussenpozen op de indruk dat één en ander in spoedtempo harder en genadelozer wordt – een indruk die ik bij navraag zelfs al door twintigers bevestigd zag. Ik bestrijd dat gevoel, omdat er nu eenmaal nog weinig te beleven valt in het verleden, terwijl de toekomst zich voor ons uitstrekt als een jonge vrouw met een perfect figuurtje onder een vulgaire smoel.

Je kunt maar beter een brede rug kweken, en vel als grofkorrelig schuurpapier. Of je heil zoeken bij de pillen, zoals naar het schijnt een groeiend aantal mensen, onder wie een kameraad van mij, een fijngevoelig man. “Een gunstig effect is dat er veel minder tot mij lijkt door te dringen”, vertelde hij mij begeesterd. “Het schampt allemaal wat meer op mij af. Minder remmingen, minder scrupules – allemaal te verkrijgen door een halfje Citalopram per dag. Enig nadeel is dat ik er verschrikkelijk van moet geeuwen.” Maar dat vindt hij geen slechte deal, in ruil voor een toekomst die hem niet langer overmeestert.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

DE TOEKOMST STREKT ZICH VOOR ONS ALS EEN JONGE VROUW MET EEN PERFECT FIGUURTJE ONDER EEN VULGAIRE SMOEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content