Op 12 mei 2004 zal het honderd jaar geleden zijn dat in Catalonië Salvador Dalí geboren werd. Wie de grote drukte wil vermijden, gaat dus eerder naar magisch Dalí-land. Of beter : Dalí- en Gala-land. Want wie Dalí zegt, zegt Gala, “de vrouw die mij ervoor behoedde een regelrechte dolleman te worden”.

I vull tornar al lloc més bonic del mon, a Cadaqués.” Zo staat het op een afbladderende gevel in de hoofdstraat van Cadaqués, naast een foto van Dalí van de hand van Man Ray. En ook al is mijn kennis van het Catalaans eerder beperkt, de boodschap is duidelijk : Salvador Dalí iDomènech was hier graag. Wat bewijst dat hij lang niet zo gek was als hij graag liet uitschijnen. Toegegeven, Dalí was hier kind aan huis. Zijn vader, een welgestelde notaris met een praktijk in het nabijgelegen Figueres, stamde uit Cadaqués en had een huis aan het strand van Llaner. De jonge Dalí, bepaald geen studiehoofd, bracht hier de vakanties door en zou de plek altijd associëren met zomer en de vrijheid om zich frenetiek aan het schilderen te wijden. Later zou hij samen met Gala in de nabijgelegen baai van Port Lligat een vissershut laten verbouwen tot hun eigen honk, een soort kruising tussen Disneyland en het kabinet van dokter Caligari.

Maar laat ik vooral niet op de zaken vooruitlopen. Want op dit ogenblik bevinden we ons nog maar op de GE 614, net voorbij de afslag naar Roses, dat we links laten liggen wegens te toeristisch. Na een slingerende klim door kale bergen gaat het opeens steil naar beneden, naar een wit stadje als een fata morgana, aan een baai zoals je ze meestal alleen in reclamespots voor aperitief aantreft. Aquí Cadaqués, het mooiste stadje van de Costa Brava. Je zou kunnen stellen dat Dalí er tegelijk een vloek en een zegen voor is. Enerzijds lokt de controversiële kunstenaar zelfs postuum nog altijd veel bezoekers, zodat het stadje vooral ’s zomers uit zijn voegen barst. Anderzijds heeft Dalí er bij leven altijd voor geijverd dat Cadaqués vrijwel ongeschonden zou blijven, zonder storende hoogbouw. Door zijn toedoen verklaarde Franco zelf het gehucht Port Lligat tot nationaal monument. Eind september, het moment dat wij Dalí-land aandoen, resideren er vooral artistiekelingen en welgestelde oud-hippies op Harleys, het grijzende haar blowing in the wind. Op het plein tegenover Café Maritim zorgt een cricketwedstrijd voor de nodige ambiance : een team van Hostal Marina tegen ‘de rest van de wereld’, een jaarlijkse traditie sinds 1968 zoals een spandoek trots vermeldt. Een bronzen Dalí, snorpunten in aanslag, kijkt vorsend toe. De meester is hier trouwens alomtegenwoordig, in de meest uiteenlopende vormen : op foto’s, als sculptuur, als papier-maché sandwichman bij de ingang van souvenirwinkels.

In vislijm en geitendrek

Joan Marti, de huidige patron van Casa Anita, heeft Dalí alleen als stokoude man gekend, toen hij vergezeld van een arts en twee verpleegsters kwam eten. “Maar mijn ouders zouden je verhalen kunnen vertellen. Want Gala en Dalí waren niet vies van een schandaaltje. Hoewel ze zich in het restaurant meestal koest hielden. Hier viel er niets te provoceren, hier wilden ze gewoon lekker eten, zoals iedereen. Casa Anita is een begrip in Cadaqués en ver daarbuiten : de muren gaan schuil onder de gesigneerde foto’s van internationale beroemdheden en ook koning Juan Carlos schuift hier wel eens de benen onder tafel. Een menukaart is er niet : Joan, een Catalaan met zo’n typisch metaalachtig stemgeluid dat door merg en been gaat, komt er familiair bijzitten om te vertellen wat je moet eten. De vissoep en de carpaccio van kabeljauw met frisse tomatencoulis blijken inderdaad voortreffelijk, evenals de sardienen en calamares ala plancha.

Ook hier kijkt de Grote Surrealist toe vanaf de muur. Het hoofd enigszins achterover, de ogen wijdopen gesperd : de karakteristieke Dalí-houding. Op vele foto’s draagt hij een zwart hemd met gestileerde witte bloemmotieven, de outfit van een countryzanger of een circusbaron. Maar wie goed kijkt, ziet dat de bloemen fleurs de lys zijn, het symbool van de Franse koningen. Tijd voor confidenties bij de koffie : voor ik op uitnodiging van de Catalaanse dienst voor toerisme hierheen kwam, was ik helemaal niet zo’n Dalí-fan. Te veel postkaarten van z’n Christus-aan-het-kruis gezien, te veel kalenders met olifanten op spillepoten en uitlopende horloges. Maar hoe meer ik me in de figuur verdiep, hoe meer hij me ging intrigeren. Niet dat Dalí zelf het je gemakkelijk maakt : in Het geheime dagboek van Salvador Dalí heeft hij nog het meest van een boosaardig jongetje dat de grote mensen graag voor schut zet. Of wat dacht u van het volgende fragment :

“André en Courgette Breton komen aanwaaien. Ik kan niet wachten om André mijn nieuwste schilderij te tonen, van een lief klein bedelaartje met een grote traan in zijn prachtige bruine ogen. Maar Gala verbiedt het : ‘Denk om je reputatie’, schreeuwt ze en stuurt me naar boven om iets minder elegants aan te trekken. ‘Ha, veel beter !’ zegt ze als ik weer tevoorschijn kom. ‘Je bent altijd op je best in vislijm en geitendrek.’ Nog een geluk dat ze door de mest mijn das van de golfclub niet ziet.”

Dat soort ongein dus. Maar nu loop ik alweer op de dingen vooruit. Want laten we eerst samen tot op het rotsachtige strand van Llaner wandelen, dat zo vaak als achtergrond diende voor Dalí’s groteske creaties. Hier speelde hij als kind. Volgens zijn leeftijds- en stadsgenoot, de dichter Jaume Maurici : “Een wat afwezige jongen, verlegen en zonder een spoor van pretentie of ijdelheid.” Maar op zijn zestiende besloot die verlegen jongen een genie te worden. “En de wereld zal mij bewonderen.” Wat die ommekeer veroorzaakte ? Volgens een reportage in El Pais, toch een serieuze Spaanse krant, had Dalí el pene tan pequeño, dat hij vreesde er niets mee te kunnen aanvangen. Un pene pequeño, dat snapt een mens zelfs zonder woordenboek Spaans. Manuel, gids in het Teatre-Museu Dalí in Figueres, doet er geen doekjes om : “Dalí was impotent. Op zijn zestiende creëerde hij het masker van de provocateur Dalí om de wereld aan te kunnen.” In El Pais is er verder sprake van theatrale erotische ceremonieën die de volwassen Dalí graag mocht ensceneren. Maar zelf zou hij alleen maar toegekeken hebben, wegens een horreur van lichamelijk contact. Wat natuurlijk vragen doet rijzen over zijn verhouding met Gala, de vrouw die heel zijn leven zou beheersen.

Muze en/of inhalige spin

Het was precies op dit strand, het strand van Llaner, dat hij haar voor het eerst in badpak zag. De ontmoeting had plaats in augustus 1929. Tijdens zijn kunstopleiding in Madrid was de jonge Dalí bevriend geraakt met Federico García Lorca en Luis Buñuel, die hij in Parijs hielp met het draaien van het verontrustende Un chien andalou. Juist, die film met het oog en het scheermesje. In Parijs ontmoette Dalí Picasso en de dichter Paul Eluard, die graag mocht wapperen met naaktfoto’s van zijn (op dat moment afwezige) exotische Russische vrouw Gala. Dat moet nogal indruk gemaakt hebben op de sekshongerige, gefrustreerde Dalí. In elk geval nodigde hij Eluard, Gala en hun dochter Cécile samen met Buñuel, René Magritte, de kunsthandelaar Camille Goemans en hun respectieve echtgenoten uit in het paradijs van zijn kinderjaren. Bij de eerste aanblik van de gracieuze Russische sloegen bij de kunstenaar alle stoppen door. Gala was veeleer opvallend dan echt mooi en tien jaar ouder dan hij, maar haar air van seksuele vrijgevochtenheid en aantrekkelijke figuur (Dalí noemde zich de grootste schilder van vrouwenderrières aller tijden) maakte haar onweerstaanbaar.

Helena Ivanovna Diakonovna, koosnaam Gala, moet een van de meest raadselachtige vrouwen aller tijden geweest zijn. Zowel over haar echte naam als haar geboortedatum bestaat onduidelijkheid, maar aangenomen wordt dat ze in Kazan geboren werd, als dochter van een hoge ambtenaar. Haar moeder bewoog zich in artistieke kringen en zou na de vroege dood van haar man een rijke advocaat aan de haak slaan. Volgens bepaalde bronnen zou Gala door haar stiefvader misbruikt zijn. Hoe ook, ze groeide op met boeken en toen ze zeven was, begon ze Frans te leren. Paul Eluard leerde ze kennen in een Zwitsers sanatorium ; haar zwakke gezondheid zou haar niet beletten stokoud te worden. Wie de aan haar gewijde biografieën doorneemt, kan maar één ding concluderen : de muze van een groot kunstenaar zijn is een ondankbare taak. Je moet niet alleen mooi en intellectueel inspirerend zijn, maar jezelf volkomen wegcijferen en een nobele slaaf zijn van ’s kunstenaars lusten en luimen. Wie daarin tekort schiet, krijgt het hard te verduren. “Een monster van zelfzucht”, werd Gala door tijdgenoten genoemd, “een inhalige spin”, “de hoer van de steppen”. André Thirion, surrealist van het eerste uur, drukt het wat genuanceerder uit : “Gala was een krachtige en fascinerende figuur in de Parijse avant-garde. Ze wist wat ze wou : de genietingen van hart en zinnen, geld en de nabijheid van een genie. Ze beoordeelde mensen op hun doeltreffendheid in de echte wereld en elimineerde zonder scrupules wie middelmatig was.”

Dat ging zo ver dat ze de surrealisten tot een gezegde inspireerde. Wie goed werk leverde “moest op Gala verliefd geweest zijn”. Ze had affaires met De Chirico en Max Ernst, leefde zelfs een poosje in een ménage à trois met Ernst en Eluard. Buñuel kon haar niet uitstaan, hij probeerde haar zelfs ooit te wurgen.

Aangeraakt door de zon

Wat trok Gala aan in Dalí ? Zelf is ze altijd heel discreet geweest over haar privé-leven, maar volgens ooggetuigen vond ze hem bij de eerste aanblik ronduit afstotelijk. Geen wonder, want naar eigen zeggen giechelde de kunstenaar manisch en had hij op zijn hoofd een uil, “gesculpteerd uit eigen excrementen”. Als je het mij vraagt, kun je Dalí’s autobiografische geschriften maar beter met een flinke korrel zout nemen. De stelling dat Gala voor het geld met Dalí in zee ging, houdt geen steek, want op het moment dat ze hem ontmoette, was hij zo arm als een kerkrat. En behoorlijk gestoord. Zo was hij als de dood voor sprinkhanen, geesten, de metro, treinkaartjes kopen, schepen en telefoons (wat een heel ander licht werpt op de ogenschijnlijke humor van een doek als De kreeftentelefoon). In Dalí’s eigen versie van hun eerste cruciale omhelzing, “op een van de meest woeste en minerale plekken van Cadaqués”, vraagt hij haar herhaaldelijk wat ze van hem verwacht. ” Ge veux que vous me fesiez crever“, zou haar antwoord geweest zijn, althans in Dalí’s enigszins eigenzinnige Frans. Hoe ook, toen Eluard en de rest van het gezelschap opnieuw naar Parijs vertrokken, bleef Gala achter bij Dalí. Tot grote verontwaardiging van Dalí’s vader en zuster Anna-Maria, die Gala zowat als de incarnatie van het kwaad beschouwden. Dat ze zich verder nooit meer iets van haar dochter Cécile aantrok, sprak natuurlijk niet in haar voordeel.

Zelfs voor wie bekend is met Dalí’s oeuvre, is het huis dat hij en Gala in Port Lligat bouwden een overrompeling. De ligging alleen al, aan een beschutte baai nabij het natuurpark van Cabo de Creus, het meest oostelijke punt van Spanje, “waar Dalí als eerste in Spanje door de zon wordt aangeraakt”. Het licht is hier volgens hem dat van een mediterraan Delft. Op de kaap staat een oude vuurtoren en een verweerd douanehuis dat nu een café-met-adembenemend-uitzicht is. En dan het huis zelf, van buiten strak en wit, van binnen een surrealistisch labyrint, vol opgezette dieren, maskers, krukken, sofa’s in de vorm van lippen en een gipsen Griek uitgerust met een David Crockett-muts, een scherm-masker en een Amerikaanse voetbal. In zijn schildersstudio met zicht op de baai een beweegbaar metalen frame dat hem in staat stelde zittend grote doeken te schilderen. Hier kwamen de meeste van zijn bekende werken tot stand, zoals de Christus van Sint-Jan van het Kruis, het Laatste avondmaal, de madonna vanPort Lligat en Dalí die Gala op de rug gezien schildert. Er is een ovaal boudoir en een zwembad omringd door Michelin-mannetjes, Pirelli-banden, de godin van de jacht en een kopie van de Leeuwenfontein van het Alhambra, maar dan met parfumflesjes in de vorm van torero’s. The mad hatter meets Andy Warhol, zo zou je de sfeer kunnen typeren. De aankleding van de meeste vertrekken, in een vaag oriëntaalse stijl, is overigens van Gala, die er naar de vele foto’s te oordelen, op latere leeftijd altijd met een strik in het haar steeds meer als een overjaarse Minnie Mouse begon uit te zien.

Was Dalí dan vooral een groot kind met perverse fantasieën, een klaverenzot, een meester in zelfpromotie ? Wie het Teatre-Museu Dalí in Figueres bezocht heeft, weet wel beter. Figueres is een aardig provinciestadje, met een Rambla en van die typische mooilelijke Spaanse cafés waar oude mannen met scherp gesneden koppen elkaar plechtig de hand drukken voor ze een cortado bestellen en onder akelig neonlicht gelaten het eind der tijden afwachten. Er is het eerbiedwaardige Hotel Duran, met zijn restaurant in art nouveau, waar de Dalí’s graag te gast waren, te oordelen naar de door de kunstenaar bewerkte en getekende menu’s. Het hele stadje baadt trouwens in een surrealistische sfeer, al was het maar door de alomtegenwoordige Dalí merchandising : sweatshirts en badjassen met een opdruk van smeltende horloges, serviezen met een vliegenmotief, anorectische olifanten. Maar hét bedevaartsoord voor de liefhebbers is natuurlijk het Teatre-Museu Dalí, de voormalige stadsschouwburg die door Dalí zelf werd opgetuigd en die na het Prado het populairste museum van heel Spanje is. Goed, er is het voor Dalí gebruikelijke rariteitenkabinet : de Car-naval, een zwarte Cadillac waarin het op wassen poppen regent als je er een muntje in stopt, de Venus van Milo met schuifladen, het gezicht van Mae West ingericht als kamer, een handschoen van Liz Taylor die zich ontvouwt tot een Christusfiguur. Gala is overal, zij was duidelijk Dalí’s favoriete model. Vaak tekent hij zijn schilderijen met GalaDalí. Beroemd is het grote doek Gala naakt kijkendnaar de zee, dat op een afstand van achttien meter miraculeus verandert in een portret van Abraham Lincoln. Veel bravourestukjes dus, gekoppeld aan ingenieuze, maar ietwat gedateerde poparttechnieken. Maar in de Sala del Tresor vind je de twee grootste schatten van het museum : Galarina, een klassiek olieverfportret waarin Dalí zich vereenzelvigt met Rafaël die Fornarina schilderde. En Het Broodmandje, banaal van onderwerp, maar zo perfect van compositie en licht dat het de hand van een genie verraadt. Dit was trouwens het schilderij dat Dalí vaak met zich meenam als hij reisde, alsof hij zichzelf aan zijn meesterschap wilde herinneren.

Een kasteel als epiloog

Na de exuberantie van het artistieke pretpark Teatre-Museu Dalí is het Castell GalaDalí in het landelijke Púbol, op zo’n vijftig kilometer van Cadaqués, een beetje een ontnuchtering. En toch… Gala had zichzelf altijd al een kasteel gewenst. Berucht is de foto met dwars over haar voorhoofd de woorden Tête à château. Castell Púbol is Dalí’s ultieme geschenk aan haar, de expressie van zijn passionele liefde : een plek waar ze zich op haar oude dag kon terugtrekken, weg van hem. De schilder was hier enkel welkom op uitnodiging. Kwatongen beweren dat Gala ook hoogbejaard nog over een uitgesproken seksuele appetijt beschikte en een afgelegen woonst nodig had om haar jonge minnaars te ontvangen. Er was een wat absurde episode toen ze Jeff Fenholt, de hoofdacteur van de musical Jesus Christ Superstar onder haar vleugels nam, terwijl Dalí met Amanda Lear optrok. Wat er ook van zij, Castell Púbol draagt duidelijk haar stempel, ondanks de obligate opgezette beesten en Dalí-eske trompes-l’oeil. Niet voor niets zweeft haar beeltenis, als een engel met een leeftijdsloos gezicht, boven de ingang van de pianokamer. Op zolder kun je haar couture avondjurken bewonderen, in haar boudoir hangt nog altijd een wat weeë oudedamesachtige poedergeur.

Op 11 juni 1982 werd Gala begraven in de crypte onder Castell Púbol. De eerste die Dalí van haar dood op de hoogte bracht, was de Spaanse koning Juan Carlos, die hem kort daarna tot de adelstand verhief. De nalatenschap van de schilder ging dan ook bijna volledig naar de Spaanse staat. De tombe naast Gala is leeg. Dalí had altijd al een hekel aan het sombere souterrain. Gala was meer dan een vrouw voor Dalí : ze was zijn manager, agent, PR-vrouw, boekhouder en beschermer. “Ze deed alles voor hem”, getuigde Bettina Bargery, een zeldzame vriendin. “Als hij alleen op stap ging, speldde ze een briefje met zijn bestemming op z’n kleren, opdat hij niet verloren zou lopen.” Ze was ervan overtuigd dat het háár passie was die de grote artiest in Dalí had doen openbloeien. Zelfs Dalí’s vader gaf ooit schoorvoetend toe dat zijn zoon zonder Gala waarschijnlijk onder een Parijse brug terechtgekomen zou zijn. Toen Avida Dollars (een anagram bedacht door André Breton) te zeer beefde om nog te kunnen schilderen, organiseerde het paar samen de productie van ontelbare valse Dalí’s. Je zou kunnen zeggen dat ze elkaar verdienden. n

Linda Asselbergs l Foto’s Marc Goldchstein

Wat trok Gala aan in Dalí ? Volgens ooggetuigen vond ze hem bij de eerste aanblik ronduit afstotelijk, hij had dan ook een uil op zijn hoofd, “gesculpteerd uit eigen excrementen”.

De tombe naast Gala is leeg. De ‘marqués de Dalí y Púbol’ werd op 23 januari 1989 begraven in het Teatre-Museu Dalí.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content