In zijn nieuwste boek ‘Liefde vraagt tijd’ legt relatietherapeut Alfons Vansteenwegen uit hoe tijd – of tijdgebrek – het samenleven van partners kan beïnvloeden. Een gesprek over het voordeel van snel beslissen, over het ontoelaatbare van te laat komen en het nut van drie kwartier praten op donderdagavond.

Zijn eerste boek, Liefde is een werkwoord, ging erin als zoetekoek: sinds het twaalf jaar geleden verscheen, zijn er maar liefst 78.000 exemplaren van verkocht. Nog steeds gaan er jaarlijks 3000 van over de toonbank – alsof het een nieuw boek betrof. Dezelfde auteur publiceerde halfweg de jaren ’90 Liefde na verschil. Ook daarvan zijn al 10.000 boeken de deur uit en werd het onlangs nog herdrukt. De kans is groot dat Liefde vraagt tijd opnieuw een schot in de roos is.

Alfons Vansteenwegen is al 27 jaar relatietherapeut en doceert aan het Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen aan de KU Leuven. Meer dan een kwarteeuw geleden lag hij samen met zijn echtgenote Maureen Luyens aan de basis van het Communicatiecentrum dat verbonden is aan het Leuvense UZ. Ook Luyens heeft inmiddels via de bestseller Liever vrijen de weg naar het grote publiek gevonden.

Net als Liever vrijen is Liefde vraagt tijd in een eenvoudige, toegankelijke taal geschreven en wordt de behandelde problematiek geïllustreerd met talrijke voorbeelden uit de praktijk. Realisme moet zowat het handelsmerk zijn van dit therapeutenduo.

Toch gebruikt Vansteenwegen soms een nogal wollige terminologie – genre het tweezame nu – maar op andere plaatsen kunnen kernachtige formuleringen voor een aha-erlebnis zorgen. Voor partners die worstelen met tijdsdruk, zal dit boek in ieder geval verhelderend werken. Of ze ook een boodschap hebben aan de oefeningen die hen aan het eind van elk hoofdstuk worden voorgeschreven, is moeilijker in te schatten. Vraag is natuurlijk ook of mensen die het druk-druk-druk hebben, tijd kunnen vrijmaken voor een boek als dit…

Merkt u in uw praktijk als relatietherapeut dat de tijdsdruk een veel groter probleem is dan dertig jaar geleden?

Alfons Vansteenwegen: Koppels voelen zich nu meer opgejaagd. Op het werk moet er meer gebeuren in minder tijd. Wie werk heeft, wil dat zo houden, en dus kan de werkgever meer eisen. Daarbij komt nog dat zowel mannen als vrouwen een carrière willen hebben. Ik zie weinig paren die dat op een rustige manier kunnen. Dat geeft spanningen en wrijvingen.

Bovendien verwachten mensen nu andere dingen van een relatie. Van een overlevings- en een voortplantingsinstituut is het huwelijk geëvolueerd naar een relatie waarvan men veel verwacht. De ander moet naast je staan, je begrijpen en aanvoelen. De partner is iemand met wie je contact hebt, samen iets opbouwt, met wie je kan filosoferen of ontroerd zijn. Die verwachtingen waren 25 jaar geleden misschien ook aanwezig, maar nu zijn ze sterker en talrijker. Daarom is de tijd die je aan een relatie besteedt ook zo belangrijk. En we hebben weinig tijd in eigen handen.

In uw boek staat een algemene tijdsindeling afgebeeld. Naar slapen en werk gaan ongeveer tweederde van de tijd. Naast al het overige wat er te doen valt, blijft er voor de relatie ongeveer één procentje over. Zou u niet beter een pleidooi houden voor arbeidsduurverkorting voor iedereen, in plaats van via gesprekstechnieken dat ene procentje te proberen te beïnvloeden?

Ik denk dat die arbeidsduurverkorting er komt. We zouden moeten bereiken dat allebei de partners deeltijds werken, vier dagen per week, bijvoorbeeld, om op die manier wat meer tijd te hebben voor de relatie, maar ook voor plezierige dingen als ontspanning.

Zou dat bijdragen tot het minder vaak stuklopen van relaties?

Dat is iets anders. Relaties kunnen echt mislukken, mensen kunnen verkeerd kiezen. Als je weet dat je een verkeerde keuze het gemaakt, en je beëindigt die relatie, dan vind ik dat moedig én ook nodig. Je zult mij niet horen zeggen dat alle relaties per se in stand moeten worden gehouden. Het kàn mislukken. Maar als een relatie wil slagen, dan vraagt dat inzet, energie – het gaat niet vanzelf.

U gaat niet zover dat u stelt: als de werkdruk kleiner wordt en men meer tijd voor elkaar heeft, komt dat de relatie ten goede.

Dat kàn relaties ten goede komen, maar als mensen meer tijd hebben, zullen ze ook andere dingen doen. Maar de liefhebbers van een relatie – diegenen die echt wat met elkaar willen – zouden er zeker baat bij hebben. Maar er zijn mensen die een relatie helemaal niet bewust willen beleven, zoals er ook mensen zijn die hun leven niet bewust leven, maar zichzelf voorbijlopen om op het einde vast te stellen dat het over is. Dat is hun goed recht, maar ik pleit toch voor wat meer bewustzijn.

U schrijft dat relaties vanzelf ten onder gaan.

Dat is voor mij een zekerheid. Dat heb ik ook vastgesteld in een eigen onderzoek, bij koppels die op de wachtlijst stonden in afwachting van therapie. Toegegeven, het ging om koppels met problemen, maar het is een feit dat er een neerwaartse spiraal ontstaat als er niet aan die problemen wordt gewerkt. Dat is niet verwonderlijk. Met alles in het leven gaat het zo, met een relatie dus ook: als je er iets in stopt, dan haal je er ook iets uit. Van dat gegeven is men zich steeds meer bewust. Meer vrouwen dan mannen beseffen het, maar ik stel vast dat de interesse bij mannen groeit. Als vrouwenverenigingen mij uitnodigen, zeg ik nu van tevoren: ‘Zorg ervoor dat uw man meekomt.’ En dat gebeurt steeds vaker. Ik verwacht dat in de volgende twintig jaar de man de zogenaamd vrouwelijke eigenschappen – tijd vrijmaken, luisteren, steunen, zorgen – meer zal ontwikkelen, om zijn relatie in stand te houden. Die beweging is al aan de gang in de Verenigde Staten.

Als koppels bij u aankloppen voor therapie, is dat dan meestal op initiatief van de vrouw en moet er gesleurd worden aan de man?

Absoluut. Heel uitzonderlijk neemt de man het initiatief, maar in regel is het de vrouw. In onze cultuur is zij het, die met relaties bezig is en veel beter detecteert wat er aan de hand is. De man weet meestal nog van niks, maar zij voelt dat er iets mis is. En ze bewijst hem een dienst door hem dat duidelijk te maken. Als ze dat niet doet en gewoon doorgaat, raakt hij haar op den duur kwijt. Maar dat beseft hij aanvankelijk niet. Als zijn vrouw hem op tijd zegt: ‘Hé, dit kan zomaar niet’, antwoordt hij waarschijnlijk iets in de trant van: ‘Als jij moeilijkheden hebt, dan is dat jammer. Maar ik ben content.’ Maar na verloop van tijd leert hij dat hij er baat bij zal hebben als hij er iets aan doet: hij zal haar kunnen behouden.

In uw boek komt u meermaals terug op de waarschuwing: ‘Denk niet te gauw dat je alles onder controle hebt. Je gedrag kan vijandigheid uitlokken, die misschien niet meteen geuit wordt maar zich opstapelt en uiteindelijk zal openbarsten.’ Negeert men te vaak de ongenoegens van de ander?

Ja, en soms tot het te laat is. Pas als de vrouw zegt: ‘Ik heb het al honderd keer aangekondigd, maar nu ga ik echt weg’, begrijpt de man dat er een ernstig probleem is. Dan komt hij mee naar de therapie en zegt tegen zijn vrouw: ‘Ik wil alles voor je doen’. Maar bij de vrouw is de veer gebroken en is het voorbij. Dat is tragisch, want hij houdt van haar. Maar het is te laat. Vrouwen ervaren de problemen veel vroeger dan mannen. Ze hebben daar blijkbaar voelsprieten voor.

U beschrijft deze situatie in uw boek om aan te tonen dat de tijdsbeleving van partners kan verschillen. U geeft nog andere voorbeelden: avondmensen versus ochtendmensen, langslapers versus kortslapers, vlugge eters versus trage, enzovoort. Als je al die verschillen op een rijtje ziet, vraag je je af hoe het mogelijk is dat er nog duurzame relaties zijn.

Die verschillen komen niet allemaal voor bij hetzelfde paar, maar bijna altijd is er één vlugge en één trage, één die meer naar de toekomst kijkt en één die meer aan het verleden terugdenkt. Een paar uur geleden had ik hier nog een koppel, en de klacht van de vrouw luidde: ‘Jij anticipeert altijd. Als we dan eens rustig zitten, ben je alweer bezig met wat er nog moet gebeuren.’ Hun verhaal had zo in het boek gekund.

Het thema van ‘Liefde na verschil’ is: het is beter om die onderlinge verschillen goed te zien. Volgens mij begint een relatie pas op het ogenblik dat de een ziet dat de ander anders is dan men had gedroomd. Dan leert je de ander kennen zoals hij of zij echt is. Dat kan meevallen of tegenvallen, maar dan weet je dat de ander niet is zoals jij, en dan begint de relatie. De droom van verliefde paren – we vallen vanzelf samen – is een fusie, maar geen relatie. Een relatie betekent dyamiek, verschil, interactie.

De media verspreiden het beeld van de ideale verhouding – een waarin alles vanzelf gaat – en tegelijkertijd laten ze voortdurend relaties zien die mislukken. Ofwel is het fusie, ofwel gaat het niet meer. Zelden wordt een realistische relatie getoond, die met horten en stoten verloopt. Een echte relatie is als een harmonica: een keer samen, een keer uit elkaar. Dat is juist zo fascinerend.

Een verschil in tempo kan nochtans verregaande gevolgen hebben, bijvoorbeeld als het gaat over beslissingen nemen. “Wie eerst beslist, heeft meer invloed. De ander kan alleen maar volgen”, schrijft u.

Meestal is het zo dat wie eerst beslist, ook diegene is die beslist. Eén uitzondering: als de een de ander doet beslissen, dan heeft de eerste de macht. Voorbeeld: ‘Doe jij maar iets met de kinderen.’ Wie dan beslist wat er met de kinderen gebeurt, heeft toelating gekregen van de ander: eigenlijk is dat tweedehands beslissen. Maar dit is de uitzondering. Meestal is het zo, dat de een beslist en de tweede daarop moet reageren om ook zijn wens aan bod te laten komen. En dat laatste is niet vanzelfsprekend, het is een permanente strijd.

Een ander probleem stelt zich bij de pacifist: iemand die geen stelling inneemt. Wanneer bijvoorbeeld de partner klaarstaat om naar het theater te vertrekken, zegt de pacifist: ‘Hoe? Had ik gezegd dat ik meeging?’ Ofwel zegt hij: ‘Ik ga mee.’ Terwijl hij de ander de hele tijd in het ongewisse heeft gelaten. Voor de partner werkt zo’n houding als een klem, die weet niet waar hij aan toe is. De ander kan meegaan, kan niet meegaan. In die zin bepaalt hij heel erg de tijd van de ander. Precies door niks te bepalen.

Oplossing?

Aan een pacifist moet je altijd vooraf een duidelijk antwoord vragen en zeggen: ‘Als jij niet zegt wat je wil, dan beslis ik voor mezelf.’ Vaak zie je dan heel snel resultaat. Bij iemand die te laat komt, raad ik ook aan om gewoon kordaat te vertrekken. Dat is hard, maar ik zie geen ander middel.

Als de mogelijkheid bestaat dat de ander vastzit in de file, is het toch niet makkelijk om na een kwartier zomaar op te stappen?

Nee, maar als een steeds terugkerend probleem betreft en je wil dat oplossen, dan moét je wel reageren. Ik denk aan een koppel dat thuis op een afgesproken uur wil vertrekken. Het kan natuurlijk altijd dat de ander weerhouden is, dat weet ik wel. Meestal hebben mensen die te laat komen daarvoor een reden. Maar wat ben je met een reden? Jij verloor een kwartier. En dat is je voor altijd afgenomen. En tijd is zo’n kostbaar goed, omdat onze levensruimte zo beperkt is. Als je daar kwartier afpikt, ben je een stuk kwijt dat je nooit meer terugziet.

U tilt er nogal zwaar aan, aarzelt ook niet om het woord diefstal te gebruiken, als een van beiden zonder overleg een gezamenlijke activiteit regelt. Is dit zo vaak een bron van dispuut?

Permanent. Goede afspraken kunnen daar iets aan veranderen, maar veel koppels spreken nooit goed af. ‘We vertrekken rond zeven uur’, zeggen ze. Ik pleit ervoor om dat een beetje scherper te stellen als het om iets belangrijks gaat. Niet dat je niet eens even op iemand kunt wachten, maar de dingen die je echt belangrijk vindt, moet je van tevoren afspreken.

Ik ben tijdens het schrijven van dit boek tot de conclusie gekomen dat alles wat men gemeenschappelijk wil, pas gemeenschappelijk kan zijn als men daar vooraf iets voor doet. Heel zelden komt dat vanzelf. Echte gezamenlijkheid is het resultaat van overleg. Het is akelig om dat te beseffen, maar het is nodig. Anders heb je te maken met ingebeelde gemeenschappelijkheid. Ons brein is een solistisch brein: we dénken dat we samen waren. Als je samen voor de televisie zit, kan je de illusie hebben samen te zijn. Maar dat ben je helemaal niet, tenzij er een gesprek plaatsvindt of als jullie beiden commentaar geven op wat je hoort en ziet. Echte gemeenschappelijkheid is altijd gebaseerd op een gesprek.

Het voorstel om per week drie kwartier tijd voor elkaar vrij te maken, lijkt me nogal kunstmatig. ‘Onthaasten’, ja. Er samen op uit trekken, ja. Maar afspreken om elke donderdag van 21 tot 21.45 uur met elkaar te praten, lijkt behoorlijk artificieel. Bovendien, waarom drie kwartier en geen uur-en-een-kwartier?

Dat het kunstmatig overkomt, daar ben ik het mee eens, want dat geldt voor elke verandering in een relatie. Als je met zijn tweeën een nieuwe gewoonte aanneemt, is dat in het begin altijd kunstmatig. Er is maar één manier om iets tot een gewoonte te maken: via herhaling – liefst op hetzelfde tijdstip. Dat heeft de gedragstherapie ons geleerd. Als je gedurende tien weken elke donderdagavond na het avondeten blijft zitten om drie kwartier na te praten, groeit er een gewoonte. Later kan je dat loskoppelen van de donderdagavond, maar als je dat de eerste tien keer niet op een vaste dag doet, wordt het nooit een gewoonte. En waarom wil ik er een gewoonte van maken? Omdat mensen heel dikwijls zeggen: ‘Het komt er niet van.’ En waarom komt het er niet van? Omdat men niet specifieert: dàn gaan we praten.

Een relatie vraagt een zeker onderhoud. Die kwartier per week praten, is daarvan een voorbeeld. Het is een opdracht die bijna alle paren tijdens de therapie meekrijgen. Wie die uitvoert, hoeft niet meer te komen. Die hebben hun therapie met zijn tweeën, ze houden hun eigen sessies.

Waarom drie kwartier en geen uur-en-een-kwartier? Omdat drie kwartier lang is voor mensen die niet gewend zijn veel met elkaar te praten. Het enige wat ik aanbeveel, is om een vast moment te kiezen en drie kwartier uit te trekken. Eerst ieder zijn zeg, zonder de ander te onderbreken. En dan begint het gesprek, het overleg.

Ze komen achteraf vertellen: ‘En dan zitten we daar. Hebt gij iets te zeggen? Nee, hoor.’ En dan schieten ze in de lach. ‘Nu ziet ge het, mijn vrouw vond dat we moesten babbelen.’ Maar als ze blijven zitten, zijn ze verbaasd. Dan beginnen ze los te komen. Die inleiding is nodig, daarna wordt het ernstiger. ‘Ik heb iets voorgehad op het werk.’ En ze zijn vertrokken. Ik geloof daarin, en ben niet bang voor kunstmatigheid. Het is een therapeutische techniek: hoe creëer je gewoontes?

Het vaste tijdstip is belangrijk, omdat men ernaar kan verwijzen als een van de twee over iets wil beginnen op een ogenblik dat het voor de ander niet past. Het is heel belangrijk dat je kan zeggen: ‘Nu niet.’ Dat is veel beter dan te denken: ‘Vertel maar, ik lees ondertussen de krant.’

Vindt u dat mensen die dit boek kopen er op eigen houtje mee aan de slag kunnen?

Ik geloof niet dat er risico’s aan verbonden zijn. Als het tegenvalt, houden ze er vanzelf mee op. Mensen houden enkel iets vol als het ook iets oplevert. De oefeningen die erin staan, zijn enkel suggesties. Het is het een gebruiksboek. Het liefst zou ik willen dat koppels erin lezen en dat een van de twee zegt: ‘Kijk nu, dat is bij ons ook zo. Wat vind jij daarvan?’ En misschien nog liever dat een van de twee zegt: ‘Hier ben ik het niet mee eens.’ En de ander: ‘Ik wel.’ Dàn beginnen ze te praten. En dat vind ik het nut van zo’n boek: aanzetten tot communicatie.

Nog een privé-vraagje. Maureen Luyens, seksuologe en auteur van ‘Liever vrijen’, is uw partner. Weten twee relatiedeskundigen het ’s avonds aan tafel nog een beetje gezellig te houden, of slaan jullie elkaar voortdurend met citaten uit elkaars werk om de oren?

Onze eigen relatie voortdurend analyseren, doen we niet. Absoluut niet. We hebben ook onze kinderen niet als psychologen-met-het-boekje-in-de-hand opgevoed, maar wel zoals we het zelf aanvoelden. Eigenlijk zou het ook niet kunnen, wij zijn al zoveel met relaties bezig. We werken allebei al meer dan 25 jaar mee. We zijn indertijd samen begonnen met het Communicatiecentrum. Na enkele jaren heeft Maureen zich gespecialiseerd in sekstherapie en ik in relatietherapie. Het was goed dat er een onderscheid kwam. Maar natuurlijk praten we over die dingen, het zijn best boeiende thema’s.

‘Liefde vraagt tijd’, Alfons Vansteenwegen, uitg. Lannoo, 159 p., 595 blz.

Je hoort mij niet zeggen dat je alle relaties moét instandhouden.

De media verspreiden het beeld van de ideale verhouding, en tegelijk laten ze voortdurend relaties zien die mislukken.

Johanna Blommaert / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content