De familie Kuijken heeft veel talent voortgebracht, vooral in de muziekwereld. Maar voor een echte familietrek is het dieper graven.

De zes kinderen van Viktor-Louis Kuijken en zijn vrouw Juliana dragen niet alleen welluidende voornamen, ze hebben ook een voorliefde voor muziek. Al zijn ze niet allemaal muzikant geworden. Sigiswald, een vermaard barokviolist, is de stuwende kracht achter La Petite Bande. Wieland is een gevierd cellist en gambist. Barthold reist de wereld af met zijn dwarsfluit. Ook de anderen hebben hun roeping niet gemist, zij het buiten de muziekwereld. Eckhart is een gerenommeerd bioloog, Oswald een gepassioneerd tekenaar en schilder, Arnout een scheikundige.

Toch is de muziek een familietrek, of niet soms ? “Ik geloof nogal in de omstandigheden”, zegt Wieland. “Maar het klopt dat we een oom hadden, een broer van mijn moeder, die vele instrumenten bespeelde. Hij ging naar een concert, kwam thuis en schreef precies op wat hij gehoord had. Er zijn nog mensen die over die gave beschikken, maar het blijft zeldzaam. Mijn moeder, de jongste van dertien, was de klavierspelende dochter in haar familie. Ze speelde thuis vaak piano en dat probeerden wij ook allemaal. In die sfeer zijn we dus opgegroeid en ik was de beste aan de piano. Televisie is nooit in huis gekomen, de radio heel laat. Die hadden we pas toen we naar Brugge verhuisden, ik was toen veertien. Van groter belang waren de zomerkampen die we in Duitsland volgden. Dat gebeurde op aanraden van een kennis van mijn ouders die nog conservator van het Instrumentenmuseum is geweest. Die cursussen liepen in een Jugendhof, een soort jeugdherberg waar een prettige sfeer hing en waar we met bouwdozen instrumenten leerden in elkaar zetten. Er waren zo’n vijftien cursisten en die gingen na een week allemaal met een zelfgebouwd vedeltje met zes snaren naar huis. Een tamelijk eenvoudig instrumentje waar we van alles mee gespeeld hebben. Die ervaringen hebben ons op weg gezet naar de oude muziek.”

Wieland Kuijken en zijn vrouw hebben acht kinderen. Twee ervan zijn beroepsmuzikant, een derde woont sinds zeven jaar in Japan en bouwt daar violen. Zelf is Wieland vroeg van het Atheneum afgestapt. “Ik en de school, dat is een moeilijke combinatie. Ik had gewoon geen interesse, ik was een schoolhater. Sommige van de kinderen en de kleinkinderen hebben dat ook. Het was niet eens een autoriteitsprobleem, ik voelde zelfs niet dat ik er mijn tijd verloor, dat gevoel had ik later alleen in het leger. Ik hoorde gewoon niet op school. Ik ben er opgestapt en naar het conservatorium gegaan waar ik cello studeerde en een beetje piano. De popmuziek is grotendeels aan ons voorbij gegaan. In het leger zat ik op een grote kamer waar de hele dag muziek speelde. Andere muziek, waar ik in het begin niets van begreep. Het klonk allemaal hetzelfde, op de manier waarop voor blanken alle zwarten op elkaar lijken : als je iets niet kent, zie je de verschillen niet. Ik kan niet zeggen dat ik die schlagers haatte. Sigiswald zag dat minder mild. Hij zei ooit dat popmuziek van en voor zieke mensen is.”

Hart en hersenen

Sigiswald heeft drie dochters en twee geadopteerde Koreaanse kinderen. Die dochters spelen allemaal viool, net als hun moeder. “Toch geloof ik meer in de omstandigheden”, herhaalt Wieland. “Maar uiteraard is er talent nodig. Veel meer mensen dan we vermoeden hebben talent, alleen weten ze het niet. Ze hebben de kans niet gehad om muziek te leren of zelfs om het te leren appreciëren. Ik zie talent als een soort nieuwsgierigheid, een aanvoelen. Het heeft niets met gehoor te maken, vergeet niet dat er muzikanten zijn die bijna doof zijn. Het gaat niet om het fysisch gehoor, veel meer om de hersenen. En om het hart. Maar wat is het hart ? Persoonlijkheid. Ik denk dat ik mag zeggen dat ik muziek begrijp, maar toch heb ik niet het talent om zelf muziek te maken. Mijn broers en ik hebben wel het talent van de muzikale acteurs, maar geen van de drie is componist. Ik zeg altijd dat ik graag goede muziek speel maar weet dat ik die zelf niet kan schrijven. Dus speel ik liever goede muziek van iemand anders dan slechte van mezelf. Onze zoon Jan begreep als kind niet goed dat ik mijn eigen muziek niet speelde en toen ik hem dat uitgelegd had, antwoordde hij dat hij later zou proberen om alleen zijn eigen muziek te spelen. En dat is bijna gelukt : hij zit in het productiehuis Lot in Gent en doet de twee.”

Wieland speelde twee jaar in het Nationaal Orkest maar stapte ook daar op. “Ik had er wel goede ervaringen maar wentelde me te veel in het comfort. Het beetje geld kwam vlot binnen, mijn eigen ontwikkeling bleef echter stilstaan. Uiteindelijk nam mijn interesse voor oude muziek de bovenhand en ik verliet het gezelschap. Financieel liep het minder goed, toch vond ik dat het minste probleem : we hebben altijd onze zin gedaan, en een eigen huis hebben we nog altijd niet.”

Is dat geen familietrekje ? “Mijn moeder was een tamelijk onafhankelijke vrouw, onze jongste lijkt op haar. Geen babbelaar, maar ze deed wel haar zin. Mijn vader is op zijn veertiende uit Haarlem naar Dilbeek gekomen waar mijn grootvader een fabriekje had dat industriële gravures maakte, onder meer om rollen behangpapier mee te drukken. Later werden ook art-decomeubels geproduceerd die nu erg zeldzaam en duur zijn. De Kuijkenmeubels. De oudste zus van mijn vader maakte er ontwerpen voor. Maar het klopt dat onafhankelijkheid thuis gestimuleerd werd. Ik heb dat ook en dat verklaart allicht mijn schoolhaat. Het komt eropaan dat je weet wat je wilt, en dat je ook zegt dat het voor jou niet hoeft, als iets je niet aanstaat. Dat komt, geloof ik, van mijn vader, die veel jobs gehad heeft. Hij was technisch tekenaar maar werkte ook twintig jaar voor de Brugse juwelier Gilson als vertegenwoordiger. ‘Je moet niet altijd doen wat de mensen zeggen, want mensen kunnen ook stom zijn’, klonk het thuis. We werden aangemoedigd om goed na te denken alvorens te beslissen. Toen onze eigen kinderen thuiskwamen van school met een ‘nota’, antwoordde ik daar altijd heel serieus op. Ik vroeg bijvoorbeeld of ze ook naar de omstandigheden wilden kijken. Daar waren ze op school niet altijd mee opgezet. Ik sta wel wat sceptisch tegenover het gezag. Gezag moet verdiend worden, ook in de politiek trouwens. Voor de verkiezingen en zeker voor de herverkiezing.”

Consequent, niet makkelijk

Als mevrouw Kuijken erbij komt zitten, moet ze geen moment nadenken over de Kuijkentrekjes. “Hun gedrevenheid en eigengereidheid. Dat hebben ze heel sterk. Daar kan je niet tegenop. Het gaat niet om onnozele koppigheid, maar wat ze doen, doen ze heel erg bewust. En omdat ze weten wat ze willen, gaan ze ervoor en ze zijn daarin heel consequent, waardoor ze niet eens wakker liggen van de financiële aspecten. Onze kinderen hebben dat ook. Maar zulke houding kan ook moeilijk uitvallen voor anderen, wat samenwerking betreft bijvoorbeeld. Toen in het lager onderwijs ooit gevraagd werd wie niet graag naar school ging, stak onze Sofie heel beslist de hand op. Op de verklaring van haar houding moest de lerares niet lang wachten : ‘Omdat je thuis ook kunt spelen. ‘ Nu moet ik toegeven dat zulke houding evengoed een beetje uit mijn familie komt : als ik overtuigd ben van wat ik wil, zal niemand me ompraten om iets anders te doen.”

De Kuijkens werden ook atheïstisch opgevoed, en dat was in die tijd niet vanzelfsprekend. “Toen een broertje van mijn vader op zijn vijfde zwaar ziek werd en de dokter vaststelde dat hij niets meer kon doen, volgde de pastoor hem op aan het ziekbed. Ook hij sloeg de handen in de lucht. Daarop wendden mijn grootouders zich tot een natuurdokter, niet echt ongewoon in Nederland in die dagen. Deze genas het kind. Sterker nog : het ‘jongetje’ werd een stuk in de tachtig en zou overigens de enige beroepsmuzikant worden langs vaders kant. Die gebeurtenis heeft een enorme ommekeer teweeggebracht. Mijn grootouders besloten van dan af dat het gedaan moest zijn met dokters en pastoors. Alleen de natuur toonde de weg. Dat wij als kinderen vegetarisch zijn opgevoed, is daar een uitvloeisel van. Zelf ben ik nog altijd atheïst, en dat is niet rebels bedoeld. Men kan zeggen wat men wil, ik denk er het mijne van. Ik hoef ook niet zo nodig ergens bij te horen, ook niet bij de bond van de atheïsten.”

Misschien zou u lid kunnen worden van de club van de onafhankelijke denkers ? “Ik denk er niet aan, want dat wordt dan weer zo’n clubje. Ik heb het niet zo voor de -ismen.”

“Mijn schoonouders waren een geweldige schoonfamilie”, herinnert mevrouw Kuijken zich. “Ik voelde me goed en gelukkig als ik bij hen was. Ze waren als vader en moeder voor me, en ze hadden hun principes. Daar keek ik als jong meisje geweldig naar op. Maar soms was het ook even schrikken. Toen opa bijvoorbeeld zei : ‘Ge moet nooit spijt hebben van iets, nooit achterom kijken en schrikken ook al niet. Liever eerst kijken of het de moeite waard is.”

Wieland herinnert zich nog dat een broer van vader zei : “Ge moet de kinderen nooit naar school sturen, want ze verleren er alles wat ze kunnen.” “Dat is extreem natuurlijk, maar er zit toch veel waarheid in. Noem het een prisedeconscience.”

Als ik al met de deur in de hand sta, verbaas ik me nog steeds over het talent dat zo overvloedig aanwezig is in de Kuijkenfamilie. Wieland niet : “Veel talent gaat verloren door gebrek aan eigengereidheid en zelfvertrouwen”, zegt hij bij het afscheid. Vandaar dus.

Door Pierre Darge I Foto’s Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content