?Een mooie vorm, een volle geur en prachtige tinten. Die combinatie maakt de roos uniek”, zegt Elsie De Raedt. Haar passie groeide uit tot een boek : ?Rozen van de Lage Landen Rozen van bij ons”.

HILDE VERBIEST

Generaties hebben haar gekoesterd, bestudeerd, veredeld. Van oudsher heeft de roos de mens geïnspireerd. De bloem was, en is nog steeds, het onderwerp van wetenschappelijke studies. Ze blijft hét symbool van passionele liefde. In medicijnen en cosmetica zijn de blaadjes belangrijke ingrediënten. De bloem is bezongen en geschilderd in alle toonaarden en kleuren.

?In onze contreien is men altijd uitmuntend geweest in het kweken van planten en bloemen, en dus ook van rozen. Logisch ook. Want de roos vergt zorg en toewijding, en wij hebben altijd bekend gestaan als een nijver, toegewijd volkje. Geen wonder dat we met veeleisende rozen goede dingen gedaan hebben !”, schrijft Elsie De Raedt in haar boek. Rozen van de Lage Landen Rozen van bij ons is, na de ontelbare vertaalde rozenboeken, het eerste werk geschreven door iemand van bij ons ; het gaat ook over rozen die op een of andere manier verbonden zijn met de geschiedenis van de Lage Landen.

In kringen van tuin- en rozenliefhebbers is Elsie De Raedt geen onbekende. In het gehele Vlaamse land geeft zij cursussen : aanvankelijk over de ?Tuinkunst van de Oudheid tot vandaag”, later alleen nog over ?Omgaan met rozen”. Sedert kort is zij directrice van de ISARD-Tuinacademie in Antwerpen. Het verhaal van Elsie De Raedt en haar rozen, is het verhaal van een uit de kluiten gewassen hobby : ?De tuin heeft mij altijd geboeid, hoewel niet altijd in dezelfde mate. Ongemerkt is het een hobby geworden waarvoor ik andere dingen heb laten staan. Ik stippel bijvoorbeeld mijn vakantie uit in functie ervan. Ik kan beter mooie tuinen bezoeken in Frankrijk of in Engeland, dan op een strand te gaan liggen.”

Elsie De Raedt vertelt hoe rozen in haar leven gaandeweg een prominentere plaats hebben ingenomen. ?Ik voelde dat er iets niet klopte. Dat de roos, die al eeuwenlang zo geliefd werd, alleen maar problemen zou opleveren, was niet logisch. En dat wilde ik bewijzen in mijn tuin. Anderzijds voelde ik als kind een zekere afkeer voor rozen zoals ze toen frequent voorkwamen : de trosroos die in het perk stond en die meestal ook niet geurde. Toen ik mijn eerste Engelse tuinen bezocht, ging een nieuwe wereld open. Daar leerde ik een ander gebruik van rozen kennen : ingebed tussen andere planten, klimmend over de pergola’s… Ik ontdekte dat er buiten de perkroos nog iets anders bestond. Er zijn ongelooflijk veel variëteiten en dan heb ik het niet over de kleur, maar over de verschillende groeiwijzen : korte, bossige of breed uitgroeiende struiken, rozen met weinig blad of juist met veel blad, met weinig of met veel stekels,… Daardoor worden ook de toepassingen oneindig.”

Voor u staat de roos niet los van de tuin. Ze maakt deel uit van een groter geheel.

Elsie De Raedt : Perken met alleen maar rozen vind ik gewoon niet mooi. Ze komen wat arm en eenzijdig over. In combinatie met andere planten, met een ander blad of een andere structuur, komen rozen veel beter tot hun recht. Trouwens, als ik mij uitsluitend op rozen had geconcentreerd, dan was ik rap uitgekeken op mijn tuin. Voor mij speelt zeker ook het feit dat zovele interessante mensen in het verleden de roos mooi en waardevol hebben gevonden. Als een botanicus bijna ongelukken heeft gedaan om zo’n plant van het ene continent naar het andere te brengen, dan intrigeert mij dat. Ik wil weten waarom. Dan stel ik mij de vraag of ik op dezelfde manier bezig ben, of ik misschien andere accenten leg, of die tuinen vroeger dezelfde functie hadden… Dat maakt het zo boeiend, dat geeft een dimensie meer. De namen alleen al spreken boekdelen : alle adellijke geslachten passeren, namen van koningen en koninginnen, prinsen en prinsessen, maar ook namen van botanici, mannen en vrouwen die met plantkunde bezig waren. Dat is een traditie die tot op vandaag wordt voortgezet. Ik denk bijvoorbeeld aan de roos Gertrude Jekyll, een David Austin-roos, genoemd naar de bekende Britse tuinvrouw die de mixed border bijna als een wetenschap bekeek.

In uw boek schrijft u dat Vlamingen altijd goed zijn geweest in het kweken van rozen. Blijkt dat ook uit de geschiedenis ?

De Raedt : Absoluut. Aan vele hoven in Europa werkten Vlaamse tuiniers. Bij een Franse tuin werd natuurlijk een Franse naam als tuinarchitect vermeld, maar heel dikwijls werden het onderhoud en het concept ervan toevertrouwd aan Vlamingen, of aan Zuid- en Noord-Nederlanders. Aan het hof van Joséphine Rose de Beauharnais bijvoorbeeld, werkte Pierre Joseph Redouté. Deze kunstenaar, die bijna al haar rozen heeft geschilderd, was afkomstig uit de Ardennen. Gerard en Cornelis van Spaendonck, twee andere bloemenschilders uit die periode, waren afkomstig uit Tilburg en hadden gestudeerd in Antwerpen. Weinig mensen weten dat Gerard van Spaendonck directeur van de Jardin des Plantes is geworden.

Tot op de dag van vandaag spelen Vlamingen een rol in de rozenwereld. Louis Lens bijvoorbeeld, de bekendste Vlaamse kweker, heeft baanbrekend werk verricht. Toen alle andere rozenkwekers nog volop bezig waren met het ontwikkelen van die ene perfecte bloem, ging hij zich toeleggen op de geur en op het uitzicht van de plant als struik : hoe past zo’n struik in een kleine of in een grote tuin, in een landschap, in plantsoenen zelfs. Hij deed grensverleggend werk, dat ook zeer gewaardeerd wordt door specialisten als een David Austin.

Van oudsher heeft de roos mensen verleid. Wat maakt haar zo bijzonder ?

De Raedt : Het zijn de planten zelf, denk ik. Om te beginnen de prachtige bloem. Of het nu gaat om een wilde roos met enkelvoudige bloemen, of een zorgvuldig gekweekte met een ingewikkelder structuur en goedgevulde bloemen, ze blijven altijd bijzonder mooi van tint. En bij aanvang geurden ze allemaal. Die combinatie van een mooie bloemvorm met die volle geuren en de prachtige tinten, dat maakt de roos uniek. Bovendien is het een bloem die intrigeert, al was het maar omdat ze stekels heeft. Men noemt haar ?edel”, maar dat heeft ze vooral te danken aan de eisen die ze stelt. Een roos moet gevoed en gesnoeid worden om gezonde bloemen voort te brengen. Daardoor is de ze door de eeuwen heen een privilege voor rijke mensen geweest. Als je zo’n struik bezat, moest je personeel hebben om ze te verzorgen. Nu nog is de roos in vele tuinen het pronkjuweel.

De roos staat bekend als een moeilijke bloem. Een plant die veel aandacht vraagt, en vooral ook veel werk.

De Raedt : Een roos vraagt inderdaad meer zorg dan andere planten, maar wat het werk betreft, wordt vaak overdreven. Eigenlijk geeft de roos minder werk dan dat ze zorgen baart. Ik ken mensen die hun rozen goed snoeien, maar zich toch constant blijven afvragen of ze geen fouten maken. Die daar zelfs wakker van liggen. Er zijn rozenliefhebbers die de rest van hun tuin aanpassen : om rozen een plek te kunnen geven, kiezen ze daarnaast voor minder veeleisende planten of een makkelijker ontwerp. Omdat ze in veel gevallen het hele seizoen doorbloeit, vergt de roos bovendien voortdurend onderhoud. Het verhaal dat de rozenliefhebber elke morgen zijn wandelingetje maakt met de schaar in de hand om de verwelkte bloemen te verwijderen, is echt geen fabeltje. Een roos maakt immers meer en betere bloemen, als je de verwelkte wegknipt.

Vorig jaar besloot de Brit Christopher Lloyd, eigenaar en bewoner van het bekende domein Great Dixter, om al zijn rozen weg te doen. Die beslissing zorgde in Engeland voor een schok, omdat de man daarmee toegaf dat die rozen hem toch wel erg veel werk en geld kostten. Tegelijk hield zijn verhaal lof in voor het werk van de vrouwen, want hij vond dat rozen beter staan in een tuin waar zij, met hun fijne vingers, inderdaad bereid zijn om de uitgebloeide exemplaren te blijven wegknippen. Mannen houden zich liever bezig met grote werken, vrouwen met de finesse, de moeilijkste delen waaronder vaak de roos.

Je mag dat natuurlijk niet veralgemenen, maar ik merk toch dat de allerbeste tuiniers vrouwen zijn. Die feeling voor het tuingebeuren, tijd maken, ook voor het prutserige… Mannen zijn eerder organisatoren in de tuin, vrouwen artiesten.

Stelt de plant ook klimatologisch hoge eisen ?

De Raedt : Rozen houden van goed verluchte plaatsen, tamelijk winderig zelfs. Dat wordt vaak onderschat. In veel boeken wordt gehamerd op een beschermde plaats : dat is het slechtste wat je kan doen, want dan ben je vertrokken voor een aantal ziekten die je niet hebt als de roos wordt drooggewaaid. Wij hebben een goed klimaat : voldoende vocht, voldoende wind, nu en dan zon. Iets meer zon mocht wel… Het klimaat veroorzaakt soms grote verschillen : de White Surprise, een creatie van Louis Lens, kan in een Vlaamse tuin twee meter hoog worden en in de Provence wel zeven meter. Zelfs de kleur van de bloem kan verschillen.

Welke zijn uw favorieten ?

De Raedt : Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik zie ze eigenlijk allemaal graag, zelfs de variëteiten die ik vroeger lelijk zou genoemd hebben. Gele rozen met een rood randje, bijvoorbeeld. Normaal genoeg om mij te doen brullen. Maar ik kan mij voorstellen dat die soort, op een uitgekiende plaats in een rood-gele border, als een perfect bindmiddel tussen de gele en de rode partij fungeert. Voor elke roos is er wel een plekje waar ze mooi kan zijn. Natuurlijk heb ik voorkeuren. Ik hou vooral van geurende en van crèmekleurige rozen, net iets donkerder dan roomkleurig, niet geel en niet wit, ?vleeskleurig” eigenlijk. Die tint zit onder andere in Great Maiden’s Blush, de variëteit die Joséphine Rose de Beauharnais Cuisses de Nymphe, nymfebilletjes, noemde. En in Wedding Day, een liaanroos. Met zo’n klimmer kan je tuin pure luxe uitstralen, ongedwongenheid ook. Maar die verkrijg je alleen door een goede plantenkennis, want zo’n klimmer staat het mooist als hij omgeven is door andere planten. Twee van mijn favoriete klimrozen hebben ook die crèmekleurige nuance : Devoniensis en Buff Beauty.

Er zijn ook rozen die meer belangstelling verdienen. Zoals de Super Pink, een schitterende klimroos van Louis Lens met trossen rozen : mooie bolle bloemen als van de oude rozen, en tegelijk doorbloeiend als een moderne roos en geurend. Een variëteit die een vaste waarde zal worden. Alleen verdient ze een mooiere naam, want Super Pink vind ik echt afschuwelijk. In Vlaanderen heeft men de neiging om goedkope namen te kiezen voor schitterende rozen, terwijl we toch zulke prachtige namen hebben, die ook in het buitenland klinken als een klok. Ik denk aan Memling geen enkele roos heet Memling. Ik ben tot in Amerika moeten gaan zoeken om een roos te vinden die Rubens heet. Daar ontdekken ze dat wel : dat Rubens prachtig schilderde, dat hij ook rozen schilderde en dat het dus logisch is dat een roos Rubens heet. Namen als Van Dijck, Rubens, Jordaens, Van Ostaijen, Sax… Als je het verstandig aanpakt, kan je een roos gratis een zekere allure meegeven, alleen maar door haar de juiste naam te geven en haar te koppelen aan het imago van die persoon. Op dat vlak laat men nog te vaak kansen liggen.

Er is bij tuinliefhebbers een groeiende belangstelling voor streekeigen planten en bloemen. Geldt die tendens ook voor rozen ?

De Raedt : Ja, de belangstelling voor de wilde of de botanische roos zal de komende decennia zeker toenemen. Eindelijk. Want ook al zijn ze maar eenmalig bloeiend, ze hebben een interessant neveneffect : in het najaar ontwikkelen ze rode of oranje bottels die de wintertuin kleur geven. Het grote nadeel van botanische rozen is dat je ze gewoon langs de weg vindt, of aan de rand van een bos. En wat veel voorkomt, wordt niet als waardevol ervaren. Maar momenteel is de wilde roos zo schaars geworden, dat de belangstelling groeit. Gelukkig zagen kwekers in ons land en in Nederland dat op tijd in, en bieden zij al een heel mooi assortiment aan. In totaal moet je het aantal botanische rozen schatten op zo’n 300. Ze geuren allemaal, hebben meestal enkelvoudige bloemen en een interessant gebladerte, van lichtgroen tot blauwgrijs. De bottels zijn even verschillend als de bloemen.

Geïmporteerde rozen waren meestal niet winterhard. Daarom is men ze gaan kruisen met inlandse winterharde soorten. Daaruit zijn halfbloedjes ontstaan, die hier sinds eeuwen groeien en bloeien : oude rozen, die we zo stilaan als van hier kunnen beschouwen. Vaak dragen ze ook een naam die verwijst naar de Lage Landen.

Wat was de meest verrassende ontdekking in uw speurtocht voor dit boek ?

De Raedt : Het dagboekje dat ik ontdekte via een Hollandse dame die gespecialiseerd is in het restaureren van oude tuinen. Dat boekje van Maria Elisabeth Hoffman loopt van 1783 tot 1828. Eigenlijk is het een soort kostenboekje waarin alle uitgaven rond de tuin van het Nederlandse domein Soelen nu Zoelen, vlakbij de stad Tiel staan opgetekend. In dat boekje zat een los blaadje, een boodschappenlijstje met 25 rozen die toen moesten worden aangekocht : prinsesseroosje, koningsroos, kaneelroos, agaatroos… Het verraste mij dat zo’n dame het belangrijk vond dat ze de juiste rozen kreeg en dat het lijstje niet in het Latijn was opgesteld. Blijkbaar waren de Vlaamse namen voldoende. Men wist over welke rozen het ging. Sommige daarvan zijn nu nog te achterhalen : Rose Agathe bijvoorbeeld is door Redouté geschilderd, omstreeks 1820, dus in dezelfde periode. Voor andere rozen ligt het wat moeilijker : koningsroos, koninginneroos, dan moet je al uitzoeken welke vorsten in die tijd belangrijk waren.

In de archieven van Zwolle hebben we ook de catalogus van de kweker Gans teruggevonden, daterend uit de tweede helft van de 18de eeuw. Die catalogus bevat een Latijnse rozenlijst van maar liefst twee pagina’s, met onder andere de Rosa Belgica, die al sinds 1500 in onze streken voorkomt. Er staan nog meer rozen tussen die we nu nog kennen, al is het soms onder een andere naam.

Van boven af : De SUPER PINK foei, Louis, wat een lelijk supermarktnaampje voor de verleidelijkste klimmer die ik in mijn tuin heb is een romantische, volroze roos die in weelderige trossen bengelt aan roodachtig hout, met een zoete geur die even rond

Elsie De Raedt : Dat die zo geliefde roos alleen maar problemen zou opleveren, was niet logisch. Dat wou ik bewijzen.

Boven : De roos laat zich goed verwerken in de border. Ze komt er beter tot haar recht dan in een perk met monocultuur. Het aroma van lavendel houdt rozen vrij van gedierte. Onder : Mijn voorliefde voor uitbundige klimmers, zeg maar liaanrozen, heb ik

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content