Elegante, mooie, maar o zo keurige iconen van de jaren vijftig, als Grace Kelly, bepalen deze winter het vrouwbeeld (zie elders in dit nummer), maar als het van John Galliano afhangt, kleden meisjes zich als de rebelse jongens uit die periode.

: : The Teds, Chris Steele-Perkins & Richard Smith, ISBN 1 899235 44 2

Dé inspiratiebron voor de Dior-collectie herfst/winter 2004 is de Britse teddyboy. Vijftig jaar geleden zorgden de teddyboys aan de overkant van het Kanaal voor opengekerfde bioscoopzitjes, alarmerende krantenberichten én het eerste echte tieneruniform. Met zijn glimmende vetkuif en lange Edwardiaanse jas was de Ted de Britse tegenhanger van de Amerikaanse rock-‘n-roller. Een portret van de ultieme working class hero.

John Galliano staat bekend om zijn ophefmakende shows : theatrale make-up, uitzinnige outfits, ensceneringen over the top, het is het minste wat je mag verwachten van een Dior-show. Wanneer Galliano in maart van dit jaar de prêt-à-portercollectie van Dior voor de komende winter voorstelde, reageerde het publiek verbaasd, verbolgen en zelfs verafschuwd. Wat er dan te zien was ? Onherkenbaar geschminkte modellen, hun lange haren opgerold in enorme vetkuiven. Kleuren die alle kanten uitspetterden, egale glansstoffen afgewisseld met luipaard- en slangenvelmotieven. Weinig jurken, des te meer net iets te korte broeken met ultrarechte pijpen, gecombineerd met XXX-large jassen. Onderaan reikten de jassen bijna tot aan de knieën, bovenaan hadden ze behalve ongelooflijk brede schouders ook nog oversized bontkragen. Uit elke kraag puilden decimeters opgepofte crêpe en onder ieder silhouet liepen de typische suèdeschoenen uit de jaren vijftig, met punt én ultradikke zool.

Het publiek was het er roerend over eens dat de wintercollectie van Dior ondraagbaar, onvrouwelijk én dus oncommer- cieel was. Viel die groteske vertoning nog te catalogiseren onder de noemer prêt-à-porter ? De enige uitleg die Galliano zelf gaf, was dat de collectie geïnspireerd was op het silhouet van de teddyboy, de Britse rocker uit de jaren vijftig.

Daarmee herinnerde hij ons eraan dat het precies vijftig jaar geleden is dat de naoorlogse generatie tieners een eigen identiteit én bijpassend uniform bedacht bij de rock die vanuit Amerika overwaaide. De Britse jongeren vonden die in de zogenaamde drape : de lange jas die begin twintigste eeuw, in de Edwardiaanse periode gedragen werd door mannen uit de gegoede Britse klasse. Na hem kwam de mod, de skin en de punk, maar de teddyboy ( Teddy is de koosnaam voor Edward) ging de geschiedenis in als de ultieme Britse working class hero. Zelfs The Beatles gingen, toen ze nog The Quarrymen heetten, gekleed in het teddy-uniform. Voor zowel de jonge John Lennon als de jonge George Harrison waren de Liverpoolse Teds urban cowboys om naar op te kijken. Tijd voor een terugblik, met dank aan John Galliano.

Het spoor van rebellie

“In early 1954, on a late train from Southend, someone pulled the communication cord. The train ground to a halt. Light bulbs were smashed. Police arrested a gang dressed in Edwardian suits.” De achterflaptekst van The Teds, een boek dat geldt als hét naslagwerk over het ontstaan en verloop van de teddyboy-cultuur. Laat er geen twijfel over bestaan : in het Groot-Brittannië van de vroege jaren vijftig waren zij de Nieuwe Wilden. The Teds is het bekendste werk van documentairefotograaf Chris Steele-Perkins, voor het eerst uitgegeven in 1979, heruitgebracht in 2002. Richard Smith schreef er een gedetailleerd en vooral amusant relaas bij over de eerste Britse jongerencultuur en waarom de Teds precies dat uniform kozen, maar de zwartwitfoto’s van Steele-Perkins vormen de belangrijkste reden om het boek in huis te halen. Vanaf 1976 was de look en bijbehorende fifties-esthetiek aan een revival en het was in die periode dat Steele-Perkins een groep teddyboys volgde. De van nostalgie vervulde seventies-Teds die hij portretteerde – op de dansvloer, in hun woonkamer, tijdens bijeenkomsten, poserend voor een witte muur – mochten dan niet de originele specimen zijn, de working class pride die op hun gezichten te lezen is, weerspiegelt de impulsen die de teddyboy-beweging en -look precies vijftig jaar geleden vorm gaven.

In Groot-Brittannië doken vanaf 1954 verhalen op van weerspannige jongeren in lange jassen die zomaar aan de noodrem van de trein trokken. Die gevechten hielden in dansgelegenheden en oude dametjes beroofden om met de buit een duur Edwardiansuit te kopen. Jeugdrechters en bisschoppen suggereerden de herintroductie van de lijfstraf op de scholen, maar hoe meer het establishment de nieuwe jongeren aan banden legde, des te meer ze rebelleerden. Door de hele fifties stegen de cijfers van de jeugdcriminaliteit. En niet alleen in Groot-Brittannië, in de jaren vijftig rebelleerde de jeugd overal.

Rock-‘n-roll

De tiener van de jaren vijftig had als kind de ontberingen en angsten van de oorlog meegemaakt en was vastbesloten zijn schade in te halen. Uit Amerika kreeg hij hulp in de vorm van de rock-‘n-roll : in 1954 geïntroduceerd via Bill Haley’s Shake, Rattle and Roll. In Nederland en later ook bij ons hulden de nozems zich in leder en jeans – de polderversie van de Amerikaanse motorrijders zoals vereeuwigd in The wild One met wijlen Marlon Brando – maar de Britse rebel koos de stijve vooroorlogse Edwardiaanse jas als uniform.

De working class boys gebruikten de oer-Britse geklede jas als basis voor hun look : met een Amerikaanse vetkuif en bakkebaarden, en in plaats van de authentieke Edwardiaanse strik de bootstring – de veterdas van de cowboy, de gunman en de gambler.

Beetje bij beetje vervolledigden andere Amerikaanse accessoires het silhouet : de bootstring tie werd bijeengehouden door western-medaillons – schedels, adelaars, dollartekens, holsters. De broeken van de teddyboys waren ultrasmal en driekwart van lengte, ze werden drainpipes genoemd, de schoenen waren zogenaamde brothel creepers of crepe-boppers : suède punten op dikke schuimrubberen zolen. De Britse arbeidersjongen droomde van Amerika, maar was chauvinistisch genoeg om een oer-Brits icoon als basis te kiezen. Later zou de mod er nog een schepje bovenop doen door gigantische UnionJacks op de rug van zijn parka te naaien.

Al in 1954 was het uniform van de Ted compleet, maar 1956 wordt algemeen beschouwd als hét jaar van de teddyboy. In dat jaar werden diverse Britse bioscoopzalen waar de film Rockaround the Clock werd vertoond op stelten gezet door dansende en schreeuwende Teds. Via krantenberichten leerden brave burgers het Ted-lexicon kennen : rocken, jiven, raven en seat slashing, met een vlijmscherpe stiletto kerven in de leren bekleding van een bioscoopstoeltje.

De revival van de vetkuif

Ironisch genoeg was de eerste vandaal ook de eerste tienerconsument. In de jaren vijftig werd de wereld heropgebouwd, veroverden nieuwe producten onze huiskamers en ontstond de markt van de vrijetijdsbesteding. De belangrijkste consument daarvan was de teenager, en in Groot-Brittannië was die tiener de teddyboy. Kleermakers lieten hun fantasie de vrije loop en voerden de vereiste accessoires in, openbare zwembaden installeerden een Brylcreem-automaat, en patsers allerhande organiseerden talentenjachten, imitatiewedstrijden en wedstrijden voor de best geklede teddyboy.

Tegen 1959 was de leefwijze, het jargon en het uniform van de teddyboys volledig geïnstitutionaliseerd. De rebellen van weleer gingen trouwen, kregen kinderen en gingen uit werken in een fatsoenlijk pak. De Teds die dapper doorgingen, werden amper nog opgemerkt. Sommigen ruilden hun drape in voor een korte leren motorjas : zij werden rockers, de gezworen vijanden van de mods.

In 1967, op het hoogtepunt van de flowerpower, sloeg de nostalgie voor het eerst toe. Bill Haley & The Comets stonden met Shake, Rattle and Roll opnieuw in de Britse charts, en een nieuwe generatie jongeren bekeerde zich tot de Ted-look. De broeken waren iets wijder, de brillantine werd vervangen door haarlak, en het rebelse van weleer moest wijken voor een veeleer conservatieve verheerlijking van het verleden. Sindsdien duikt de look om de zoveel jaar weer op. Een tweede grote revival kregen we in 1976, nota bene het jaar van de punk.

Androgynie

Anno 2004 flirt Galliano met het Ted-uniform, en de Dior-collectie wordt afgedaan als lelijk, ondraagbaar en grotesk. Galliano heeft commerciële zelfmoord gepleegd, wordt er gefluisterd. Het is inderdaad zeer twijfelachtig of de fashionista’s deze winter kiezen voor de oversized jassen en driekwart broeken van Galliano. En welk Dior-meisje zal de komende maanden naar de discotheek trekken in mannenschoenen ? Want misschien werden we nog het meest van alles gechoqueerd door het androgyne karakter van de collectie. Galliano durfde het aan een vrouwenlichaam te voorzien van een oermannelijk rebellenuniform.

Peer groups en de bijbehorende vestimentaire codes zijn altijd een jongenszaak geweest. De teddyboy, de mod, de skin : het was een jongen. Zijn liefje moest het stellen met ofwel een sexy, maar totaal niet stoere outfit, ofwel met een veeleer lachwekkende, afgezwakte versie van zijn look. Teddygirls zagen eruit als huisvrouw-pin-ups, modmeisjes kwamen niet verder dan een parka op een rok, en de vrouwelijke skin slofte door de stad als een kaalgeplukte kip.

Een vrouw die zich het uniform van de rebel durft toe te eigenen, die met trots androgyn durft te zijn, dwingt respect af. In 1979, voor de hoes van de tweede elpee van The Pretenders, mat de coolste aller rocksters zichzelf de Ted-look aan. Gehuld in Edwardiaanse jassen kijken Chrissie Hynde en haar band zelfverzekerd in de lens : de wereld is van ons. ” A working class hero is something to be”, zong John Lennon.

Tekst Katia Vlerick

Het publiek reageerde verbaasd en verbolgen : wat John Galliano toonde, was ondraagbaar, onvrouwelijk én commercieel een zelfmoord.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content